Commentaar van art. 445, WIB 92 (bijwerking)
Com.IB 92, art. 445
TITEL VII: VESTIGING EN INVORDERING VAN DE BELASTINGEN
HOOFDSTUK X: Sancties
Afdeling I: Administratieve sancties
Onderafdeling II: Administratieve boete
Art. 445, WIB 92
445/0-1 | |
445/2 | |
445/3-4 | |
IV. MET EEN ADMINISTRATIEVE GELDBOETE STRAFBARE OVERTREDINGEN | 445/5 |
445/6 | |
445/7 | |
VII. TOEPASSING VAN DE IN | 445/8-9 |
VIII. BERICHT AAN DE OVERTREDER TOE TE ZENDEN VOOR HET INKOHIEREN VAN DE GELDBOETE | 445/10 |
445/11 | |
445/12 | |
445/13 | |
XII. KWIJTSCHELDING OF VERMINDERING VAN GELDBOETEN DOOR DE MINISTER VAN FINANCIEN | 445/14 |
Onderafdeling II: Administratieve boete
Artikel 445
I. WETTEKSTEN EN REGLEMENTERINGEN
A. Art. 445, WIB 92
Nummer 445/0
Art. 445. - De door de gewestelijke directeur gemachtigde ambtenaar kan een geldboete van 50 EUR tot 1.250 EUR opleggen voor iedere overtreding van de bepalingen van dit Wetboek, evenals van de ter uitvoering ervan genomen besluiten.
De Koning legt de schaal van de administratieve geldboetes vast en regelt de handelingswijze voor de administratieve geldboetes (1).
(1) 2de lid ingevoegd door artikel 35, wet 17.06.2013 houdende fiscale en financiële bepalingen en bepalingen betreffende de duurzame ontwikkeling – BS 28.06.2013.
Deze geldboete wordt gevestigd en ingevorderd volgens de regelen die van toepassing zijn inzake personenbelasting (2).
(2) Vanaf aanslagjaar 2002 zijn de in dit artikel opgenomen bedragen uitgedrukt in EUR (Art. 1, KB 20.07.2000 – BS 30.08.2000 en Art. 42, 5°, KB 13.07.2001 – BS 11.08.2001).
In afwijking van het tweede lid, wordt de geldboete, die samen met de voorheffing waarop zij betrekking heeft wordt ingekohierd, gevestigd en ingevorderd volgens de regels die van toepassing zijn inzake roerende voorheffing en bedrijfsvoorheffing. (3)
(3) 4de lid ingevoegd door artikel 22, wet 28.12.2011 houdende diverse bepalingen – BS 30.12.2011, 4de editie.
Opmerking: een 5de lid ingevoegd door art. 4, wet 20.09.2012 tot instelling van het "una via"-principe in de vervolging van overtredingen van de fiscale wetgeving en tot verhoging van de fiscale penale boetes – BS 22.10.2012, werd door het arrest nr. 61/2014 van 3 april 2014 van het Grondwettelijk Hof vernietigd.
B. Art. 229/1 tot 229/4, KB/WIB 92 (4)
(4) De art. 229/1 tot 229/4 werden in het KB/WIB 92 ingevoegd door het koninklijk besluit van 24.09.2013 (BS 30.09.2013)..
