Artikel 18, KB/WIB 92

Art. 18, § 3, punt 9, is van toepassing op de vanaf 01.01.2024 toegekende voordelen van alle aard (art. 1 en 2, KB 05.02.2024 - B.S. 08.02.2024; Numac: 2024001028)


§ 1. De anders dan in geld verkregen voordelen van alle aard en vermeld in de §§ 2 en 3, worden forfaitair geraamd volgens de in die paragrafen bepaalde regels.

§ 2. Voor de voordelen waarvan de waarde wordt vastgesteld door een sociale of economische reglementering, is de in aanmerking te nemen waarde gelijk aan de door die reglementering vastgestelde waarde.

§ 3. Bij gebrek aan een dergelijke sociale of economische reglementering, wordt met betrekking tot de hierna vermelde voordelen de in aanmerking te nemen waarde als volgt forfaitair vastgesteld:


1. Renteloze lening of lening tegen verminderde rentevoet:

a) Het voordeel wordt berekend op basis van het verschil tussen:

- eensdeels, de referentierentevoet die hierna per type van lening is aangegeven;

- anderdeels, de rentevoet aan de ontlener aangerekend, de renteverlaging wegens kinderlast buiten beschouwing gelaten.

b) Voor hypothecaire leningen geldt de hierna aangegeven referentierentevoet van het jaar waarin de leningsovereenkomst is gesloten:

Jaar waarin de leningsovereenkomst is geslotenIn aanmerking te nemen referentierentevoet
Leningen waarvan de terugbetaling door een gemengde levensverzekering is gewaarborgdAndere leningen
%
1950 en 19515,50
1952 en 19535,75
1954 tot 19565,50
19575,75
19586,00
1959 en 19605,50
1961 en 19625,75
19635,25
19645,50
1965 en 19666,25
19676,50
19687,25
19697,50
19708,00
19718,75
19727,00
19736,75
19747,50
19759,00
1976 en 19778,75
1978 en 19798,50
19809,50
198112,00
198213,50
198311,50
1984 (tot 31 mei 1984)11,50
1984 (vanaf 1 juni 1984)10,7511,75
19859,509,75
19867,507,50
19877,257,25
19887,257,00
19897,257,00
19909,509,25
199110,2510,25
19929,258,25
199387,65
19947,257,10
199576,75
19966,506,50
19976,006,00
19985,755,75
19995,755,50
20005,756,50
20015,606,10
20025,755,60
20034,854,80
20044,954,60
20054,893,90
20064,944,30
20075,464,90
20085,585,40
20095,194,30
20104,693,92
20115,143,67
20124,633,32
20134,453,20
20144,163,18
20152,472,41
20161,651,78
20172,132,00
20181,801,70
20191,701,58
20201,411,36
20211,341,29
20221,771,77
20233,14

In afwijking van het vorige lid wordt de in aanmerking te nemen referentierentevoet vastgesteld:

1° wat de in 1980, 1981, 1982 en 1983 en in 1984 tot 31 mei 1984 toegestane hypothecaire leningen betreft: op 9 %, behalve voor de eerste schijf van 37.184,03 euro, vrijgesteld krachtens artikel 41, § 3, van de wet van 31 juli 1984;

2° wat de vanaf 1 juni 1984 tot 31 december 1985 toegestane hypothecaire leningen betreft:

- op 8 %, wanneer de terugbetaling ervan gewaarborgd is door een gemengde levensverzekering;

- op 9 % in de andere gevallen.

3° wat de vanaf 1 januari 1995 toegestane hypothecaire leningen betreft waarin overeenkomstig artikel 9 van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet een veranderlijke rentevoet is bedongen: op de referteïndex die slaat op de oorspronkelijke rentevoet en die in de vestigingsakte van de lening is vermeld; bij elke latere aanpassing van de rentevoet van de lening is de referentierentevoet gelijk aan de referteïndex die volgens de bepalingen van voormelde vestigingsakte voor die aanpassing in aanmerking moet worden genomen.

De lijst van de in het vorige lid vermelde referteïndexen, welke maandelijks door toedoen van de Commissie voor het Bank-, Financie- en Assurantiewezen in het Belgisch Staatsblad werd bekendgemaakt, is opgenomen onder afdeling I van bijlage I.

c) Voor niet-hypothecaire leningen met vaste looptijd geldt de referentierentevoet van het jaar waarin de leningsovereenkomst gesloten is en wordt die referentierentevoet vastgesteld:

1° wanneer de leningsovereenkomst gesloten is tijdens de jaren 1981 tot 1984 en een looptijd heeft van meer dan 60 maanden:

- ofwel op 60 % van het maandelijkse lastenpercentage zoals dit percentage, rekening houdend met het bedrag van de lening, voor het betreffende jaar blijkt uit de tabel van bijlage I van dit besluit;

- ofwel op 60 % van het reëele jaarlijkse lastenpercentage voor het betreffende jaar berekend met de in 2, tweede gedachtenstreep, vermelde formule;

