Artikel 307, WIB 92

Art. 307, § 2, eerste lid (vervangen), tweede lid (Franse tekst), derde lid (opgeheven), vierde lid (Franse tekst), en vijfde lid (ingevoegd), en § 4, en § 5 (opgeheven), treedt in werking voor alle of bepaalde categorieën van houders van een ondernemingsnummer, evenals voor natuurlijke personen, op een datum respectievelijk te bepalen door de Koning, en ten laatste op 01.01.2028 (art. 19 en 222, W 12.05.2024 - B.S. 30.05.2024; Numac: 2024003880)


§ 1. De aangifte wordt gedaan op een formulier waarvan het model door de Koning wordt vastgesteld en dat wordt uitgereikt door de door de Koning aangewezen dienst.

§ 1/1. De jaarlijkse aangifte in de personenbelasting moet het volgende vermelden:

a) het bestaan van rekeningen van elke aard waarvan de belastingplichtige, zijn echtgenoot, alsmede de kinderen waarvan, overeenkomstig artikel 126, § 4, de inkomsten bij die van de ouders worden gevoegd, op enigerlei ogenblik tijdens het belastbaar tijdperk titularis zijn geweest bij een in het buitenland gelegen bank-, wissel-, krediet- of spaarinstelling, evenals van rekeningen waarvoor deze personen gemachtigd zijn geweest deze, op enigerlei ogenblik tijdens het belastbaar tijdperk, te beheren en waarvan één of meerdere in artikel 5/2 bedoelde verenigingen titularis zijn geweest bij een in het buitenland gelegen bank-, wissel-, krediet- of spaar-instelling, en het land of de landen waar die rekeningen geopend zijn geweest;

b) het bestaan van de door de belastingplichtige of zijn echtgenoot alsmede door de kinderen waarover hij overeenkomstig artikel 376 van het Burgerlijk Wetboek het ouderlijk gezag uitoefent, individueel gesloten levensverzekeringsovereenkomsten bij een in het buitenland gevestigde verzekeringsonderneming en van het land of de landen waar deze overeenkomsten afgesloten werden;

c) het bestaan van een juridische constructie waarvan de belastingplichtige, zijn echtgenoot of de kinderen waarover hij het ouderlijk gezag uitoefent overeenkomstig artikel 376 van het Burgerlijk Wetboek, hetzij een oprichter van de juridische constructie is, hetzij tijdens het belastbaar tijdperk een dividend of op het even welke wijze enig ander voordeel van een juridische constructie heeft verkregen.

d) het aantal leningen bedoeld in artikel 21, eerste lid, 13°, die belastingplichtigen die onderworpen zijn aan de personenbelasting hebben afgesloten in hun hoedanigheid van kredietgever.

Ten laatste gelijktijdig met de indiening van de aangifte waarin het bestaan van in het eerste lid, a, bedoelde buitenlandse rekeningen wordt vermeld, moeten de nummers van die rekeningen, de benaming van de bank-, wissel-, krediet- of spaarinstelling en het land of de landen waar die rekeningen geopend zijn geweest, worden gemeld bij het in artikel 322, § 3, bedoelde centraal aanspreekpunt, tenzij die melding reeds is gebeurd in een vorig aanslagjaar. De Koning bepaalt de nadere regels voor deze mededeling en de bewaringstermijn van de bedoelde gegevens. Het formulier van aangifte in de personenbelasting bevat de nodige rubrieken om het bestaan van buitenlandse rekeningen te melden en om te bevestigen dat de nummers van die rekeningen zijn aangemeld bij het genoemde aanspreekpunt.

Wanneer een rijksinwoner artikel 21, eerste lid, 14°, wenst toe te passen voor dividenden waarvoor in toepassing van artikel 261 roerende voorheffing is ingehouden, vraagt hij de verrekening en, desgevallend, de terugbetaling van die roerende voorheffing in zijn aangifte in de personenbelasting voor het belastbare tijdperk waarin die dividenden werden betaald of toegekend. Deze vraag wordt gestaafd met bewijsstukken, die ter beschikking worden gehouden van de administratie.

De Koning bepaalt de manier waarop het in het derde lid bedoelde bewijs wordt geleverd.

