Toelichting bij de aangifte in de vennootschapsbelasting - aanslagjaar 2025

Toelichting bij de aangifte in de vennootschapsbelasting - aanslagjaar 2025

(Boekjaren op 31 december 2024 of in 2025 vóór 31 december afgesloten) U moet de aangifte en de bijhorende formulieren langs elektronische weg indienen via BIZTAX, behoudens indien u van deze verplichting tot elektronische indiening wordt vrijgesteld. U vindt BIZTAX op de portaalsite van de FOD Financiën fin.belgium.be onder de rubriek E-services of via de website http://www.biztax.be.

BELANGRIJKE OPMERKINGEN VOOR DE BELASTINGPLICHTIGEN DIE EEN PAPIEREN AANGIFTE INDIENEN INGEVOLGE HUN VRIJSTELLING VAN DE VERPLICHTING TOT ELEKTRONISCHE INDIENING VAN DE AANGIFTE

U gelieve nauwkeurig naam en adres van de afzender te vermelden op de briefomslag gebruikt voor de terugzending van de aangifte en deze behoorlijk te frankeren volgens de geldende posttarieven. Een onvoldoende frankering, aanleiding gevend tot de terugzending door bpost van het stuk naar de afzender, kan een laattijdig indienen van de aangifte veroorzaken met alle mogelijke nadelige gevolgen op het vlak van de taxatieprocedure. De vakken van de aangifte dienen zorgvuldig te worden ingevuld, er rekening mee houdend dat:

  • negatieve bedragen in het rood worden vermeld;

  • op de regels waarop geen bedragen worden vermeld, geen streepje noch enig teken of woord mag worden aange- bracht om de afwezigheid van een bedrag aan te geven. De bijhorende formulieren (opgaven/staatovereenkomsten/aangifte) waarmee aanspraak kan worden gemaakt op de toepassing van de desbetreffende wettelijke bepalingen kunnen worden aangevraagd via het telefoonnummer 025725757. Deze formulieren moeten bij de aangifte worden gevoegd en het daarmee overeenstemmende vakje in het vak ‘Diverse bescheiden en opgaven’ moet worden aangekruist.

VOORAFGAANDE OPMERKINGEN

De in deze toelichting gevraagde opgaven en lijsten, andere dan deze waarmee aanspraak kan worden gemaakt op de toepassing van de desbetreffende wettelijke bepalingen, moeten in de elektronische aangifte worden verstrekt via de PDF-bijlage ‘Andere’ in het tabblad 275.1.B van de aangifte. Het formulier 274 APT-8 heeft betrekking op de belastingplichtigen die voor het aanslagjaar 2022 aanspraak hebben gemaakt op de bij art. 275^8, WIB 92, voorziene steunmaatregel met betrekking tot de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing in het kader van investeringen verricht in een inrichting gelegen in een steunzone door kleine en middelgrote ondernemingen. Het formulier 274 APT-9 heeft betrekking op de belastingplichtigen die voor het aanslagjaar 2020 aanspraak hebben gemaakt op de bij art. 275^9, WIB 92, voorziene steunmaatregel met betrekking tot de vrijstelling van doorstorting van de bedrijfsvoorheffing in het kader van investeringen verricht in een inrichting gelegen in een steunzone door andere ondernemingen dan kleine en middelgrote ondernemingen. De bijlage 270 MLH moet worden ingevuld door de vennootschap die de huurder is van een onroerend goed of de houder is van een recht van opstal, een recht van erfpacht of een ander zakelijk gebruiksrecht op een onroerend goed tenzij een factuur of een document in de plaats ervan werd opgesteld volgens art. 307, § 2 /2, vierde lid, WIB 92. De in de aangifte opgenomen rubrieken met betrekking tot de toepassing van het Diamant Stelsel worden aan het einde van deze toelichting apart besproken onder de titel ‘Correcties en beperking van bepaalde aftrekken in toepassing van het Diamant Stelsel’. De circulaires waarvan sprake in deze toelichting kunnen worden geraadpleegd in de fiscale databank Fisconetplus op de website van de FOD Financiën, via het online platform MyMinfin of rechtstreeks op http://www.fisconetplus.be. In deze toelichting zijn de wezenlijke wijzigingen ten opzichte van het vorige aanslagjaar met een stippellijn gemerkt.

GEBRUIKTE AFKORTINGEN

aj. aanslagjaar; art. artikel …; KB/WIB 92 (van het) koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992; KB/WVV (van het) koninklijk besluit tot uitvoering van het Wetboek van vennootschappen en verenigingen; WDRT (van het) Wetboek diverse rechten en taksen; WIB 92 (van het) Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992; WIB (van het) vroegere Wetboek van de inkomstenbelastingen; WVV (van het) Wetboek van vennootschappen en verenigingen;

W 31. 07.1984 (van de) herstelwet van 31 juli 1984; W 22.12.1989 (van de) wet van 22 december 1989 houdende fiscale bepalingen; W 26. 03.1999 (van de) wet van 26 maart. 1999 betreffende het Belgisch actieplan voor de werkgelegenheid 1998 en houdende diverse bepalingen; W 22. 05.2001 (van de) wet van 22 mei 2001 betreffende de werknemersparticipatie in het kapitaal van de vennootschappen en tot instelling van een winstpremie voor de werknemers; W 02. 08.2002 (van de) programmawet van 2 augustus 2002; W 15.12.2004 (van de) wet van 15 december 2004 betreffende financiële zekerheden en houdende diverse fiscale bepalingen inzake zakelijke-zekerheidsovereenkomsten en leningen met betrekking tot financiële instrumenten; W 27.10.2006 (van de) wet van 27 oktober 2006 betreffende het toezicht op de instellingen voor bedrijfspensioenvoorziening; W 23.12.2009 (van de) programmawet van 23 december 2009; W 03. 08.2012 (van de) wet van 3 augustus 2012 betreffende de instellingen voor collectieve belegging die voldoen aan de voorwaarden van Richtlijn 2009/65/EG en de instellingen voor belegging in schuldvorderingen; W 19. 04.2014 (van de) wet van 19 april 2014 betreffende de alternatieve instellingen voor collectieve belegging en hun beheerders; W 10. 08.2015 (van de) programmawet van 10 augustus 2015; W 18.12.2015 (van de) wet van 18 december 2015 houdende fiscale en diverse bepalingen; W 25.12.2016 (van de) programmawet van 25 december 2016; W 05.07.2022 (van de) wet van 5 juli 2022 houdende diverse fiscale bepalingen; W 20.11.2022 (van de) wet van 20 november 2022 houdende diverse fiscale en financiële bepalingen; W 19.12.2023 (van de) wet van 19 december 2023 houdende de invoering van een minimumbelasting voor multinationale ondernemingen en omvangrijke binnenlandse groepen; W 22.12.2023 (van de) wet van 22 december 2023 houdende diverse fiscale bepalingen; W 28.12.2023 (van de) wet van 28 december 2023 houdende diverse fiscale bepalingen; W 06.02.2024 (van de) wet van 6 februari 2024 tot wijziging van het Wetboek van de belasting over de toegevoegde waarde en het Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992 wat de invoering van de verplichting tot elektronische facturering betreft; W 12.05.2024 (van de) wet van 12 mei 2024 houdende diverse fiscale bepalingen.

DEFINITIES

  • Vennootschap: enigerlei vennootschap, vereniging, inrichting of instelling die een onderneming exploiteert of zich bezighoudt met verrichtingen van winstgevende aard en die: a) ofwel rechtspersoonlijkheid bezit naar het recht, Belgisch of buitenlands, dat haar beheerst; b) ofwel wordt beheerst door een buitenlands recht die haar geen rechtspersoonlijkheid toekent maar een rechts- vorm heeft die vergelijkbaar is met die van een vennootschap met rechtspersoonlijkheid naar Belgisch recht en voldoet aan de definitie van binnenlandse vennootschap als hieronder bedoeld. Lichamen met rechtspersoonlijkheid die naar Belgisch recht zijn opgericht en voor de toepassing van de inkomsten- belastingen worden geacht geen rechtspersoonlijkheid te bezitten, worden niet als vennootschappen aangemerkt.