Nummer 445/1
Art. 229/1. De schaal van de administratieve geldboetes bij overtredingen van de bepalingen van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 evenals van de ter uitvoering ervan genomen bepalingen, andere dan niet-aangifte of laattijdige aangifte inzake bedrijfsvoorheffing en roerende voorheffing, of niet-betaling, een laattijdige betaling of een ontoereikende betaling van de bedrijfsvoorheffing en roerende voorheffing, wordt als volgt vastgesteld:
Aard van de overtredingen | Geldboete |
A. Overtreding ten gevolge van omstandigheden onafhankelijk van de wil van de belastingplichtige: | Nihil |
B. Overtreding niet toe te schrijven aan kwade trouw of aan het opzet de belasting te ontduiken: | |
- 1e overtreding | 50,00 EUR |
- 2e overtreding | 125,00 EUR |
- 3e overtreding | 250,00 EUR |
- 4e overtreding | 625,00 EUR |
- Volgens overtredingen : | 1.250,00 EUR |
C. Overtreding toe te schrijven aan kwade trouw of aan het opzet de belasting te ontduiken (daaronder begrepen het indienen van vrijwillig onvolledige of onjuiste aangiften): | 1.250,00 EUR |
Art. 229/2. De schaal van de administratieve geldboetes bij niet-aangifte of laattijdige aangifte inzake bedrijfsvoorheffing en roerende voorheffing, of bij niet-betaling, een laattijdige betaling of een ontoereikende betaling van de bedrijfsvoorheffing en roerende voorheffing, wordt als volgt vastgesteld:
Aard van de overtredingen | Geldboete |
A. Niet-aangifte of laattijdige aangifte inzake bedrijfsvoorheffing en roerende voorheffing: | |
1. Overtreding ten gevolge van omstandigheden onafhankelijk van de wil van de belastingplichtige: 2. Andere overtreding: - 1e overtreding: - 2e overtreding tot 4e overtreding: - 5e overtreding tot 7e overtreding: - 8e overtreding tot 10e overtreding: - 11e overtreding en volgende overtredingen: | Nihil 50,00 EUR 125,00 EUR 250,00 EUR 625,00 EUR 1.250,00 EUR |
B. Niet-betaling, laattijdige betaling of ontoereikende betaling van de bedrijfsvoorheffing en roerende voorheffing: | |
- 1e overtreding: - volgende overtredingen: | Nihil 10% van het niet-betaalde bedrag, van het laattijdig betaalde bedrag of van het saldo van het niet-betaalde of laattijdige betaalde bedrag met een minimum van 50,00 EUR en een maximum van 1.250,00 EUR en afgerond tot het lagere veelvoud van 10 EUR |
Art. 229/3. De vorige overtredingen die bedoeld zijn in punt B van artikel 229/1 worden niet in aanmerking genomen voor de vaststelling van het toe te passen bedrag van de geldboetes:
1° betreffende de overtredingen andere dan inzake bedrijfsvoorheffing en roerende voorheffing: wanneer geen enkele overtreding werd bestraft voor de laatste vier aanslagjaren die het aanslagjaar voorafgaan waarvoor de nieuwe overtreding moet worden bestraft;
2° betreffende de overtredingen inzake bedrijfsvoorheffing en roerende voorheffing andere dan diegene bedoeld in artikel 229/2: wanneer geen enkele overtreding, bedrijfsvoorheffing en roerende voorheffing afzonderlijk beschouwd, werd bestraft voor vier opeenvolgende maandelijkse, driemaandelijkse of jaarlijkse vervaldagen.
De vorige overtredingen die bedoeld zijn in de punten A en B, afzonderlijk beschouwd, van artikel 229/2 worden niet in aanmerking genomen voor de vaststelling van het toe te passen bedrag van de geldboetes wanneer geen enkele overtreding, bedrijfsvoorheffing en roerende voorheffing afzonderlijk beschouwd, werd bestraft voor vier opeenvolgende maandelijkse, driemaandelijkse of jaarlijkse vervaldagen.
Art. 229/4. Voor de vaststelling van het krachtens de artikelen 229/1 en 229/2 toe te passen bedrag van de geldboetes, is een tweede of volgende overtreding aanwezig wanneer op het ogenblik waarop een nieuwe overtreding wordt begaan, aan de overtreder kennis is gegeven van de geldboete die de vorige overtreding heeft bestraft.".