2° wanneer de leningsovereenkomst gesloten is na 31 december 1984:

- ofwel op basis van het hierna voor het betreffende jaar aangegeven maandelijks lastenpercentage, waarbij voor de vanaf 1 januari 1986 gesloten leningen onderscheid wordt gemaakt tussen de leningen gesloten om de aankoop van een wagen te financieren en de andere:

Jaar waarin de lenings overeenkomst is geslotenMaandelijks lastenpercentage
Leningen om de aankoop van een wagen te financierenAndere leningen
%%
19850,620,62
19860,440,49
19870,400,49
19880,380,46
19890,380,46
19900,450,54
19910,550,60
19920,460,46
19930,420,48
19940,400,47
19950,350,40
19960,300,35
19970,250,30
19980,250,35
19990,230,30
20000,280,33
20010,260,32
20020,260,33
20030,260,33
20040,230,30
20050,220,29
20060,210,31
20070,240,36
20080,250,36
20090,220,32
20100,200,30
20110,170,21
20120,140,17
20130,120,23
20140,100,22
20150,090,20
20160,060,13
20170,060,20
20180,050,14
20190,040,12
20200,040,11
20210,050,11
20220,060,12
20230,250,49

- ofwel, voor de leningsovereenkomst gesloten tot 31 december 2022, op basis van het reële jaarlijks lastenpercentage voor het betreffende jaar berekend met de formule:


px24xn
i=-------------------------
n+1

waarin:

i = reëel jaarlijks lastenpercentage

p = maandelijks lastenpercentage

n = terugbetalingstermijn in maanden


- ofwel, voor de leningsovereenkomst gesloten vanaf 1 januari 2023, op basis van het reële jaarlijks lastenpercentage voor het betreffende jaar berekend met de formule:

I = (1 + p)12 - 1

waarin:

i = reëel jaarlijks lastenpercentage;

p = maandelijks lastenpercentage.

d) Voor niet-hypothecaire leningen zonder welbepaalde looptijd geldt de hierna aangegeven referentierentevoet van het jaar waarin de ontlener over de geleende bedragen heeft beschikt:

Jaar waarin de ontlener over de geleende bedragen heeft beschiktIn aanmerking te nemen referentievoet
%
198111
198213
198313
198413
198512
19869,75
19878,75
19888,25
19899,50
199012,75
199112,75
199212
199310,50
19949,25
19958,25
19967,25
19977,00
19987,25
19996,75
20007,9
20018,60
20028,00
20037,40
20047,60
20058,00
20068,20
200710,40
200811,20
200910,30
20109,00
20118,50
20129,50
20138,80
20149,20
20158,16
20169,27
20178,78
20188,94
20198,78
202010,20
20216,48
20227,14
20235,43

e) De ontlener wordt geacht het voordeel te verkrijgen:

1° wat de hypothecaire leningen en de niet-hypothecaire leningen met vaste looptijd betreft die periodiek worden afgelost: bij elke aflossing; het voordeel wordt dan telkens berekend op het vóór de aflossing nog terug te betalen kapitaal;

2° wat de in 1 vermelde leningen betreft waarvan het kapitaal ineens wordt terugbetaald op het einde van de looptijd van de lening: bij elke rentevervaldag indien de lening tegen verminderde rentevoet is toegestaan en bij het einde van elke kalendermaand indien de lening renteloos is toegestaan; het voordeel wordt in deze gevallen telkens berekend op het aanvangsbedrag van de lening;

3° wat de niet-hypothecaire leningen zonder vaste looptijd betreft: bij het einde van elke kalendermaand waarin de ontlener over de geleende bedragen heeft beschikt; het voordeel wordt dan per maand berekend volgens de gemiddelde stand van de lening.


2. Kosteloze beschikking over onroerende goederen of gedeelten van onroerende goederen

Het voordeel wordt forfaitair vastgesteld op 100/90 van het kadastrale inkomen van ongebouwde onroerende goederen of gedeelten daarvan.

Voor gebouwde onroerende goederen of gedeelten daarvan wordt het voordeel forfaitair vastgesteld op 100/60 van het kadastrale inkomen, vermenigvuldigd met 2.

Nochtans, wanneer het betrekken van een goed wordt opgelegd en de belangrijkheid van dat goed duidelijk de persoonlijke behoeften van de betrekker, rekening houdend met zijn maatschappelijke stand en de samenstelling van zijn gezin, te boven gaat, moet bij de vaststelling van het belastbare voordeel slechts rekening worden gehouden met het kadastrale inkomen van een onroerend goed dat aan de werkelijke behoeften van de betrekker beantwoordt.

Wanneer het een gemeubileerde woning betreft, wordt het overeenkomstig de voorgaande leden vastgestelde voordeel met 2/3 verhoogd.

Voor de toepassing van de voorgaande leden wordt, behalve voor de beoordeling van de in het tweede lid vermelde grens van 745 euro, het kadastrale inkomen in aanmerking genomen nadat het is geïndexeerd overeenkomstig artikel 518 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.