- Binnenlandse vennootschap: enigerlei vennootschap die in België haar voornaamste inrichting of haar zetel van bestuur of beheer heeft en niet van de vennootschapsbelasting is uitgesloten. De vennootschap die haar statutaire zetel in België heeft, wordt behoudens tegenbewijs vermoed daar ook haar voornaamste inrichting of haar zetel van bestuur of beheer te hebben. Het tegenbewijs wordt enkel aanvaard indien er bovendien is aangetoond dat de fiscale woonplaats van de vennootschap in een andere Staat dan België is gevestigd volgens de fiscale wetgeving van deze andere Staat.

- Intra-Europese vennootschap: iedere vennootschap van een lidstaat van de Europese Unie: a) die geen binnenlandse vennootschap is; b) die een rechtsvorm heeft genoemd in bijlage I, deel A, bij de Richtlijn 2009/133/EG van de Raad van 19.10. 2009 betreffende de gemeenschappelijke fiscale regeling voor fusies, splitsingen, gedeeltelijke splitsingen, inbreng van activa en aandelenruil met betrekking tot vennootschappen uit verschillende lidstaten en voor de verplaat- sing van de statutaire zetel van een SE of een SCE van een lidstaat naar een andere lidstaat, met dien verstande dat, met betrekking tot de vennootschappen naar Belgisch recht bedoeld in punt b van deze bijlage, de verwij- zingen naar ‘besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid’, ‘coöperatieve vennootschap met beperkte aansprakelijkheid’, ‘coöperatieve vennootschap met onbeperkte aansprakelijkheid’, en naar ‘gewone comman- ditaire vennootschap’ ook moet worden verstaan als een verwijzing naar respectievelijk de ‘besloten vennoot- schap’, de ‘coöperatieve vennootschap’ en de ‘commanditaire vennootschap’; c) die volgens de fiscale wetgeving van een lidstaat van de Europese Unie, andere dan België, wordt geacht fiscaal in die Staat te zijn gevestigd zonder volgens een met een derde Staat gesloten verdrag inzake dubbele belas- tingheffing te worden geacht fiscaal buiten de Europese Unie te zijn gevestigd, en; d) die, zonder mogelijkheid van keuze en zonder ervan te zijn vrijgesteld, is onderworpen aan een van de belastin- gen gelijkaardig aan de vennootschapsbelasting opgesomd in bijlage I, deel B, van de voormelde richtlijn.

  • Buitenlandse vennootschap: onverminderd de onder het tweede streepje hiervoor, opgenomen definitie van binnenlandse vennootschap, eniger- lei vennootschap die in België geen voornaamste inrichting of zetel van bestuur of beheer heeft.

  • Kleine vennootschap: enigerlei vennootschap die op grond van art. 1:24, §§ 1 tot 6, WVV, als kleine vennootschap wordt aangemerkt of die, wanneer dat art. 1:24 niet op haar van toepassing is, op overeenkomstige wijze beantwoordt aan de criteria opgenomen in dat art. 1:24, §§ 1 tot 6.

  • Financieringsvennootschap: enigerlei vennootschap die zich uitsluitend of hoofdzakelijk bezighoudt met dienstverrichtingen van financiële aard ten voordele van vennootschappen die met de dienstverrichtende vennootschap noch rechtstreeks noch onrecht- streeks een groep vormen.

  • Thesaurievennootschap: enigerlei vennootschap waarvan de werkzaamheid uitsluitend of hoofdzakelijk bestaat in het verrichten van geldbe- leggingen.

  • Beleggingsvennootschap: enigerlei vennootschap die het gemeenschappelijk beleggen van kapitaal tot doel heeft.

  • Gereglementeerde vastgoedvennootschap: enigerlei openbare of institutionele gereglementeerde vastgoedvennootschap, zoals bedoeld in art. 2 van de wet van 12.05.2014 betreffende de gereglementeerde vastgoedvennootschappen.

  • Beleggingsvennootschap met vast kapitaal voor belegging in vastgoed: enigerlei beleggingsvennootschap met vast kapitaal, zoals bedoeld in de art. 195 en 288, W 19. 04.2014, die als uitsluitend doel heeft de belegging in de in art. 183, eerste lid, 3°, van dezelfde wet bedoelde categorie van toege- laten beleggingen.

  • Europese langetermijnbeleggingsinstelling: elke alternatieve instelling voor collectieve belegging die bij statuten is geregeld en die opgericht is in de vorm van een vennootschap naar Belgisch recht met rechtspersoonlijkheid en die vóór de aanvang van haar werkzaamheden door de FSMA is erkend overeenkomstig Verordening (EU) 2015/760 van het Europees Parlement en de Raad van 29 .04.2015 betreffende Europese langetermijnbeleggingsinstellingen.

  • Gemeenschappelijk beleggingsfonds: onder gemeenschappelijk beleggingsfonds wordt verstaan:

a) het onverdeeld vermogen dat een beheervennootschap van instellingen voor collectieve belegging beheert voor rekening van de deelnemers overeenkomstig de bepalingen van de W 03. 08.2012 of overeenkomstig analoge bepalingen van buitenlands recht; b) het onverdeeld vermogen dat een beheervennootschap van alternatieve instellingen voor collectieve belegging beheert voor rekening van de deelnemers overeenkomstig de bepalingen van de W 19. 04.2014 of overeenkomstig analoge bepalingen van buitenlands recht.

  • Gevestigd: wanneer de term gevestigd gebruikt wordt met betrekking tot enigerlei vennootschap, vereniging, inrichting of instel- ling in verhouding tot een Staat of een groep van Staten, betekent deze term dat deze haar fiscale woonplaats heeft in die Staat of in een van die Staten van die groep van Staten volgens de fiscale wetgeving van die Staat, zonder dat zij ten gevolge van een verdrag ter vermijding van dubbele belasting haar fiscale woonplaats buiten die Staat of groep van Staten heeft.

  • Kapitaal: in hoofde van een vennootschap: 1) het kapitaal van een naamloze vennootschap zoals bedoeld in het WVV, of, in geval van een vennootschap met een andere rechtsvorm waarvoor het Belgisch of buitenlands recht dat haar beheerst in een gelijkaardig begrip voorziet, het begrip zoals bedoeld in dat recht; 2) voor vennootschapsvormen waarvoor het Belgisch of buitenlands recht dat de vennootschap beheerst niet in een gelijkaardig begrip voorziet, het eigen vermogen van de vennootschap zoals bedoeld in het Belgisch recht of het buitenlands recht dat de vennootschap beheerst, in zoverre het gevormd wordt door inbrengen in geld of in natura, andere dan inbrengen in nijverheid.

  • Gestort kapitaal: zowel voor een binnenlandse als voor een buitenlandse vennootschap, het werkelijk gestort kapitaal zoals het geldt ter zake van de vennootschapsbelasting (zie art. 184, 184bis, 184ter en 184quinquies, WIB 92).

  • Gerevaloriseerde waarde: de waarde van de goederen die worden gebruikt voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid en van het gestorte kapitaal, na herwaardering van de aanschaffings- of beleggingswaarde van die goederen of van het kapitaal met toepassing van de in art. 2, § 1, 7°, WIB 92, vermelde coëfficiënten.

  • Financiële instrumenten: de financiële instrumenten vermeld in art. 3, 1°, W 15.12.2004.

  • Zakelijke-zekerheidsovereenkomsten met betrekking tot financiële instrumenten: a) de in art. 3, 3°, W 15.12.2004, vermelde pandovereenkomsten en overeenkomsten die leiden tot eigendoms- overdracht ten titel van zekerheid, inclusief cessie-retrocessieovereenkomsten (‘repo’s’); b) binnen het kader van de in a) bedoelde overeenkomsten, de margeopvragingen bedoeld in art. 3, 9°, W 15.12.2004, en de substituties, in de loop van de overeenkomst, van de oorspronkelijk als zekerheid gegeven activa door nieuwe financiële instrumenten; c) de soortgelijke overeenkomsten zoals bedoeld in a) en b) die, krachtens de bepalingen naar buitenlands recht, leiden of, ter zake van de overeenkomsten van pandgeving, kunnen leiden tot een eigendomsoverdracht.

  • EU-lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden: de EU-lijst van landen en rechtsgebieden die niet-coöperatief zijn op belastinggebied die door de Raad van de Europese Unie wordt vastgelegd en waarvan elke door de Raad vastgestelde wijziging wordt bekendgemaakt in het Publicatieblad van de Europese Unie.

