Artikel 145^35, WIB 92

Art. 145^35, zesde en elfde (opgeheven) lid, treedt in werking de dag waarop de wet in het Belgisch Staatsblad (31.12.2021) wordt bekendgemaakt en is van toepassing vanaf aanslagjaar 2022 (art. 24 en 25, progW 27.12.2021 - B.S. 31.12.2021; Numac: 2021043625)


Er wordt een belastingvermindering verleend voor de in het belastbaar tijdperk werkelijk betaalde uitgaven voor de oppas van één of meer kinderen:

- ofwel ten laste van de belastingplichtige;

- ofwel voor wie aan de belastingplichtige bij toepassing van artikel 132bis, de helft van de toeslagen op de belastingvrije som bedoeld in artikel 132, eerste lid, 1° tot 5°, wordt toegekend.

De belastingvermindering wordt verleend onder de volgende voorwaarden:

1° de uitgaven hebben betrekking op het vergoeden van kinderoppas in de Europese Economische Ruimte buiten de normale lesuren tijdens dewelke het kind onderwijs volgt en moeten gedaan zijn voor kinderen die de leeftijd van veertien jaar niet hebben bereikt;

2° de belastingplichtige verkrijgt beroepsinkomsten;

3° de uitgaven zijn betaald:

a) ofwel aan instellingen of opvangvoorzieningen die worden vergund, erkend, gesubsidieerd of gecontroleerd of waaraan een kwaliteitslabel werd toegekend:

- door Opgroeien regie, door het "Office de la Naissance et de l'Enfance" of door de regering van de Duitstalige Gemeenschap;

- of door de lokale openbare besturen of openbare besturen van de gemeenschappen, andere dan de in het eerste streepje vermelde besturen, of van de gewesten;

- of door buitenlandse openbare instellingen gevestigd in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte;

b) ofwel aan kinderdagverblijven of zelfstandige opvanggezinnen die onder toezicht staan van de in a, eerste of derde streepje, vermelde instellingen;

c) ofwel aan scholen gevestigd in de Europese Economische Ruimte of aan instellingen of opvangvoorzieningen die verbonden zijn met de school of de inrichtende macht.

d) ofwel aan organisaties gevestigd in de Europese Economische Ruimte die thuisopvang voor zieke kinderen door professionele oppassers organiseren of aan zelfstandige oppassers die een ziek kind oppassen in het kader van hun beroepsactiviteit die ze uitoefenen in de Europese Economische Ruimte.

4° de uitgaven worden gerechtvaardigd door het attest dat de in 3° bedoelde instanties en die gevestigd zijn op het Belgische grondgebied verplicht zijn af te leveren aan de belastingplichtige die ze heeft gedaan. Het model van dit attest wordt bepaald door de Koning.

In afwijking van het tweede lid, 1°, wordt de vermindering eveneens verleend voor de uitgaven gedaan voor de opvang van kinderen met een zware handicap die de leeftijd van éénentwintig jaar niet hebben bereikt, en dit onder dezelfde voorwaarden.

Voor de toepassing van dit artikel, wordt onder "kind met zware handicap" verstaan, het kind dat recht heeft op de verhoogde kinderbijslag op basis van een van de volgende criteria:

1° ofwel, meer dan 80 % lichamelijke of geestelijke ongeschiktheid met 7 tot 9 punten van de graad van zelfstandigheid gemeten aan de hand van de gids gevoegd bij het koninklijk besluit van 3 mei 1991 tot uitvoering van de artikelen 47, 56septies en 63 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor loonarbeiders en van artikel 96 van de wet van 29 december 1990 houdende sociale bepalingen;

2° ofwel, een totaal van minstens 15 punten, vastgesteld volgens de medisch-sociale schaal overeenkomstig het koninklijk besluit van 28 maart 2003 tot uitvoering van de artikelen 47, 56septies en 63 van de samengeordende wetten betreffende de kinderbijslag voor de loonarbeiders en van artikel 88 van de programmawet van 24 december 2002.

De belastingvermindering voor kinderoppas kan niet samengaan met de verhoging van de belastingvrije som ingevolge artikel 132, eerste lid, 6°.

Het maximumbedrag van de voor de vermindering in aanmerking te nemen uitgaven bedraagt 8,40 euro (basisbedrag) per oppasdag en per kind.

De belastingvermindering is gelijk aan 45 % van de werkelijk gedane uitgaven, desgevallend beperkt overeenkomstig het vorige lid.

Wanneer aan de belastingplichtige de in artikel 133, tweede lid, vermelde bijkomende toeslag wordt verleend, wordt een bijkomende belastingvermindering verleend die wordt berekend tegen het tarief van:

1° wanneer het bedrag van de bijkomende toeslag wordt bepaald overeenkomstig artikel 133, derde lid, eerste streepje: 30 %;

2° wanneer het bedrag van de bijkomende toeslag wordt bepaald overeenkomstig artikel 133, derde lid, tweede streepje: 30 % vermenigvuldigd met de in artikel 133, derde lid, tweede streepje vermelde breuk.

In geval van een gemeenschappelijke aanslag wordt de belastingvermindering evenredig omgedeeld in functie van het overeenkomstig artikel 130 belaste inkomen van elk der echtgenoten ten opzichte van de som van de overeenkomstig artikel 130 belaste inkomens van de beide echtgenoten.

Het gedeelte van de overeenkomstig het achtste lid verleende bijkomende belastingvermindering dat na toepassing van artikel 178/1 niet is aangerekend, wordt omgezet in een terugbetaalbaar belastingkrediet.

(...)