Artikel 215, WIB 92

Art. 215, derde lid, 6°, is van toepassing 10 dagen na publicatie van de wet in het Belgisch Staatsblad (08.01.2023) (art. 22, W 21.12.2022 - B.S. 29.12.2022; Numac: 2022043130)


Het tarief van de vennootschapsbelasting bedraagt 25 %

Voor vennootschappen die als kleine vennootschappen worden aangemerkt, wordt het tarief van de belasting op de eerste schijf van 0 tot 100.000 euro evenwel vastgesteld op 20 %

Het tweede lid is niet van toepassing:

1° op vennootschappen, andere dan overeenkomstig artikel 8:4 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, erkende coöperatieve vennootschappen, die aandelen bezitten waarvan de beleggingswaarde meer bedraagt dan 50 %, hetzij van de gerevaloriseerde waarde van het gestorte kapitaal, hetzij van het gestort kapitaal verhoogd met de belaste reserves en de geboekte meerwaarden. In aanmerking komen de waarde van de aandelen en het bedrag van het gestorte kapitaal, de reserves en de meerwaarden op de dag waarop de vennootschap die de aandelen bezit haar jaarrekening heeft opgesteld. Om te bepalen of de grens van 50 %. overschreden is, worden de aandelen, die ten minste 75 % vertegenwoordigen van het gestorte kapitaal van de vennootschap die de aandelen heeft uitgegeven, niet in aanmerking genomen;

2° op vennootschappen waarvan de aandelen die het kapitaal vertegenwoordigen voor ten minste de helft in het bezit zijn van één of meer andere vennootschappen en die geen overeenkomstig artikel 8:4 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, erkende coöperatieve vennootschappen zijn;

3° (...)

4° op vennootschappen, andere dan overeenkomstig artikel 8:4 van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen, erkende coöperatieve vennootschappen bedoelde vennootschappen, die niet aan ten minste één in artikel 32 bedoelde bedrijfsleider een bezoldiging toekennen ten laste van het resultaat van het belastbaar tijdperk die ten minste gelijk is aan 45.000 euro vanaf het vijfde belastbaar tijdperk vanaf hun oprichting zoals bedoeld in artikel 145^26, § 1, derde en vierde lid. Indien de bezoldiging minder bedraagt dan 45.000 euro, moet deze bezoldiging ten laste van het resultaat van het belastbaar tijdperk gelijk zijn of hoger zijn dan het belastbaar inkomen van de vennootschap;

5° (...)

6° op de beleggingsvennootschappen bedoeld in de artikelen 6, 271/5 en 281/10 van de wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging inschuldvorderingen, de beleggingsvennootschappen bedoeld in de artikelen 181, 282, 288 en 298 van de wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders, de Europese langetermijnbeleggingsinstellingen, de gereglementeerde vastgoedvennootschappen, de beleggingsvennootschappen met vast kapitaal voor belegging in vastgoed, alsmede de organismen voor de financiering van pensioenen bedoeld in artikel 8 van de wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening, in de mate dat artikel 185bis, § 1, toepassing vindt.