ONDERWORPEN BELASTINGPLICHTIGEN

De aangifte moet worden onderschreven door alle binnenlandse vennootschappen, met inbegrip van die welke in vereffening zijn, en door de organismen voor de financiering van pensioenen zoals bedoeld in art. 8, W 27.10.2006. De aangifte is evenwel niet bestemd voor de in de art. 180 en 181, WIB 92, vermelde rechtspersonen, noch voor de in art. 182, WIB 92, vermelde verenigingen zonder winstoogmerk en andere rechtspersonen die geen winstoogmerk nastreven en waarvan de verrichtingen van winstgevende aard zijn beperkt tot: 1° alleenstaande of uitzonderlijke verrichtingen; 2° verrichtingen die bestaan in het beleggen van fondsen ingezameld in het kader van de statutaire opdracht;

3° verrichtingen die bestaan in een bedrijvigheid die slechts bijkomstig op nijverheids-, handelsof landbouwverrichtingen betrekking heeft of niet volgens nijverheidsof handelsmethoden wordt uitgevoerd. De aandacht wordt gevestigd op de bepalingen van art. 180, eerste lid, 1°, WIB 92, waardoor bepaalde intercommunales, samenwerkingsverbanden, projectverenigingen, autonome gemeentebedrijven en verenigingen die, in het kader van hun maatschappelijk belang, hoofdzakelijk:

  • een ziekenhuis zoals gedefinieerd in art. 2 van de gecoördineerde wet van 10.07.2008 op de ziekenhuizen en an- dere verzorgingsinstellingen, uitbaten; of

  • een instelling die oorlogsslachtoffers, mindervaliden, bejaarden, beschermde minderjarigen of behoeftigen bijstaat, uitbaten, niet zijn onderworpen aan de vennootschapsbelasting. De aangifte is evenmin bestemd voor vennootschappen erkend als landbouwonderneming zoals bedoeld in art. 8 :2, WVV, die de rechtsvorm hebben van een vennootschap onder firma of commanditaire vennootschap en die niet geldig voor de heffing van de vennootschapsbelasting hebben gekozen. Volgens art. 185, § 1, derde lid, WIB 92, moet de aangifte, in welbepaalde situaties, worden onderschreven door in art. 29, WIB 92, bedoelde entiteiten. De aangifte moet daarnaast worden onderschreven door de in art. 220, WIB 92, bedoelde verenigingen zonder winst- oogmerk en andere rechtspersonen, indien zij aan de volgende voorwaarden voldoen:

  • zij zijn erkend als in aanmerking komende productievennootschap of tussenpersoon zoals bedoeld in de art. 194ter, 194ter/1 en art. 194ter/3, WIB 92;

  • zij hebben in de loop van dit belastbare tijdperk of één van de drie voorafgaande belastbare tijdperken een raam- overeenkomst op grond van art. 194ter, 194ter/1 of 194ter/3, WIB 92, gesloten.

BANKINFORMATIE

In dit vak mag niets worden ingevuld indien de vennootschap het door de administratie gekende internationaal rekeningnummer (IBAN) verder wil gebruiken voor de overschrijving van eventuele teruggaven van inkomstenbelastingen, voorheffingen en voorafbetalingen. Indien er bij de administratie geen rekeningnummer is gekend, indien het gekende rekeningnummer niet meer correct is of indien de vennootschap een ander rekeningnummer wil gebruiken, moet in dit vak het IBAN-rekeningnummer worden vermeld waarop de administratie die teruggaven voortaan en tot herroeping mag overschrijven. Ingeval het een buitenlandse rekening betreft, wordt aangeraden om ook de bijhorende identificatiecode van de bank (BIC) te vermelden. Eventuele latere wijzigingen met betrekking tot het door de administratie te gebruiken rekeningnummer moeten zo spoedig mogelijk via het online platform MyMinfin worden meegedeeld. Er is ook bijkomende informatie beschikbaar op de website van de FOD Financiën op het adres fin.belgium.be onder de rubriek Ondernemingen – Vennootschapsbelasting Terugbetaling.

VAK RESERVES A. Belastbare gereserveerde winst Algemeen

Indien de aangifte niet elektronisch wordt ingediend en het niet mogelijk is alle reserves in het vak ‘Belastbare gereserveerde winst’ zelf te vermelden, een opgave verstrekken waaruit voor elke reserve de toestand blijkt bij het begin en op het einde van het belastbare tijdperk. Eveneens een afschrift bijvoegen van alle reserverekeningen waarop in de loop van het belastbare tijdperk is gedebiteerd of gecrediteerd.

Belastbare reserves in het kapitaal en belastbare uitgiftepremies (+) (-)

Onder deze rubriek moet ook worden vermeld, de negatieve reserve die is aangelegd naar aanleiding van een gehele of gedeeltelijke terugbetaling van kapitaal of gehele of gedeeltelijke terugbetaling van met gestort kapitaal gelijkgestelde uitgiftepremies en andere bedragen waarop ter gelegenheid van de uitgifte van aandelen of winstbewijzen is ingeschreven (art. 18, eerste lid, 2° en 2°bis, WIB 92).

Wettelijke reserve / Onbeschikbare reserves / Beschikbare reserves

Onder deze rubrieken moet telkens het bedrag van de desbetreffende boekhoudkundige reserve(s) worden aangegeven, in voorkomend geval te verminderen met het bedrag van de reserve zoals vermeld in art. 184quater of 541, WIB 92 dat is geboekt op een afzonderlijke subrekening van die boekhoudkundige reserve(s). Die laatste bedragen moeten immers worden aangegeven onder de hierna vermelde rubriek ‘Liquidatiereserve’.

Liquidatiereserve

Onder deze rubriek moet worden aangegeven, de reserve zoals bedoeld in de art. 184quater of 541, WIB 92 ( opgave 275 A ). Er wordt opgemerkt dat het bedrag van de voor het belastbare tijdperk aangelegde liquidatiereserve zoals bedoeld in art. 184quater, WIB 92, tevens is onderworpen aan de afzonderlijke aanslag zoals vermeld in art. 219quater, WIB 92 (zie ook rubriek ‘Afzonderlijke aanslag van het gedeelte van de boekhoudkundige winst na belasting dat is overgeboekt naar de liquidatiereserve’ van het vak ‘Afzonderlijke aanslagen’).

Onzichtbare reserves

Onder deze rubriek moeten worden aangegeven de belastbare waardeverminderingen, de overdreven afschrijvingen, de andere onderschattingen van activa en de overschattingen van passiva, de meerwaarden bij een overdracht van activa aan een buitenlandse vaste inrichting en de vooruitbetaalde kosten. De onderwaarderingen van activa of overwaarderingen van passiva van een in art. 184quinquies, WIB 92, bedoelde rechtspersoon, waarvan wordt aangetoond dat die onderwaarderingen of overwaarderingen hun oorsprong vinden tijdens een belastbaar tijdperk waarvoor hij aan de rechtspersonenbelasting was onderworpen, worden aangemerkt als bij het begin van het belastbare tijdperk bestaande, belaste reserves. Overdreven afschrijvingen Als rechtvaardiging van de in rekening gebrachte afschrijvingen een opgave verstrekken met, voor elke categorie activa, vermelding van:

  • de aanschaffings- of beleggingswaarde van de op het einde van het vorige boekjaar nog af te schrijven bestandde- len;

  • het bedrag van de herwaarderingen;

  • de mutaties van het boekjaar, d.w.z. aanschaffingen (met inbegrip van zelf geproduceerde vaste activa), overdrach- ten en buitengebruikstellingen, overboekingen van een post naar een andere;

  • de afschrijfbare waarde op het einde van het boekjaar;

  • het aangenomen afschrijvingspercentage;

  • de geboekte afschrijvingen, met inbegrip van de rechtstreeks op het debet van een resultatenrekening geboekte verwervingen, als volgt uitgesplitst:

  • de als beroepskost aangemerkte afschrijvingen;

  • het belastbaar gedeelte van de geboekte afschrijvingen op herwaarderingen;

  • eventueel, het overige belastbare gedeelte van de geboekte afschrijvingen;

  • de gedane uitboekingen van afschrijvingen (uitgesplitst in niet dan wel op herwaarderingen);