II. ALGEMEEN
Nummer 445/2
Het doel van art. 445, WIB 92, wordt in de memorie van toelichting van het ontwerp dat de W 20.11.1962 (HIB) is geworden, als volgt omschreven (Kamer, doc. 264-1, blz. 114):
Inzake administratieve sancties kent de wetgeving betreffende de inkomstenbelastingen slechts belastingverhogingen; in tegenstelling met de meeste andere belastingwetten kent zij geen administratieve boeten.
Nochtans moet de administratie in staat zijn de menigvuldige verplichtingen te doen naleven die de fiscale wetten aan de belastingplichtigen en aan derden opleggen. Zij moet kunnen reageren tegen het lijdelijk verzet, de nalatigheid, de slechte wil van haar schuldenaars. De materiële overtreding moet gestraft kunnen worden.
Het Koninklijk besluit van 24 september 2013 (BS 30 september 2013) heeft de nieuwe artikels 229/1 tot 229/4, KB/WIB 92, ingevoerd waarbij de Koning de schaal van de administratieve geldboetes vastlegt en de toepassingsmodaliteiten ervan regelt (artikel 445, 2de lid, WIB 92).
III. AMBTENAAR GEMACHTIGD OM EEN BOETE OP TE LEGGEN
Nummer 445/3
Teneinde het optreden van andere ambtenaren dan de dienstleiders in de toepassing van art. 445, WIB 92, zoveel mogelijk uit te schakelen, mogen de Gew.dir. (of graden gelijkwaardig aan de oude graad van gewestelijk directeur) alleen de dienstleiders machtigen de bij die wetsbepaling ingevoerde geldboete op te leggen.
Die machtiging moet schriftelijk worden gegeven, maar moet niet nominatief zijn. Ze blijft dus geldig ingeval een taxatiedienst van titularis verandert of de titularis tijdelijk door een andere ambtenaar wordt vervangen.
De leiders van de teams bedrijfsvoorheffing-documentatiecentra (of vroegere documentatiecentra-Bedrijfsvoorheffing) zijn eveneens bevoegd om administratieve boeten op te leggen wegens overtredingen inzake de aan de werkgevers opgelegde verplichtingen.
Nummer 445/4
De dienstleider is bevoegd overtredingen te bestraffen die zijn begaan door belastingplichtigen of derden die in zijn ambtsgebied wonen, verblijven, gevestigd of belastbaar zijn, zelfs indien de overtreding niet door hemzelf is vastgesteld.
IV. MET EEN ADMINISTRATIEVE GELDBOETE STRAFBARE OVERTREDINGEN
Nummer 445/5
In beginsel kan het niet-naleven van enigerlei verplichting opgelegd door het WIB 92 of door de in uitvoering ervan genomen besluiten, krachtens art. 445, WIB 92, met een geldboete worden bestraft.
De onderstaande tabel bevat enkele overtredingen die kunnen worden bestraft:
1° Verplichtingen inzake kadastraal inkomen.
Overtreding van de bepalingen van de art. 473 tot 475, WIB 92, (overtredingen vastgesteld door de ambtenaren van de algemene administratie van de patrimoniumdocumentatie - sector kadaster).
2° Verplichtingen inzake RV.
Overtreding van de bepalingen van de art. 261 tot 269 en 312, WIB 92, en ermee verband houdende reglementering.
3° Verplichtingen inzake bij de bron verschuldigde BV.
Overtreding van de bepalingen van:
- art. 250, WIB 92, (storting van de BV);
- de grensarbeidersregeling (attest 276 Front./Grens.);
- art. 312, WIB 92, en ermee verband houdende reglementeringen (aangifte van de belastbare inkomsten en van de verschuldigde BV; indienen van samenvattende opgaven en van individuele bezoldigingsfiches).
4° Verplichtingen inzake jaarlijkse aangifte van de belastbare inkomsten.
Overtreding van de bepalingen van de art. 305, 306 (178, KB/WIB 92), 307, 307bis, 308 en 309, WIB 92.
5° Verplichtingen wat het houden van boeken en het gebruik van bepaalde bescheiden betreft.