§ 1/2. De belastingplichtigen onderworpen aan de vennootschapsbelasting of, overeenkomstig artikel 227, 2°, aan de belasting van niet-inwoners, zijn gehouden aangifte te doen van alle betalingen die zij rechtstreeks of onrechtstreeks hebben gedaan aan personen of vaste inrichtingen gevestigd of gelegen in een Staat, op bankrekeningen die worden beheerd door of aangehouden bij één van deze personen of vaste inrichtingen in een Staat, of op bankrekeningen die worden beheerd door of aangehouden bij kredietinstellingen gevestigd of met een vaste inrichting in een Staat die op het tijdstip waarop de betaling heeft plaatsgevonden:

a) ofwel door het Mondiaal Forum inzake transparantie en uitwisseling van inlichtingen in belastingaangelegenheden, werd aangemerkt als een Staat die niet effectief of substantieel de standaard op het gebied van de uitwisseling van inlichtingen op verzoek toepast;

b) ofwel voorkomt op de lijst van Staten zonder of met een lage belasting;

c) ofwel is opgenomen op de EU-lijst van niet coöperatieve rechtsgebieden.

Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder Staat verstaan, een door de meerderheid van de leden van de Verenigde Naties erkende onafhankelijke Staat of een deel van deze Staat dat op autonome wijze bevoegd is om de grondslag of het tarief van de vennootschapsbelasting, geheel of gedeeltelijk, te bepalen en wordt onder een Staat zonder of met een lage belasting verstaan een Staat die geen deel uitmaakt van de Europese Economische Ruimte en:

- die geen vennootschapsbelasting heft, op inkomsten van binnenlandse oorsprong of van buitenlandse oorsprong of;

- waarvan het nominale tarief van de vennootschapsbelasting lager is dan 10 % of;

- waarvan het tarief van de vennootschapsbelasting dat met de werkelijke belastingdruk op inkomsten van buitenlandse oorsprong overeenstemt lager is dan 15 %

De lijst van Staten zonder of met een lage belasting wordt bepaald bij een koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad. Deze lijst wordt herzien bij koninklijk besluit vastgesteld na overleg in de Ministerraad.

De in het eerste lid bedoelde aangifte moet slechts worden gedaan voor zover het totaal van de betalingen die tijdens het belastbare tijdperk werden gedaan vermeerderd met de tijdens het belastbare tijdperk vastgestelde toename van de schulden aan de in het eerste lid bedoelde personen of vaste inrichtingen, een minimum bedrag van 100.000 euro bereikt. De aangifte wordt gedaan op een formulier waarvan het model door de Koning wordt vastgesteld en gevoegd bij de in artikel 305, eerste lid, bedoelde aangifte.

De belastingplichtigen onderworpen aan de vennootschapsbelasting zijn eveneens gehouden in de aangifte het bestaan te melden van elke buitenlandse vennootschap of buitenlandse inrichting, die in toepassing van artikel 185/2 § 3, als CFC wordt aangemerkt.

In het geval in de aangifte het bestaan wordt gemeld van een in artikel 185/2, § 3, bedoelde buitenlandse vennootschap of buitenlandse inrichting van een buitenlandse vennootschap die overeenkomstig artikel 185/2, § 3, als CFC wordt aangemerkt, wordt eveneens vermeld:

- de naam van de vennootschap;

- het adres van de zetel van bestuur of beheer van de vennootschap;

- in voorkomend geval het identificatienummer van deze vennootschap;

- in voorkomend geval het land waar de buitenlandse inrichting gelegen is;

- het in artikel 185/2, § 2, vijfde lid, bedoelde percentage;

- of de vrijstelling bedoeld in respectievelijk artikel 185/2, § 4, eerste streepje, tweede streepje of derde streepje wordt ingeroepen.

§ 1/3. De jaarlijkse aangifte in de rechtspersonenbelasting vermeldt het bestaan van een juridische constructie hetzij waarvan de belastingplichtige een oprichter is, hetzij waarvan de belastingplichtige tijdens het belastbaar tijdperk een dividend of op het even welke wijze enig ander voordeel heeft verkregen.

§ 1/4. In het geval in de aangifte in de personenbelasting of de rechtspersonenbelasting het bestaan wordt vermeld van een juridische constructie, wordt in een bijlage bij de aangifte in de personenbelasting of de rechtspersonenbelasting waarvan het model door de Koning wordt bepaald:

- de volledige naam, de rechtsvorm, het adres en in voorkomend geval het identificatienummer van de juridische constructie vermeld;

- de naam en het adres van de beheerder van deze juridische constructie vermeld, indien het een in artikel 2, § 1, 13°, a), bedoelde juridische constructie betreft;

- de in de aangifte opgenomen inkomsten uiteengezet die door elke juridische constructie afzonderlijk worden verkregen evenals het bedrag van het vermogen van de juridische constructie op het einde van het belastbare tijdperk, het deel van het vermogen dat door de oprichter werd ingebracht, de in artikel 18, eerste lid, 3° en 3°/1 bedoelde dividenden, die in de aangifte werden opgenomen, evenals deze die in toepassing van artikel 21, eerste lid, 12°, werden vrijgesteld en deze die niet in de aangifte moeten worden opgenomen omdat er roerende voorheffing op werd ingehouden.