  • het totaal van de geboekte afschrijvingen (uitgesplitst in niet dan wel op herwaarderingen);

  • het totaal van de als beroepskost aangemerkte afschrijvingen. Afzonderlijk de activa vermelden:

  • die degressief worden afgeschreven volgens art. 36 tot 43, KB/WIB 92 , met afzonderlijke vermelding van de desbe- treffende residuwaarde op de in het vorige lid bedoelde opgave;

  • waarop ingevolge een machtiging de normale lineaire afschrijving werd verdubbeld. Er wordt opgemerkt dat er nog enkel degressief kan worden afgeschreven op activa verkregen of tot stand gebracht vóór 01.01.2020 (art. 196, § 3, WIB 92). Voor het bepalen van het saldo van de overdreven afschrijvingen op het einde van het belastbare tijdperk moeten de vorige afschrijvingsexcedenten worden afgetrokken die de vennootschap wenst aan te wenden tot het dekken van de ontoereikende afschrijvingen van het belastbare tijdperk op dezelfde activa (die recuperatie, alsmede het bedrag van de nog te recupereren of uit te boeken excedenten, moet duidelijk blijken uit de gedetailleerde opgave waarvan hierbo- ven sprake is). Andere onderschattingen van activa en overschattingen van passiva Hier zijn bedoeld, enerzijds, onderschattingen van grondstoffen, hulpstoffen, goederen in bewerking, gereed product, handelsgoederen, bestellingen in uitvoering, portefeuillewaarden en, in het algemeen, alle niet-afschrijfbare activa en,

anderzijds, overschattingen van het passief (behoud op het passief van schuldenrekeningen die niet ten belope van het ingeschreven bedrag met werkelijke schulden overeenstemmen). Een detail verstrekken van de verschillende schuldenrekeningen die op het passief van de balans voorkomen (het bedrag van de rekeningen ‘Leveranciers’ mag in globo worden gegeven). Afzonderlijk de bedragen opgeven die in dit vak als belastbare reserves aangegeven zijn. Meerwaarden bij een overdracht van activa aan een buitenlandse vaste inrichting Hier is bedoeld, het positieve verschil tussen enerzijds de werkelijke waarde van de overgedragen bestanddelen en anderzijds de aanschaffingsof beleggingswaarde verminderd met de voorheen aangenomen waardeverminderingen en afschrijvingen, bij de overdracht van één of meerdere bestanddelen van het actief van een binnenlandse vennootschap naar haar buitenlandse vaste inrichting waarvan de winst in België wordt vrijgesteld krachtens een overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting (art. 185/1, WIB 92). Een detail van de positieve of negatieve beweging van deze reserve verstrekken per overgedragen actiefbestanddeel. Vooruitbetaalde kosten Hier zijn bedoeld, de kosten die werkelijk zijn betaald of gedragen, of het karakter van zekere en vaststaande schulden of verliezen hebben verkregen en als zodanig zijn geboekt in het belastbare tijdperk, indien en in de mate dat die kosten betrekking hebben op een toekomstig belastbaar tijdperk (art. 195/1, WIB 92). Deze bepaling wordt besproken in de ‘ Circulaire 2018/C/43 met betrekking tot de fiscale aftrekbaarheid van vooruitbetaalde kosten’ van 10.04.2018.

Belastbare reserves (+)/(-)

De regel 1040 (positief bedrag, negatief bedrag of nul (0)) heeft betrekking op:

  • enerzijds het totaal bedrag van de belastbare reserves bij het begin van het belastbare tijdperk vóór aanpassing in meer (of min) ervan;

  • en anderzijds het totaal bedrag van de belastbare reserves bij het einde van het belastbare tijdperk.

Aanpassingen in meer van de begintoestand van de reserves

  • Meerwaarden op aandelen Hier moet worden vermeld het volgens art. 192, § 1, eerste lid, WIB 92, vrijgesteld bedrag van de meerwaarden op aandelen die zijn verwezenlijkt of zijn vastgesteld bij de verdeling van het vermogen van een ontbonden vennootschap. D.w.z. dat de vrijstelling slechts wordt verleend in de mate dat de eventuele inkomsten van deze aandelen in aanmerking komen om volgens de art. 202, § 1 en § 2 en 203, WIB 92, van de winst te worden afgetrokken, of voor wat betreft de overeenkomstig art. 194 van de wet van 13.03.2016 op het statuut van en het toezicht op de verzekerings- of herver- zekeringsondernemingen aangehouden aandelen, volgens de art. 202, § 1 en § 2, eerste lid, 2°, en 203, WIB 92, van de winst te worden afgetrokken. Bovendien is de vrijstelling slechts van toepassing in zover het belastbare bedrag van de meerwaarden hoger is dan het totaal van de vroeger op de overgedragen aandelen aangenomen waardeverminderingen, verminderd met het totaal van de meerwaarden die volgens art. 24, eerste lid, 3°, WIB 92, werden belast. Voor de meerwaarde gerealiseerd op aandelen verkregen in ruil ten gevolge van een verrichting die is vrijgesteld met toepassing van art. 45, § 1, eerste lid, 2°, WIB 92, omdat op het ogenblik van de ruil de eventuele inkomsten van de geruilde aandelen niet in aanmerking kwamen om volgens de art. 202, § 1, en 203, WIB 92, van de winst te worden afgetrokken, wordt het vrijgestelde bedrag beperkt tot het verschil tussen de vervreemdingsprijs en de werkelijke waarde van de aandelen op het ogenblik van de inbrengverrichting. De vrijstelling is niet van toepassing op de vennootschappen waarvoor het koninklijk besluit van 23.09.1992 op de jaarrekening van de kredietinstellingen, de beleggingsondernemingen en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging, geldt, voor de gerealiseerde verrichtingen op de effecten die behoren tot de handelsporte- feuille, zoals bedoeld in art. 35ter, § 1, tweede lid, a, van dat besluit. De belastingneutrale verrichtingen van inbreng, fusie, (gedeeltelijke) splitsing en het aannemen van een andere rechts- vorm hebben geen invloed op de berekening van de in art. 202, § 2, eerste lid, 2°, WIB 92, vermelde voorwaarde van behoud in volle eigendom (art. 45, § 1, tweede lid en 192, § 1, zevende en achtste lid, WIB 92). In geval van tegeldemaking van aandelen waarop voorheen waardeverminderingen zijn aanvaard, moet de verwezen- lijkte meerwaarde in een bijlage aan de aangifte eventueel in twee delen worden gesplitst, enerzijds, het deel dat met die waardevermindering overeenstemt en, anderzijds, het overige.

  • Meerwaarden op aandelen in het kader van de CFC-regeling Hier moet worden vermeld het volgens art. 192, § 4, WIB 92, vrijgestelde bedrag van de meerwaarden op aandelen. Het gaat om meerwaarden die zijn verwezenlijkt, of vastgesteld bij de verdeling van het vermogen, op aandelen van een buitenlandse vennootschap, waarvan de winst of die van een in een derde land gelegen inrichting van die vennoot- schap volgens art. 185/2, WIB 92, als niet uitgekeerde winst bij de belastingplichtige werd belast in een vorig belastbaar tijdperk, in het geval die meerwaarden niet volgens art. 192, § 1 en § 2, WIB 92, volledig werden vrijgesteld. Die meer- waarden kunnen worden vrijgesteld voor het bedrag van de winst van de buitenlandse vennootschap dat in toepassing van art. 185/2, WIB 92, in een vorig belastbaar tijdperk als niet uitgekeerde winst bij de vennootschap werd belast, voor zover:

  • die winst nog niet eerder was uitgekeerd, en;

  • nog bestond op een rekening van het passief op het tijdstip van de vervreemding van die aandelen. De vrijstelling is slechts van toepassing in zover het belastbare bedrag van de meerwaarden hoger is dan het totaal van de vroeger op de overgedragen aandelen aangenomen waardeverminderingen, verminderd met het totaal van de meer- waarden die volgens art. 24, eerste lid, 3°, WIB 92, werden belast. In geval van een verwerving of van een wijziging van de controle van de vennootschap tijdens het huidige of in een voorgaand belastbaar tijdperk, die niet beantwoordt aan rechtmatige financiële of economische behoeften, kunnen de meerwaarden niet volgens art. 192, § 4, WIB 92, worden vrijgesteld. Deze bepaling wordt besproken in de ‘Circulaire 2024/C/82 over de gewijzigde CFC-regeling’ van 13.12.2024.