Overtreding van de bepalingen van de art. 320 en 321, WIB 92, en ermee verband houdende reglementeringen (uitreiking van ontvangstbewijzen, houden van een dagboek, enz.).
6° Verplichtingen om de juiste heffing van de belasting te verzekeren.
Overtreding van de bepalingen van:
- art. 57, WIB 92, en art. 59, WIB 92, (bewijs van sommige kosten);
- art. 314, § 6, WIB 92, (vermelding van het fiscaal identificatienummer)
- art. 315, WIB 92, (voorlegging van boeken, bescheiden, registers);
- art. 315bis, WIB 92, en art. 323bis, WIB 92, (mededeling van de dossiers met betrekking tot de analyses, de programma’s en het beheer van het gebruikte informaticasysteem);
- art. 316, WIB 92, en art. 321bis, WIB 92, (door de belastingplichtigen te verstrekken inlichtingen);
- art. 319, WIB 92, (recht van toegang tot de beroepslokalen);
- art. 322, WIB 92, en art. 323, WIB 92, (door derden te verstrekken inlichtingen);
- art. 325, WIB 92, (weigering te getuigen).
7° Verplichtingen inzake betaling van de RV en BV.
Overtreding van de bepalingen van art. 412, WIB 92, en van art. 412bis, WIB 92 (inzake BV en RV wordt bij gebrek aan betaling automatisch gesanctioneerd per periode en voor elke inbreuk op het ogenblik van de inkohiering van voormelde BV en RV).
8° Verplichting een zakelijke zekerheid of een persoonlijke borgstelling te verstrekken.
Overtreding van de bepalingen van de art. 420 en 421, WIB 92, en van de art. 211 tot 219, KB/WIB 92.
Wat de overtredingen inzake BV en RV betreft maakt het koninklijk besluit een onderscheid tussen de in artikel 229/2, KB/WIB 92, bedoelde overtredingen met name niet-aangifte of laattijdige aangifte (littera A van de tabel) en niet-betaling, laattijdige of ontoereikende betaling (littera B van de tabel) en de andere overtredingen die moeten worden bestraft volgens de in artikel 229/1, KB/WIB 92, voorkomende tabel.
V. SAMENVOEGING VAN ADMINISTRATIEVE SANCTIES
Nummer 445/6
Bij niet-aangifte en onvolledige of onjuiste aangifte, zoals uitdrukkelijk bedoeld in art. 444, WIB 92, wordt meer algemeen ook inbreuk gepleegd op de bepalingen van het WIB 92 wat krachtens art. 445, WIB 92, met een administratieve boete kan worden bestraft.
Geen enkele wetsbepaling verbiedt om met betrekking tot dezelfde inbreuk op de fiscale wetgeving (in casu, de laattijdige indiening van de aangifte) zowel de belastingverhoging als de administratieve boete toe te passen (Brussel, 21.06.2001, Fiscaal Tijdschrift, 02/197, Brussel, 30.06.1994, B 94/5 en Antwerpen, 08.05.2001, Fisconetplus). Het voorwerp en de doelstelling van de beide administratieve sancties zijn immers geheel verschillend. De belastingverhoging is enkel een vergoeding om de rechten van de Schatkist te vrijwaren, terwijl de administratieve boete bedoeld is om de belastingplichtige aan te sporen tot meer burgerzin en tot aanzet tot het vervullen van de fiscale verplichtingen in de toekomst. Er vindt dus geen schending plaats van het principe "non bis in idem" (Antwerpen, 08.05.2001, A 01/5, FisconetPlus; Brussel 21.06.2001, Fiscaal Tijdschrift, 02/197).
VI. "UNA VIA"-PRINCIPE
Nummer 445/7
Er wordt verwezen naar Com.IB 92, 444/43.
