Artikel 145^24, WIB 92

Art. 145^24, § 1 en 3, eerste, derde, b, en vierde lid, is van toepassing vanaf aanslagjaar 2015 (art. 30 en 72, 1ste lid, W 08.05.2014 - B.S. 28.05.2014; Numac: 2014003239 - err. B.S. 27.01.2015)

§ 1. De verminderingen voor energiebesparende uitgaven die in 2011 en 2012 werden betaald en overeenkomstig de voor die uitgaven geldende bepalingen kunnen worden overgedragen naar de drie belastbare tijdperken volgend op dat waarin de uitgaven werkelijk zijn gedaan, worden verleend binnen de in deze paragraaf vermelde begrenzingen en modaliteiten.

Het totaal van de belastingvermindering mag per belastbaar tijdperk en per woning niet meer bedragen dan 2.000 euro (basisbedrag). Dit bedrag wordt echter verhoogd met 600 euro (basisbedrag) voor zover deze verhoging uitsluitend betrekking heeft op een overgedragen vermindering voor uitgaven voor de plaatsing van zonnecelpanelen voor het omzetten van zonne-energie in elektrische energie.

Wanneer het totaal van de overgedragen belastingverminderingen het in het tweede lid beoogde grensbedrag overschrijdt, kan het overschot dat betrekking heeft op het nog overdraagbaar gedeelte van de overgedragen verminderingen, worden overgedragen.

In geval van een gemeenschappelijke aanslag wordt de belastingvermindering evenredig omgedeeld in functie van het overeenkomstig artikel 130 belaste inkomen van elk der echtgenoten ten opzichte van de som van de overeenkomstig artikel 130 belaste inkomens van de beide echtgenoten.

Het deel van de belastingverminderingen dat betrekking heeft op energiebesparende uitgaven als bedoeld in het eerste lid, 1°, en 4° tot 7°, zoals het van toepassing was voor het belastbaar tijdperk waarin de uitgaven werden betaald, en dat na toepassing van artikel 178/1 niet is aangerekend, wordt omgezet in terugbetaalbaar belastingkrediet.

Het vorige lid is niet van toepassing op een belastingplichtige die beroepsinkomsten heeft die bij overeenkomst zijn vrijgesteld en die niet in aanmerking komen voor de berekening van de belasting op zijn andere inkomsten.

De Koning bepaalt de volgorde waarin de in deze paragraaf bedoelde verminderingen worden aangerekend.

§ 2. (...)

§ 3. Een belastingvermindering wordt verleend (...) voor de interesten die betrekking hebben op leningovereenkomsten als bedoeld in artikel 2 van de economische herstelwet van 27 maart 2009.

De belastingvermindering bedraagt 30 % van de interesten die werkelijk werden gedragen tijdens het belastbaar tijdperk na aftrek van de tussenkomst van de Staat bedoeld in artikel 2 van de economische herstelwet van 27 maart 2009.

De belastingvermindering is niet van toepassing op de interesten:

a) die in aanmerking werden genomen als werkelijke beroepskosten;

b) waarvoor de toepassing van de artikelen 14, 526, § 1, of 539, of van een gewestelijke belastingvermindering of een gewestelijk belastingkrediet werd gevraagd.

In geval van een gemeenschappelijke aanslag wordt de belastingvermindering evenredig omgedeeld in functie van het overeenkomstig artikel 130 belaste inkomen van elk der echtgenoten ten opzichte van de som van de overeenkomstig artikel 130 belaste inkomens van de beide echtgenoten.

De Koning bepaalt de toepassingsmodaliteiten van de vermindering.