  • Terugnemingen van vroegere in verworpen uitgaven opgenomen waardeverminderingen op aandelen Hier moeten worden vermeld, m.b.t. voorheen geboekte waardeverminderingen op aandelen die volgens art. 198, § 1, 7°, WIB 92, als verworpen uitgaven werden belast: a) de terugnemingen op die waardeverminderingen; b) het bedrag van die waardeverminderingen, in de mate dat deze bij de eindverdeling van het maatschappelijk ver- mogen van de emitterende vennootschappen met een verlies aan gestort kapitaal overeenstemmen. De verminde- ringen van gestort kapitaal die ten vroegste vanaf 24. 07.1991 zijn gedaan om geleden verliezen boekhoudkundig aan te zuiveren of om een reserve tot dekking van een voorzienbaar verlies te vormen waarmee het geleden verlies boekhoudkundig is aangezuiverd, worden uitsluitend voor de toepassing van deze bepaling en in afwijking van art. 184, WIB 92, toch als gestort kapitaal aangemerkt.

  • Definitieve vrijstelling tax shelter erkende audiovisuele werken Hier worden bedoeld, de sommen die volgens art. 194ter, WIB 92, definitief worden vrijgesteld.

  • Definitieve vrijstelling tax shelter erkende podiumproducties Hier worden bedoeld, de sommen die volgens de art. 194ter en 194ter/1, WIB 92, definitief worden vrijgesteld.

  • Definitieve vrijstelling tax shelter erkende videospellen Hier worden bedoeld, de sommen die volgens de art. 194ter en 194ter/3, WIB 92, definitief worden vrijgesteld.

  • Vrijstelling gewestelijke premies en kapitaal- en interestsubsidies Hier zijn bedoeld: a) de gewestelijke tewerkstellingspremies en beroepsoverstappremies evenals de door de gewesten toegekende ka- pitaal- en interestsubsidies in het kader van de economische expansiewetgeving voor zover die premies en subsi- dies zijn betekend vanaf 01. 01.2006 (art. 193bis, § 1, WIB 92); b) de premies en de kapitaal- of interestsubsidies op immateriële en materiële vaste activa, die worden toegekend in het raam van de steun aan onderzoek en ontwikkeling door de bevoegde gewestelijke instellingen, met inachtne- ming van de Europese reglementering inzake staatssteun, voor zover die premies en subsidies zijn betekend vanaf 01. 01.2007 (art. 193ter, § 1, WIB 92). De voormelde kapitaalsubsidies worden slechts vrijgesteld in de mate dat ze belastbaar worden op grond van art. 362, WIB 92 (zie ook rubriek ‘Andere vrijgestelde bestanddelen’, k) van het vak ‘Reserves, B. Vrijgestelde gereserveerde winst’).

  • Definitieve vrijstelling winst voortvloeiend uit een vóór 08.01.2024 gehomologeerd reorganisatieplan of vastgesteld minnelijk akkoord De vrijstelling zoals bedoeld in art. 48/1, WIB 92, zoals het bestond vóór de inwerkingtreding van het tweede en derde lid die zijn ingevoegd door art. 49, W 28.12.2023, is definitief indien tijdens het belastbare tijdperk het reorganisatieplan of het minnelijk akkoord volledig is uitgevoerd en wordt slechts verleend voor zover enerzijds een afschrift wordt overgelegd van het in het Belgisch Staatsblad bekend gemaakte vonnis dat het reorganisatieplan homologeert of dat het minnelijk akkoord vaststelt en anderzijds wordt aangetoond dat dit plan of dit akkoord volledig is uitgevoerd (art. 27/1, § 1, KB/WIB 92) (zie ook rubriek ‘Winst voortvloeiend uit een vóór 08.01.2024 gehomologeerd reorganisatieplan of vastgesteld minnelijk akkoord’ van het vak ‘Reserves, B. Vrijgestelde gereserveerde winst’). De bedoelde documenten moeten bij de aangifte worden gevoegd (art. 27/1, § 3, KB/WIB 92).

  • Definitieve vrijstelling voor innovatie-inkomsten De in art. 194quinquies, § 1, WIB 92, bedoelde vrijstelling is definitief indien tijdens het belastbare tijdperk het in art. 205/1, § 2, 1°, a) tot d), WIB 92, bedoeld intellectueel eigendomsrecht is verleend (art. 194quinquies, § 2, WIB 92) (opgave 275 INNO).

- Vrijstelling ten belope van het overgedragen, niet-aftrekbaar financieringskostensurplus Hier wordt bedoeld, de winst die wordt vrijgesteld ten belope van het totaal van het in art. 198/1, § 2, WIB 92, bedoelde financieringskostensurplus dat in toepassing van art. 198/1, § 1, WIB 92, in één van de voorgaande belastbare tijdper- ken niet als beroepskost werd aangemerkt en dat niet als grondslag heeft gediend voor deze vrijstelling van de winst. De in het eerste lid bedoelde vrijstelling kan niet groter zijn dan het positieve verschil tussen het in art. 198/1, § 3, WIB 92, bedoelde grensbedrag en het in art. 198/1, § 2, WIB 92, bedoelde financieringskostensurplus (art. 194sexies, WIB 92) (opgave 275 SE). Deze bepaling wordt besproken in de ‘Circulaire 2023 /C/8 over de interestaftrekbeperking’ van 12.01.2023.

  • Vergoeding verkregen in uitvoering van een groepsbijdrage overeenkomst Hier wordt bedoeld de winst die wordt vrijgesteld ten belope van de in art. 205/5, § 3, vierde lid, WIB 92, bedoelde vergoeding die in uitvoering van een groepsbijdrage overeenkomst bedoeld in diezelfde § 3, wordt verkregen in ruil voor de opname van het bedrag van de groepsbijdrage in de winst van het belastbare tijdperk (art. 194septies, eerste streepje, WIB 92). Deze bepaling wordt besproken in de ‘Circulaire 2020/C/29 over de aftrek van de groepsbijdrage in de VenB’ van 13.02.2020.

  • Vergoeding verkregen in uitvoering van een interestaftrek-overeenkomst Hier wordt bedoeld de winst die wordt vrijgesteld ten belope van de in art. 198/1, § 4, vijfde lid, WIB 92, bedoelde vergoeding die wordt verkregen van de binnenlandse vennootschap of Belgische inrichting die deel uitmaakt van de- zelfde groep van vennootschappen als de belastingplichtige, in ruil voor de overdracht van het grensbedrag bedoeld in § 3 van datzelfde artikel (art. 194septies, tweede streepje, WIB 92). Deze bepaling wordt besproken in de ‘Circulaire 2023 /C/8 over de interestaftrekbeperking’ van 12.01.2023.

  • Bedrag verkregen als vergoeding voor een bijheffing in het kader van de minimumbelasting voor groepen van mul- tinationale ondernemingen en omvangrijke binnenlandse groepen Hier wordt bedoeld, de winst die wordt vrijgesteld ten belope van het bedrag dat wordt verkregen van de binnenlandse vennootschap of Belgische inrichting als vergoeding voor de in de art. 28 en 35, W 19.12.2023, bedoelde belasting die door de vennootschap betaald is (art. 194septies, derde streepje, WIB 92).

  • Verhoogde aftrek van de afschrijvingen voor laadstations voor elektrische wagens Hier wordt bedoeld de verhoogde aftrek van de afschrijvingen met betrekking tot vaste laadstations voor elektrische wagens bedoeld in art. 64quater WIB 92. Die verhoogde aftrek is ten vroegste van toepassing vanaf het aj. verbonden met het belastbare tijdperk in de loop waarvan het laadstation operationeel en publiek toegankelijk is. De hier te vermelden verhoogde aftrek is gelijk aan:

  • 100 % van de afschrijvingen met betrekking tot investeringen gedaan in de periode van 01.09.2021 tot en met

  1. 03 .2023 ;
  • 50 % van de afschrijvingen met betrekking tot investeringen gedaan in de periode van 01.04 .2023 tot en met
  1. 08 .2024. Deze bepaling wordt besproken in de ‘Circulaire 2021/C/115 over fiscale vergroening van de mobiliteit’ van 22.12.2021.
  • Verhoogde aftrek van de kosten voor de levering van zelfstandige dagbladhandels Hier wordt bedoeld het gedeelte van 80 % van de kosten voor de levering, dat wordt toegestaan boven het bedrag van de kosten die vanaf 01.01.2024 werkelijk worden gedaan of gedragen door zelfstandige dagbladhandels (art. 48, W 12.05.2024). Deze bepaling wordt besproken in de ‘Circulaire 2024 /C/ 69 over het belastingstelsel voor de verdeling van papieren

publicaties’ van 04 .11 .2024.