VII. TOEPASSING VAN DE IN ARTIKEL 229/1 EN 229/2, KB/WIB 92, VASTGELEGDE SCHALEN
Nummer 445/8
Om te beoordelen of een overtreding is begaan met of zonder kwade trouw of met het opzet de belasting te ontduiken, dienen dezelfde regels te worden toegepast als deze die zijn vastgesteld met betrekking tot de belastingverhogingen (zie 444/21, 22, 24 en 25).
Het geval waarin de overtreding te wijten is aan omstandigheden onafhankelijk van de wil van de belastingplichtige wordt voortaan zoals bij de belastingverhogingen afzonderlijk behandeld en is opgenomen in littera A van de schaal van administratieve boeten van artikel 229/1, KB/WIB 92, en littera A, punt 1, van de schaal van administratieve boeten van artikel 229/2, KB/WIB 92.
Er werd gevonnist dat:
- de administratie mag rekening houden met de "persoon" van de overtreder en een boete opleggen wegens kwaad opzet vermits de belastingplichtige boekhouder is (Gent, 07.09.2010 – niet gepubliceerd);
- de vastgestelde nalatigheid dient niet noodzakelijk een nadeel te berokkenen aan de Administratie (Brussel, 08.09.2010, rolnr. 2009/FR/83, FisconetPlus);
- kwaad opzet mag niet worden verondersteld en moet door de administratie worden aangetoond op het moment dat de administratieve sanctie wordt opgelegd (Brussel, 27.05.2010, rolnr. 2005/1677);
- de laattijdige indiening van de aangifte vormt een overtreding ter kwade trouw, gelet op het feit dat het herhaaldelijk gebeurde en zelfs indien de belastbare basis gelijk is aan nul, maar de opgelegde boete mag niet buiten proportie zijn (Brussel, 26.10.2001);
- financiële moeilijkheden mogen niet in aanmerking worden genomen bij het bepalen van de hoegrootheid van de administratieve boete (Gent, 24.06.1998);
- de Administratie dient concrete gegevens aan te halen waaruit de kwade trouw of het opzet om de belasting te ontduiken blijkt (Luik, 06.01.2005; Gent, 11.09.2001).
Nummer 445/9
Om de rang van de overtreding te bepalen, moeten de volgende regels in acht worden genomen:
1. overeenkomstig artikel 229/3, KB/WIB 92, worden de vorige overtredingen die bedoeld zijn in punt B van artikel 229/1, KB/WIB 92, niet in aanmerking genomen voor de vaststelling van het toe te passen bedrag van de geldboetes:
1° betreffende de overtredingen andere dan inzake bedrijfsvoorheffing en roerende voorheffing: wanneer geen enkele overtreding werd bestraft voor de laatste vier aanslagjaren die het aanslagjaar voorafgaan waarvoor de nieuwe overtreding moet worden bestraft;
2° betreffende de overtredingen inzake bedrijfsvoorheffing en roerende voorheffing andere dan diegene bedoeld in artikel 299/2: wanneer geen enkele overtreding, bedrijfsvoorheffing en roerende voorheffing afzonderlijk beschouwd, werd bestraft voor vier opeenvolgende maandelijkse, driemaandelijkse of jaarlijkse vervaldagen.
De vorige overtredingen die bedoeld zijn in de punten A en B, afzonderlijk beschouwd, van artikel 229/2 worden niet in aanmerking genomen voor de vaststelling van het toe te passen bedrag van de geldboetes wanneer geen enkele overtreding, bedrijfsvoorheffing en roerende voorheffing afzonderlijk beschouwd, werd bestraft voor vier opeenvolgende maandelijkse, driemaandelijkse of jaarlijkse vervaldagen.
2. Wanneer de vorige overtreding met een boete is bestraft, kan een tweede of een volgende overtreding slechts aanwezig worden geacht, indien de belastingplichtige de nieuwe overtreding begaat nadat hij op de voorgeschreven wijze (zie 445/10) kennis ervan heeft gekregen dat te zijnen laste een vroegere overtreding (van dezelfde soort, enz., zie nr. 1) is vastgesteld (toepassing van artikel 229/4, KB/WIB 92).