3. Kosteloze beschikking over één enkele kamer

Het voordeel (huisvesting, verwarming, verlichting) wordt vastgesteld op 0,74 euro per dag of 266,40 euro per jaar.


4. Kosteloze verstrekking van verwarming en van elektriciteit gebruikt tot andere doeleinden dan verwarming:

Het voordeel van de kosteloze verstrekking van verwarming en/of van elektriciteit gebruikt tot andere doeleinden dan verwarming wordt enkel forfaitair geraamd op het overeenkomstig het tweede en derde lid bepaalde bedrag wanneer degene die het voordeel verleent ook het onroerend goed waarvoor het voordeel wordt verleend, ter beschikking stelt.

In het in het eerste lid bedoelde geval wordt het voordeel geraamd op:

a) wanneer het wordt verleend aan leidinggevend personeel en bedrijfsleiders:

- verwarming: 1.245 euro (basisbedrag) per jaar;

- elektriciteit gebruikt tot andere doeleinden dan verwarming: 620 euro (basisbedrag) per jaar;

b) wanneer het wordt verleend aan andere verkrijgers:

- verwarming: 560 euro (basisbedrag) per jaar;

- elektriciteit gebruikt tot andere doeleinden dan verwarming: 280 euro (basisbedrag) per jaar.

De in het tweede lid vermelde bedragen worden jaarlijks overeenkomstig artikel 178, § 3, eerste lid, 2° en § 7, van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 aan het indexcijfer van de consumptieprijzen van het Rijk aangepast.


5. Kosteloze beschikking over dienstboden, huispersoneel, hoveniers, chauffeurs, enz.

Het jaarlijkse voordeel wordt geraamd op 5.950 euro per werkman, dienstmeisje, werkster, enz., die voltijds tewerkgesteld zijn.


6. Voordelen verkregen door huis-personeel

De waarde van de voordelen wordt als volgt vastgesteld:

Aard van de voordelenPer dagPer jaar
Eerste maaltijd (ontbijt)0,55 euro198,00 euro
Tweede maaltijd (hoofdmaaltijd)1,09 euro392,40 euro
Derde maaltijd (avondmaal)0,84 euro302,40 euro
Huisvesting, verwarming, verlichting0,74 euro266,40 euro
Totaal3,22 euro1.159,20 euro

De forfaitaire raming van de huisvesting, verwarming, verlichting geldt evenwel slechts voor het huispersoneel dat over één enkele kamer beschikt.

Wanneer de belanghebbenden het genot hebben van verscheidene woonvertrekken, wordt het voordeel vastgesteld zoals bepaald sub 2 en 4.

7. Kosteloze verstrekking van voeding aan zeelieden en aan bouwvakarbeiders wegens de verwijdering van de werf.

Het voordeel wordt forfaitair op 2,48 euro per dag effectieve vaart of per effectieve werkdag geraamd.

8. Kosteloze verstrekking van sociale maaltijden

Voor de maaltijden die kosteloos worden verstrekt, dienen de sub 6 vermelde bedragen als grondslag voor de raming van de voordelen.

9. Persoonlijk gebruik van een kosteloos ter beschikking gesteld voertuig bedoeld in artikel 65 van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992:

De referentie-CO2-uitstoot wordt jaarlijks vastgesteld zoals in de volgende tabel is aangegeven:

Referentie-CO2-uitstoot
KalenderjaarVoertuigen met een benzine-, LPG- of aardgasmotorVoertuigen met dieselmotor
2012115 g/km95 g/km
2013116 g/km95 g/km
2014112 g/km93 g/km
2015110 g/km91 g/km
2016107 g/km89 g/km
2017105 g/km87 g/km
2018105 g/km86 g/km
2019107 g/km88 g/km
2020111 g/km91 g/km
2021102 g/km84 g/km
202291 g/km75 g/km
202382 g/km67 g/km
2024 78 g/km 65 g/km

10. Persoonlijk gebruik van een kosteloos ter beschikking gestelde PC, tablet, internetaansluiting, mobiele telefoon of vast of mobiel telefoonabonnement:

Het voordeel wordt forfaitair vastgesteld op:

- 72 euro per jaar voor een kosteloos ter beschikking gestelde vaste of mobiele PC;

- 36 euro per jaar voor een kosteloos ter beschikking gesteld tablet of een mobiele telefoon;

- 60 euro per jaar voor de kosteloos ter beschikking gestelde internetaansluiting, ongeacht of het vaste aansluiting is of een mobiele en ongeacht het aantal toestellen dat gebruik kan maken van die internetaansluiting;

- 48 euro per jaar voor een kosteloos ter beschikking gesteld vast of mobiel telefoonabonnement.

§ 4. In de gevallen als vermeld in § 3, punten 2 tot 10, en wanneer het voordeel niet kosteloos wordt toegestaan, is het in aanmerking te nemen voordeel datgene dat overeenkomstig § 3, punten 2 tot 10, is vastgesteld verminderd met de bijdrage van de verkrijger van dat voordeel.