  • Verhoogde aftrek van de kosten verbonden aan elektronische factureringspakketten Hier wordt bedoeld het gedeelte van 20 % van de kosten dat wordt toegestaan boven het bedrag van de kosten die vanaf 01.01.2024 werkelijk worden gedaan of gedragen, met uitzondering van deze die bestaan uit afschrijvingen, ver- bonden aan factureringspakketten voor het opstellen, verzenden en ontvangen van elektronische facturen in een ge- structureerde vorm die automatische en elektronische verwerking ervan mogelijk maakt in het kader van de verplichtin- gen opgelegd door de W 06.02.2024 (art. 64ter, eerste lid, 1°, WIB 92).

  • Andere Inzonderheid worden bedoeld: a) de opnemingen van gestort kapitaal, met uitzondering van terugbetalingen van gestort kapitaal ter uitvoering van een regelmatige beslissing van de vennootschap overeenkomstig het WVV of, indien de vennootschap niet onder dat Wetboek ressorteert, overeenkomstig het recht dat haar beheerst; b) de tijdens het belastbare tijdperk verkregen terugbetalingen van belastingen die vroeger niet als beroepskosten zijn aangenomen en de regulariseringen van geraamde belastingschulden die voorheen als een verworpen uitgave zijn belast, in zover ze niet van de tijdens het belastbare tijdperk gedragen niet-aftrekbare belastingen konden worden afgetrokken; c) het gedeelte van de verwezenlijkte meerwaarden op autovoertuigen dat gelijk is aan 100 verminderd met de in procenten uitgedrukte verhouding tussen de som van de voor de verkoop fiscaal aangenomen afschrijvingen, voor elk belastbaar tijdperk beperkt tot 100 %, en de som van de geboekte afschrijvingen voor de overeenstemmende belastbare tijdperken (art. 24, vierde lid, WIB 92); d) in geval van latere vervreemding van aandelen verworven in het geval bedoeld in art. 186, zesde lid, WIB 92 (ver- werving van eigen aandelen die meer dan 20 % van het kapitaal vertegenwoordigen), de ontvangen vergoeding of de verkoopwaarde, verminderd met de kosten van vervreemding, ten belope van de aanschaffingswaarde ervan (art. 188, derde lid, WIB 92); e) het onder de belastingvrije winst van de inbrengende vennootschap opgenomen bedrag, naar aanleiding van een inbreng van een tak van werkzaamheid of van een algemeenheid van goederen uitgevoerd in overeenstemming met art. 46, § 1, eerste lid, 2°, WIB 92, dat onder de voorwaarden van art. 192, § 2, WIB 92, wordt vrijgesteld en dat zijn oorsprong vindt in een herbelegging zoals bedoeld in art. 47, WIB 92, of in een kapitaalsubsidie zoals bedoeld in art. 362, WIB 92, die deel uitmaakt van die inbreng; f) de winst die voortkomt van de terugbetaling tijdens het belastbare tijdperk van een gedeelte van het belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling volgens art. 292bis, § 1, vijfde lid, WIB 92; g) de winst die op basis van art. 185, § 2, b), WIB 92, wordt herzien; h) de terugnames tijdens het belastbare tijdperk van waardeverminderingen die door een in art. 184quinquies, WIB 92, bedoelde rechtspersoon zijn geboekt in de jaarrekening met betrekking tot het boekjaar afgesloten vóór het boekjaar dat verbonden is aan het eerste aj. waarvoor die rechtspersoon aan de vennootschapsbelasting is onderworpen; i) de in art. 7/1 van de wet van 30.10.2022 houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten gevolge van de ener- giecrisis, vermelde vergoedingen die overeenkomstig gewestelijke, gemeenschaps-, provinciale of gemeentelijke regelgeving tussen 01.07.2022 en 31.12.2023 worden betaald of toegekend voor de economische gevolgen die belastingplichtigen ondervinden naar aanleiding van de energiecrisis. .

Aanpassingen in min van de begintoestand van de reserves

  • Groepsbijdrage Hier wordt bedoeld, de opname in de belastbare grondslag van de in art. 205/5, WIB 92, bedoelde groepsbijdrage volgens de bepalingen van art. 185, § 4, eerste lid, WIB 92. Deze bepaling wordt besproken in de ‘Circulaire 2020/C/29 over de aftrek van de groepsbijdrage in de VenB’ van 13.02.2020.

  • Andere Het gaat inzonderheid om opnemingen bij overlijden, uittreding of uitsluiting van één of meer vennoten van personen- vennootschappen, en dat uitsluitend in zover het overlijden, de uittreding of de uitsluiting vóór 01. 01.1990 heeft plaats- gevonden (zie ook ‘Gehele of gedeeltelijke verdeling van maatschappelijk vermogen’, regels 1511 en 1512 van het vak ‘Bijzondere aanslagen met betrekking tot verrichtingen die vóór 01 .01.1990 hebben plaatsgevonden’). Wanneer die verrichtingen vanaf 01. 01.1990 hebben plaatsgevonden, wordt verwezen naar rubriek c ‘Overlijden, uit- treding of uitsluiting van een vennoot’ van het vak ‘Uitgekeerde dividenden’.

B. Vrijgestelde gereserveerde winst Waardeverminderingen op handelsvorderingen

Bedoeld zijn de waardeverminderingen op handelsvorderingen, geboekt om het hoofd te bieden aan scherp omschreven verliezen die volgens de aan de gang zijnde gebeurtenissen waarschijnlijk zijn, in zover ze beantwoorden aan de voorwaarden bepaald bij de art. 22 tot 27, KB/WIB 92 (staat 204.3). Zijn eveneens bedoeld de waardeverminderingen en voorzieningen op schuldvorderingen op de medecontractanten waarvoor een reorganisatieplan is gehomologeerd of een minnelijk akkoord is vastgesteld vóór 01.09.2023, op grond van art. XX.38, XX.65 of XX.79 van het Wetboek van economisch recht, en dat gedurende de belastbare tijdperken tot de volledige tenuitvoerlegging van het plan of van het minnelijk akkoord of tot het sluiten van de procedure. Worden vanaf 01.09.2023 bedoeld, de waardeverminderingen en voorzieningen op schuldvorderingen op de medecontractanten ten gevolge van de vaststelling van een minnelijk akkoord in uitvoering van de art. XX.38 of XX.65, met uitzondering van paragraaf 3, tweede lid, of XX.83/30, met uitzondering van paragraaf 3, tweede lid, van het Wetboek van economisch recht of ten gevolge van de homologatie van een reorganisatieplan in uitvoering van de art. XX.79 of XX.83/15 of XX.83/35 van het Wetboek van economisch recht, en dit gedurende de belastbare tijdperken tot de volledige tenuitvoerlegging van het minnelijk akkoord of van het plan, of tot de intrekking ervan.

Voorzieningen voor risico’s en kosten

Bedoeld zijn de voorzieningen voor risico’s en kosten, geboekt om het hoofd te bieden aan scherp omschreven verliezen of kosten die volgens de aan de gang zijnde gebeurtenissen waarschijnlijk zijn, in zover ze beantwoorden aan de voorwaarden bepaald bij de art. 22 tot 27, KB/WIB 92 (staat 204.3). Bovendien zijn deze voorzieningen voor risico’s en kosten slechts vrijgesteld indien zij voortvloeien:

- hetzij uit verbintenissen die door de onderneming zijn aangegaan gedurende het belastbare tijdperk of één van de voorgaande belastbare tijdperken;

  • hetzij uit wettelijke of reglementaire verplichtingen, andere dan de verplichtingen die louter voortvloeien uit de toe- passing van een boekhoudkundige of jaarrekeningrechtelijke reglementering (art. 194, WIB 92). Deze bepaling wordt besproken in de ‘ Circulaire 2018/C/118 over de vrijgestelde voorzieningen voor risico’s en kosten in de VenB ’ van 26.10.2018.