3. Men dient geen oog te hebben voor alle overtredingen die door éénzelfde natuurlijk persoon of rechtspersoon werden begaan maar enkel voor deze die onder éénzelfde littera kunnen worden gerangschikt.
VIII. BERICHT AAN DE OVERTREDER TOE TE ZENDEN VOOR HET INKOHIEREN VAN DE GELDBOETE
Nummer 445/10
Alvorens een administratieve geldboete op te leggen geeft de dienstleider persoonlijk de overtreder bij ter post aangetekende brief kennis van de feiten die de overtreding opleveren, de aard van de overtreding, de verwijzing naar de toegepaste wet- of verordeningsteksten, de rang van de overtreding en van het bedrag van de geldboete welke hij zinnens is op te leggen en geeft de motieven op die gediend hebben om het bedrag van de boete vast te stellen. Hij verleent de betrokkene tevens de mogelijkheid binnen een maand, te rekenen vanaf de derde werkdag volgend op de verzending van het bericht, schriftelijk opmerkingen te maken of rechtvaardigingen te doen gelden.
Een door de W 04.08.1986 voorgeschreven gepaste motivering maakt een substantiële formaliteit uit ter vrijwaring van de rechten van de belastingplichtige (Antwerpen, 28.05.2002). Het past ook de motieven te vermelden die gediend hebben om het bedrag van de geldboete vast te stellen (Cass., 04.10.2007). Een motivering naderhand, post factum, kan aan dit gebrek niet verhelpen (Luik, 18.03.2002).
Om het bericht te verzenden wordt ofwel gebruik gemaakt van het drukwerk nr. 279 F2 ofwel van de voorziening ad hoc geïntegreerd in de toepassing back office voor het verwerken van de inkomstenbelastingen (bvb. TAXI of Bizz Tax).
Het hiervoren bedoelde bericht mag eventueel worden opgenomen in een bericht van wijziging van aangifte.
Het antwoord van de overtreder wordt bij de in 445/11 bedoelde nota gevoegd.
De dienstleider mag van de voorgenomen bestraffing afzien indien de verstrekte rechtvaardigingen aannemelijk voorkomen, met name in principe te catalogeren als overmacht; hij noteert zijn beslissing onderaan het afschrift van het tot de overtreder gerichte drukwerk 279 F2 en het bericht 279 F2 zal zonder gevolg blijven.
Bijzondere bepalingen inzake BV en RV:
bij gebrek aan aangifte of laattijdige aangifte inzake bedrijfsvoorheffing en roerende voorheffing (bedoeld in artikel 229/2, littera A, KB/WIB 92) dient een bericht 279 F2 te worden verzonden.
Daarentegen voor de overtredingen van de wettelijke bepalingen en reglementeringen inzake de betaling van de BV en de RV (artikel 229/2, littera B, KB/WIB 92) dient er geen bericht 279 F2 te worden verzonden. De kennisgeving van de overtreding geschiedt door vermelding ervan op de aanmaning die aan de belastingplichtige toegestuurd wordt, of op het aanslagbiljet (zie 445/5, 7°) en de rangorde van de overtreding alsook de verwijzing naar de wettelijke bepalingen wordt op het aanslagbiljet vermeld.
In geval van andere overtredingen inzake BV en RV (overtredingen bedoeld in artikel 229/1, KB/WIB 92) zal een bericht 279 F2 worden verzonden.
IX. DOCUMENT TE VOEGEN BIJ HET DOSSIER VAN DE OVERTREDER
Nummer 445/11
De aard van de overtreding (geschonden bepaling), de omstandigheden waarin ze werd begaan en alle andere nuttige gegevens moeten in een gedagtekend en ondertekend document worden uiteengezet. Daartoe wordt ofwel gebruik gemaakt van het in artikel 340, WIB 92, voorziene proces-verbaal van de ambtenaren van de FOD Financiën ofwel van een drukwerk nr. 279 F1.