§ 1/5. Wanneer een in artikel 227, 1°, bedoelde niet-inwoner, artikel 21, eerste lid, 14°, wenst toe te passen voor dividenden waarvoor in toepassing van artikel 261 roerende voorheffing is ingehouden en die werden betaald of toegekend in een belastbaar tijdperk waartoe ook inkomsten behoren die hij overeenkomstig de artikelen 232 en 248, §§ 2 en 3, regulariseert in een aangifte in de belasting van niet-inwoners, vraagt hij de verrekening en, desgevallend, de terugbetaling van die roerende voorheffing in zijn aangifte in de belasting van niet-inwoners voor het betreffende belastbare tijdperk. Deze vraag wordt gestaafd met bewijsstukken, die ter beschikking worden gehouden van de administratie.

De Koning bepaalt de manier waarop het in het eerste lid bedoelde bewijs wordt geleverd.

§ 2. Het formulier wordt ingevuld overeenkomstig de daarin voorkomende aanduidingen. Ze geldt als gewaarmerkte, gedagtekende en ondertekende aangifte. Wanneer het formulier op papier wordt ingevuld, wordt dit gewaarmerkt, gedagtekend en ondertekend.

Het aangifteformulier ingediend door de belastingplichtige, tijdens een bezoek ten kantore of op een tot dat doeleinde door de bevoegde administratie van de Federale Overheidsdienst Financiën vastgestelde plaats, met behulp van een ambtenaar van die administratie, moet door de belastingplichtige worden gewaarmerkt, gedagtekend en ondertekend middels een digitale handtekening nadat de ambtenaar de door de belastingplichtige aangegeven inkomsten en andere gegevens heeft ingebracht in de computerbestanden van de administratie via tax-on-web.

(...)

Indien echter het gebruik van het middel, waarmee de in het tweede lid bedoelde digitale handtekening wordt aangebracht, niet mogelijk is vanwege een storing in deze service, brengt de belastingplichtige de in het eerste lid bedoelde waarmerking, dagtekening en ondertekening aan op een papieren toestemmingsformulier, nadat de ambtenaar de door de belastingplichtige aangegeven inkomsten en andere gegevens heeft ingevoerd in de computerbestanden van de administratie via tax-on-web.

De in het derde lid bedoelde waarmerking, dagtekening en ondertekening aangebracht door de belastingplichtige zijn gelijkgesteld met de waarmerking, de dagtekening en ondertekening die langs elektronische weg zijn uitgevoerd.

§ 2/1. Bij de aangifte in de vennootschapsbelasting en de belasting van niet-inwoners voor wat betreft belastingplichtigen zoals bedoeld in artikel 227, 2°, moet de jaarrekening zoals bedoeld in artikel 320/1 in bijlage worden aangehecht. Als de vennootschap gehouden is dergelijke jaarrekening te publiceren, moet de gepubliceerde jaarrekening niet bij de aangifte worden gevoegd. Zij wordt niettemin geacht deel uit te maken van de aangifte.

§ 2/2. Wanneer de belastingplichtige huurder is van een onroerend goed of houder is van een recht van opstal, van een recht van erfpacht of van een ander zakelijk gebruiksrecht op een onroerend goed, met uitzondering van het onroerend goed dat overeenkomstig de pachtwetgeving of een vergelijkbaar buitenlands recht dat de pachtprijzen beperkt, is verhuurd en wordt gebruikt voor land- of tuinbouw, en de belastingplichtige een rechtspersoon is die ertoe gehouden is een aangifte in de inkomstenbelastingen in te dienen of een natuurlijke persoon is die de huurvergoedingen voor dat onroerend goed of de vergoedingen voor de vestiging of overdracht voor dat recht geheel of gedeeltelijk in aftrek brengt als werkelijke beroepskosten, moet de aangifte een bijlage met de volgende inlichtingen bevatten:

a) de identificatiegegevens van de verhuurder(s) of degene(n) die een opstalrecht, een recht van erfpacht of een ander zakelijk gebruiksrecht verleent (verlenen), per goed;

b) het adres van het onroerend goed of de onroerende goederen;

c) het bedrag van de huurvergoedingen en de vergoedingen voor een recht van opstal, een recht van erfpacht of een ander zakelijk gebruiksrecht op een onroerend goed, die in het betrokken belastbaar tijdperk zijn betaald of toegekend, per goed;

d) wanneer de belastingplichtige een natuurlijke persoon is, het deel van de in c) bedoelde bedragen die als werkelijke beroepskosten zijn ingebracht;

e) wanneer de belastingplichtige onderworpen is aan de vennootschapsbelasting of een in artikel 227, 2°, bedoelde belastingplichtige is, het bedrag van de huurvergoedingen en de vergoedingen voor een recht van opstal, een recht van erfpacht of een ander zakelijk gebruiksrecht op een onroerend goed die in het betrokken belastbare tijdperk als beroepskosten zijn ingebracht.

De in het eerste lid, a), bedoelde identificatiegegevens zijn:

a) wanneer het een natuurlijke persoon betreft:

- de naam, de voornaam en het volledige adres;

- desgevallend, het identificatienummer van het Rijksregister of van het wachtregister;

- desgevallend, het identificatienummer van de Kruispuntbank van Ondernemingen;

b) wanneer het een rechtspersoon betreft:

- de naam, het volledige adres van de maatschappelijke zetel;

- desgevallend, het identificatienummer van de Kruispuntbank van Ondernemingen.

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt verstaan onder:

- verhuurder: de persoon op wie de verplichtingen bedoeld in artikel 1719 van het Burgerlijk Wetboek rusten;

- huurvergoedingen: de huurprijs en de huurvoordelen die aan de verhuurder zijn verleend;

- vergoedingen voor een recht van opstal, een recht van erfpacht of een ander zakelijk gebruiksrecht op een onroerend goed: de eigenlijke vergoedingen voor dat recht van opstal, recht van erfpacht of ander zakelijk gebruiksrecht en alle andere voordelen die uit hoofde van dat gebruiksrecht zijn toegekend aan de verlener ervan.

Deze paragraaf is niet van toepassing op de huurvergoedingen en vergoedingen voor een recht van opstal, een recht van erfpacht of een ander zakelijk gebruiksrecht op een onroerend goed die verbonden zijn aan de leveringen van goederen of diensten verricht door een belastingplichtige gevestigd op het grondgebied van de Gemeenschap in de zin van artikel 1, § 2, 2°, van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde of in Noorwegen, IJsland of Liechtenstein, waarvoor overeenkomstig het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde, de Richtlijn 2006/112/EG van de Raad van 28 november 2006 betreffende het gemeenschappelijke stelsel van belasting over de toegevoegde waarde of elke andere wettelijke of reglementaire bepaling toepasbaar op de belastingplichtige, een factuur of een document in de plaats ervan werd opgesteld.

Het model van de in het eerste lid bedoelde bijlage wordt vastgesteld door de minister van Financiën of zijn afgevaardigde.

Met als enig doel de verplichtingen van deze paragraaf na te komen, hebben de betrokken belastingplichtigen de toestemming om het identificatienummer van het Rijksregister van de natuurlijke personen of van het wachtregister te gebruiken om de verhuurders of personen die een opstalrecht, een recht van erfpacht of een ander zakelijk gebruiksrecht verlenen te identificeren. Dit nummer zal niet langer bewaard worden dan de duur voorzien in de artikelen 315 en 315bis.

§ 3. De bescheiden, opgaven en inlichtingen waarvan de overlegging in het formulier wordt gevraagd, vormen een integrerend deel van de aangifte en moeten worden bijgevoegd.

Afschriften moeten eensluidend met het oorspronkelijk stuk worden verklaard; andere bij de aangifte gevoegde stukken moeten worden gewaarmerkt, gedagtekend en ondertekend, behoudens indien zij uitgaan van derden.

De nomenclatuur en het model van de in het eerste lid bedoelde bescheiden, opgaven en inlichtingen worden vastgesteld in overleg met de meest representatieve organisaties uit de nijverheid, de landbouw, de handel en het ambachtswezen en de meest representatieve werknemersorganisaties.

§ 4. De aangifte moet worden verzonden aan de dienst die op het formulier is vermeld. De aangifte in de personenbelasting moet worden verzonden aan de dienst die op het formulier is vermeld.

(...)