Vrijgestelde meerwaarden: Voorafgaande opmerkingen

In het geval en in zover ze op één of meer afzonderlijke rekeningen van het passief geboekt zijn en blijven en niet tot grondslag dienen voor de berekening van de jaarlijkse dotatie aan de wettelijke reserve of van enige beloning of toekenning, zijn de hierna vermelde uitgedrukte niet-verwezenlijkte meerwaarden en verwezenlijkte meerwaarden (niet de gespreid te belasten verwezenlijkte meerwaarden) vrijgesteld, en worden de in art. 47, WIB 92, vermelde gespreid te belasten verwezenlijkte meerwaarden belast op de in dat artikel bepaalde wijze. De meerwaarden verwezenlijkt op bedrijfsvoertuigen, alsmede de meerwaarden verwezenlijkt op binnenschepen of zeeschepen worden hierna in aparte rubrieken besproken. De voormelde voorwaarden zijn niet van toepassing op de in art. 45 en 46, § 1, eerste lid, 2°, WIB 92, vermelde meerwaarden ingeval die meerwaarden niet worden uitgedrukt overeenkomstig het KB/WVV. Indien en in zoverre die voorwaarden in enig belastbaar tijdperk niet langer worden nageleefd, wordt het vroeger vrijgestelde of voorlopig niet belaste gedeelte van die meerwaarde beschouwd als winst van dat belastbare tijdperk.

Uitgedrukte maar niet-verwezenlijkte meerwaarden

Hier moeten worden vermeld de in art. 44, § 1, 1°, WIB 92, bedoelde uitgedrukte maar niet-verwezenlijkte meerwaarden op andere goederen dan voorraden en bestellingen in uitvoering, de in toepassing van art. 184quinquies, eerste lid, 3°, WIB 92, vrijgestelde herwaarderingsmeerwaarden, alsmede de in art. 511, § 2, WIB 92, bedoelde herschattingsmeerwaarden.

Verwezenlijkte meerwaarden

Gespreid te belasten meerwaarden op bepaalde effecten Hier moeten worden vermeld, in zover ze op een afzonderlijke rekening van het passief zijn geboekt (zie in het andere geval de rubriek ‘Terugnemingen van vroegere vrijstellingen’, litt. d), vak ‘Verworpen uitgaven en overige bestanddelen van het resultaat’), de in art. 513, WIB 92, vermelde meerwaarden op sommige effecten die ten laatste in een belastbaar tijdperk dat aanvangt vóór 01.01.2020 zijn verwezenlijkt, mits de verkoopprijs wordt herbelegd in de in dat artikel gestelde vormen en termijnen; die meerwaarden worden aangemerkt als winst van het belastbare tijdperk waarin zij zijn verwezenlijkt en voor elk van de vijf volgende belastbare tijdperken en dat ten belope van één zesde van hun bedrag voor elk van die belastbare tijdperken (opgave 275 K).

Gespreid te belasten meerwaarden op materiële en immateriële vaste activa Hier moeten worden vermeld de in art. 47, WIB 92, bedoelde verwezenlijkte meerwaarden op immateriële of materiële vaste activa, mits een bedrag gelijk aan de verkregen schadevergoeding of de verkoopwaarde wordt herbelegd in de in dat artikel gestelde vormen en termijnen; die meerwaarden worden aangemerkt als winst van het belastbare tijdperk waarin de herbelegde goederen zijn verkregen of tot stand gebracht en van ieder volgende belastbare tijdperk, en dat naar verhouding tot de afschrijvingen op die goederen die respectievelijk op het einde van het eerst vermelde belastbare tijdperk en voor elk volgende belastbare tijdperk in aanmerking worden genomen en, in voorkomend geval, tot het saldo op het ogenblik dat de goederen ophouden gebruikt te worden voor het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid en uiterlijk bij de stopzetting van de beroepswerkzaamheid, wanneer het meerwaarden betreft die zijn verwezenlijkt: 1° n.a.v. een schadegeval, een onteigening, een opeising in eigendom of een andere gelijkaardige gebeurtenis; 2° bij een niet in het 1° vermelde vervreemding van immateriële vaste activa waarop fiscaal afschrijvingen werden aangenomen of van materiële vaste activa en voor zover de vervreemde goederen sedert meer dan 5 jaar vóór hun vervreemding de aard van vaste activa hadden. De in het vorige lid bedoelde meerwaarden mogen hier niet worden vermeld indien zij zijn onderworpen aan het exit tax tarief en zij werden gerealiseerd in het kader van een verrichting, zoals bedoeld in art. 46, § 1, tweede lid; 211, § 1, zesde lid of 217, eerste lid, 1°, tweede streepje, WIB 92, waaraan een door de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten erkende beleggingsvennootschap met vast kapitaal voor belegging in vastgoed, een gereglementeerde vastgoedvennootschap, een Europese langetermijnbeleggingsinstelling of een bij de FOD Financiën op de lijst van de gespecialiseerde vastgoedbeleggingsfondsen ingeschreven vennootschap deelneemt (zie ook rubriek ‘Belastbaar tegen het exit tax tarief van 15 %’ van het vak ‘Uiteenzetting van de winst’). (opgave 276 K) Andere verwezenlijkte meerwaarden (niet de gespreid te belasten verwezenlijkte meerwaarden) Hier moeten inzonderheid worden vermeld: 1° het monetaire gedeelte van verwezenlijkte meerwaarden op immateriële, materiële en financiële vaste activa en andere portefeuillewaarden; die vrijstelling wordt slechts verleend in zover de ontvangen vergoeding of de verkoopwaarde bij de vervreemding van het goed niet hoger is dan de gerevaloriseerde waarde van de vervreemde activa verminderd met de vroeger aangenomen afschrijvingen en waardeverminderingen; 2° de meerwaarden op aandelen in binnenlandse vennootschappen of in intra-Europese vennootschappen (art. 45, § 1, eerste lid, WIB 92): a) wanneer die meerwaarden zijn verkregen of vastgesteld naar aanleiding van een fusie door overneming, een fusie door oprichting van een nieuwe vennootschap, een splitsing door overneming, een splitsing door oprichting van nieuwe vennootschappen, een gemengde splitsing, een met splitsing gelijkgestelde verrichting of het aannemen van een andere rechtsvorm, tot stand gebracht met toepassing van hetzij de art. 211, § 1 of 214, § 1, WIB 92, hetzij van bepalingen van gelijke aard in de andere lidstaat van de Europese Unie, voor zover de verrichting wordt vergoed met nieuwe aandelen die daartoe worden uitgegeven; b) die worden gerealiseerd naar aanleiding van de inbreng van deze aandelen in een binnenlandse vennootschap of een intra-Europese vennootschap in ruil voor nieuwe aandelen uitgegeven door de inbrengverkrijgende vennootschap, waardoor de inbrengverkrijgende vennootschap in het totaal meer dan 50 % van de stemrechten verwerft in de vennootschap waarvan de aandelen worden ingebracht, of waardoor zij, indien zij reeds over een meerderheid van de stemrechten beschikt, haar deelneming vergroot, en dit indien geen opleg in geld plaatsvindt die meer bedraagt dan 10 % van de nominale waarde, of bij gebreke aan nominale waarde, van de fractiewaarde van de nieuwe uitgegeven aandelen, en voor zover de in a) en b) bedoelde verrichtingen niet als hoofddoel of één van de hoofddoelen belastingfraude of

  • ontwijking hebben (art. 183bis, WIB 92); 3° de meerwaarden die betrekking hebben op rechten van deelneming van gemeenschappelijke beleggingsfondsen van de Europese Unie, wanneer zij zijn verkregen of vastgesteld naar aanleiding van de omvorming van die fondsen in beleggingsvennootschappen van de Europese Unie of in een van hun afdelingen (art. 45, § 2, WIB 92); 4° de meerwaarden verkregen of vastgesteld ter gelegenheid van een volgens art. 46, § 1, eerste lid, 2°, WIB 92, uitgevoerde inbreng van één of meer bedrijfsafdelingen of takken van werkzaamheid of van de algemeenheid van goederen; 5° de vóór 01. 01.1990 vastgestelde of verwezenlijkte meerwaarden en het niet-monetaire gedeelte van tot en met het aj. 1991 vrijwillig verwezenlijkte meerwaarden op bepaalde aandelen, die volgens de toenmalige wettelijke bepa- lingen werden vrijgesteld, in zover de vrijstellingsvoorwaarden bij voortduur worden nageleefd. Meerwaarden op bedrijfsvoertuigen Hier moeten worden vermeld de volgens art. 44bis, WIB 92, vrijgestelde meerwaarden verwezenlijkt op bedrijfsvoertui- gen, mits een bedrag gelijk aan de verkregen schadevergoeding of de verkoopwaarde wordt herbelegd op de in dat artikel voorziene wijze en gestelde termijnen (opgave 276 N).