In de gevallen waarin het gebruik van het hiervoren bedoelde proces-verbaal niet is aangewezen zal gebruik worden gemaakt van het drukwerk nr. 279 F1.
Aan dit document moeten eventueel de stukken worden toegevoegd waaruit het bewijs van de overtreding kan blijken (afschrift van de niet-beantwoorde vragenlijst en van alle andere zonder gevolg gebleven vragen, zoals mondelinge vragen om inlichtingen, vragen om voorlegging zonder verplaatsing van de boeken en bescheiden, enz.), alsmede een afschrift van de in 445/10 bedoelde kennisgeving, het eventuele antwoord van de overtreder en de bewijzen van het aangetekend verzenden van de brieven.
De bedoelde nota dient met zorg te worden opgesteld daar ze, ingeval een bezwaarschrift tegen het bedrag van de boete of een verzoekschrift tot kwijtschelding ervan wordt ingediend een essentieel stuk van het aan te leggen dossier zal zijn.
Ze wordt opgemaakt door de ambtenaar of beambte die de overtreding heeft vastgesteld en toegezonden aan de dienstleider die gemachtigd is de geldboete op te leggen (zie 445/2 en 3).
In de gevallen waarin het aangewezen is een proces-verbaal bedoeld in artikel 340, WIB 92, op te stellen zal dit als basis dienen voor de vaststelling van de inbreuk die aanleiding geeft tot de boete.
Om de toegepaste sancties te kunnen verantwoorden dient in het aanslagdossier, meer bepaald het permanent dossier 492P, van iedere overtreder een lijst 276D van opgelopen verhogingen en bestraffingen zorgvuldig te worden bijgehouden (zie 444/40 en 41).
X. INVORDERING VAN DE GELDBOETE
Nummer 445/12
De in lid 2 van art. 445, WIB 92, opgenomen bepaling dat de geldboete wordt ingevorderd volgens de regelen van toepassing inzake PB impliceert dat:
1° de geldboete, ongeacht of ze door een natuurlijke of een rechtspersoon verschuldigd is, in een kohier moet worden opgenomen;
2° een uittreksel hieruit aan de overtreder moet worden toegezonden;
3° de geldboete betaalbaar is binnen twee maanden na de toezending van bedoeld uittreksel;
4° de aanslagtermijnen, bepaald in de art. 354, 3de lid en 358 (bijzondere termijn), WIB 92, van toepassing zijn.
Wanneer het om een eerste overtreding gaat en er geen enkel bedrag verschuldigd is door de belastingplichtige zal er geen aanslagbiljet aan de belastingplichtige worden toegezonden.
Het jaar waarin de overtreding is begaan, bepaalt het aj. waarvoor de geldboete verschuldigd is en bijgevolg de aanvang van de aanslagtermijn.
Het derde lid van art. 445, WIB 92, dat voorziet dat in afwijking van het tweede lid, de geldboete, die samen met de voorheffing waarop zij betrekking heeft wordt ingekohierd, gevestigd en ingevorderd volgens de regels die van toepassing zijn inzake roerende voorheffing en bedrijfsvoorheffing, werd ingevoegd door artikel 22, wet 28.12.2011 (BS 30.12.2011, 4de editie).
De wijziging vloeit voort uit het begrotingsconclaaf 2010-2011 waar werd beslist om in het systeem van de geautomatiseerde inning opnieuw de mogelijkheid van aanrekening van fiscale boeten voor de laattijdige betaling van de bedrijfsvoorheffing in te voeren teneinde de belastingschuldigen er toe aan te zetten om binnen de voorziene termijnen te betalen en zodoende een verhoging van de verschuldigde sommen te vermijden.
Met het oog op conformiteit inzake de invorderingsprocedure is alinea 3 eveneens van toepassing voor de roerende voorheffing (zie Kamer, 3e zitting van de 53e zittingsperiode, 2011-2012, doc 53 1952/004, blz. 10).
XI. BEZWAAR EN BEROEP
Nummer 445/13
Ingevolge art. 366, WIB 92, kan de belastingplichtige bij de bevoegde directeur der belastingen bezwaar indienen tegen de op zijn naam gevestigde geldboete.
In dat bezwaarschrift kan de betrokkene grieven aanvoeren niet alleen betreffende de wettelijkheid van de toepassing van de boete maar eveneens met betrekking tot de opportuniteit en het bedrag ervan.
Tegen de beslissing van de directeur of van de door hem gedelegeerde ambtenaar, waarin uitspraak wordt gedaan over dat bezwaarschrift, kan een voorziening voor de hoven en rechtbanken worden ingediend. De ambtenaar die het bericht (279 F2) heeft ondertekend, waarbij de overtreder wordt in kennis gesteld van de aard van de overtreding en het bedrag van de boete, neemt de verdediging van de Belgische Staat voor de rechtbanken van eerste aanleg op zich.
De hoven en rechtbanken oordelen over de wettelijkheid van de boete (Antwerpen, 30.04.2010; Luik 19.12.2002, L 02/16, FisconetPlus) en beschikken terzake over een appreciatiebevoegdheid (Brussel, 22.09.2000, B 00/5, FisconetPlus), en controlebevoegdheid zich steunend op het proportionaliteitsbeginsel (Luik, 10.11.1999, L 99/13, FisconetPlus) (Cass., 24.01.2002, C 02/8, FisconetPlus).
Bij de controle van de door de Administratie opgelegde sanctie ten gevolge van overtredingen van de fiscale reglementering dient de rechter over de mogelijkheid te beschikken de werkelijkheid van de sanctie te onderzoeken en ook te oordelen of de sanctie conform is aan de wettelijke bepalingen en meer bepaald of zij de specifieke wettelijke bepalingen of de algemene rechtsbeginselen niet schendt en of zij niet in strijd is met het voorzichtigheidsbeginsel van de Administratie: deze bevoegdheid van de rechter betekent evenwel niet dat hij om redenen van opportuniteit of billijkheid de belastingplichtige zou kunnen ontslaan van de verplichtingen die wettelijk door de overheid werden opgelegd (Cass., 05.02.1999, FJF 99/92, en Cass., 29.09.1997, nr. C 97/4, FisconetPlus).
Het Hof van beroep gevat door een voorziening tegen dergelijke beslissing is niet alleen bevoegd om te beslissen over de wettelijkheid van de toepassing van de belastingverhoging maar ook over de classificatie van de inbreuk en de kwalificatie van de door de belastingplichtige begane overtreding (Antwerpen, 02.03.1993, A 93/2, FisconetPlus) en dus de bepaling van het tarief van de toegepaste belastingverhoging in overeenstemming met de bepalingen van het besluit. Maar het komt haar niet toe te oordelen over de opportuniteit van de verhogingen of over de bedragen (Cass., 29.09.1997, nr. C 97/14, FisconetPlus; Luik, 22.09.1999, L 99/11, FisconetPlus).
XII. KWIJTSCHELDING OF VERMINDERING VAN GELDBOETEN DOOR DE MINISTER VAN FINANCIEN
Nummer 445/14
De Minister van Financiën of zijn gemachtigde doen uitspraak over de verzoekschriften tot kwijtschelding van fiscale boeten overeenkomstig art. 9 van het besluit van de Regent van 18 maart 1831 (kwijtschelding of vermindering van belastingverhogingen).
Voor het onderzoek van de verzoekschriften tot kwijtschelding van administratieve boeten, gelden dezelfde voorschriften als inzake verzoekschriften tot kwijtschelding van belastingverhogingen (zie 444/37 en 38).