Meerwaarden op binnenschepen Hier moeten worden vermeld de volgens art. 44ter, WIB 92, vrijgestelde meerwaarden, die zijn verwezenlijkt op voor de commerciële vaart bestemde binnenschepen, mits een bedrag dat gelijk is aan de verkregen schadevergoeding of de verkoopwaarde wordt herbelegd op de in dat artikel voorziene wijze en gestelde termijnen ( opgave 276 P). Meerwaarden op zeeschepen Hier moeten worden vermeld de meerwaarden die zijn verwezenlijkt op zeeschepen door binnenlandse vennootschappen die uitsluitend activiteiten uitoefenen zoals omschreven in art. 115, § 2, W 02. 08.2002, mits een bedrag gelijk aan de verkoopwaarde wordt herbelegd op de in art. 122, W 02. 08.2002, voorziene wijze en gestelde termijnen (opgave 275 B).

Investeringsreserve

Hier wordt vermeld de volgens art. 194quater, WIB 92, niet als winst aangemerkte investeringsreserve.

Wederopbouwreserve

Hier moet worden vermeld de wederopbouwreserve die is aangelegd bij het verstrijken van het belastbare tijdperk dat verbonden is aan één van de aj. 2022, 2023 of 2024 en die wordt vrijgesteld volgens art. 194quater/1, WIB 92 ( opgave 275 RR ). Deze bepaling wordt besproken in de ‘ Circulaire 2022/C/6 over de wederopbouwreserve’ van 18.01.2022.

Tax shelter erkende audiovisuele werken

Hier moet worden vermeld de volgens art. 194ter, §§ 2 tot 4, WIB 92, voorlopig vrijgestelde winst ten name van een vennootschap die een raamovereenkomst afsluit voor de productie van een erkend audiovisueel werk.

Tax shelter erkende podiumproducties

Hier moet worden vermeld de volgens art. 194ter, §§ 2 tot 4, en art. 194ter/1, WIB 92, voorlopig vrijgestelde winst ten name van een vennootschap die een raamovereenkomst afsluit voor de realisatie van een erkende podiumproductie.

Tax shelter erkende videospellen

Hier moet worden vermeld de volgens art. 194ter, §§ 2 tot 4, en art. 194ter/3, WIB 92, voorlopig vrijgestelde winst ten name van een vennootschap die een raamovereenkomst afsluiten voor de productie van een erkend videospel.

Reserve voor innovatie-inkomsten

Hier moet worden vermeld de volgens art. 194quinquies, § 1, WIB 92, voorlopig vrijgestelde winst met betrekking tot een in art. 205/1, § 2, 1°, a) tot d), WIB 92, bedoeld intellectueel eigendomsrecht (opgave 275 INNO).

Vrijgestelde winst die in het vermogen van een erkend inschakelingsbedrijf wordt gehouden

Hier moet worden vermeld de volgens art. 193quater, WIB 92, vrijgestelde winst die in het vermogen van een erkend inschakelingsbedrijf wordt gehouden. Deze bepaling wordt besproken in de ‘ Circulaire 2018/C/89 betreffende het fiscaal stelsel van inschakelingsbedrijven ’ van 17.07.2018.

Winst voortvloeiend uit een vóór 08.01.2024 gehomologeerd reorganisatieplan of vastgesteld minnelijk akkoord

Bedoeld is de winst die voortvloeit uit de minderwaarden die zijn opgetekend op bestanddelen van het passief ten gevolge van de homologatie van een reorganisatieplan door de rechtbank of ten gevolge van de vaststelling door de rechtbank van een minnelijk akkoord krachtens Boek XX, titel V van het Wetboek van economisch recht wanneer de homologatie of vaststelling vóór 01.09.2023 plaatsvindt (art. 48/1, WIB 92). Wanneer de homologatie of vaststelling vanaf 01.09.2023 plaatsvindt, is de winst bedoeld die voortvloeit uit de minderwaarden die zijn opgetekend op bestanddelen van het passief ten gevolge van de vaststelling, vóór 08.01.2024, van een minnelijk akkoord in uitvoering van de art. XX.38 of XX.65, met uitzondering van paragraaf 3, tweede lid, of XX.83/30, met uitzondering van paragraaf 3, tweede lid, van het Wetboek van economisch recht, of ten gevolge van de homologatie, vóór 08.01.2024, van een reorganisatieplan in uitvoering van de art. XX.79 of XX.83/15 of XX.83/35 van hetzelfde Wetboek, en dat, gedurende de belastbare tijdperken tot de volledige tenuitvoerlegging van het minnelijk akkoord of van het plan, of tot de intrekking ervan. Deze vrijstelling is van toepassing indien tijdens het belastbare tijdperk het vonnis dat het reorganisatieplan homologeert of het minnelijk akkoord vaststelt, is gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad. Deze vrijstelling wordt behouden voor de volgende aj. voor zover de vrijgestelde winst geboekt is en blijft op een afzonderlijke rekening van het passief van de balans en niet tot grondslag dient voor de berekening van enige beloning of toekenning en dit tot op de datum waarop het plan of het akkoord volledig is uitgevoerd en voor zover een afschrift van het in het Belgisch Staatsblad gepubliceerde vonnis alsook een document waaruit blijkt dat het plan of het akkoord nog niet volledig is uitgevoerd en nog steeds wordt nageleefd, worden overgelegd (art. 27/1, § 2, eerste lid, KB/WIB 92). Ingeval één of andere van de gestelde voorwaarden gedurende enig belastbaar tijdperk niet langer wordt nageleefd of ontbreekt, wordt de voorheen vrijgestelde winst aangemerkt als winst van dat belastbare tijdperk (art. 27/1, § 2, tweede lid, KB/WIB 92). De bedoelde documenten moeten bij de aangifte worden gevoegd (art. 27/1, § 3, KB/WIB 92).

Winst voortvloeiend uit een vanaf 08.01.2024 gehomologeerd reorganisatieplan of vastgesteld minnelijk akkoord

Bedoeld is de winst die voortvloeit uit de minderwaarden die zijn opgetekend op bestanddelen van het passief ten gevolge van de vaststelling, vanaf 08.01.2024, van een minnelijk akkoord in uitvoering van de art. XX.38 of XX.65, met uitzondering van paragraaf 3, tweede lid, of XX.83/30, met uitzondering van paragraaf 3, tweede lid, van het Wetboek van economisch recht, of ten gevolge van de homologatie, vanaf 08.01.2024, van een reorganisatieplan in uitvoering van de art. XX.79 of XX.83/15 of XX.83/35 van hetzelfde Wetboek, en dat, gedurende de belastbare tijdperken tot de volledige tenuitvoerlegging van het minnelijk akkoord of van het plan, of tot de intrekking ervan (art. 48/1, WIB 92). Het volgens het eerste lid vrijgestelde bedrag wordt opgenomen in de belastbare grondslag van het derde tot en met het zesde belastbare tijdperk volgend op dat waarin de volledige tenuitvoerlegging van het minnelijk akkoord of van het plan werd bewerkstelligd, of de intrekking ervan plaatsvond, ten belope van een vierde voor elk van die tijdperken, en uiterlijk van het belastbare tijdperk waarin de stopzetting van de werkzaamheid plaatsvindt voor het eventuele saldo. In voorkomend geval, heeft de gehele of gedeeltelijke herleving van een kwijtgescholden schuld tot gevolg dat het saldo, zoals bepaald volgens het vorige lid, wordt opgenomen in de belastbare grondslag van het tijdperk waarin de herleving heeft plaatsgevonden. Een opgave toevoegen aan de hand waarvan de opname in de belastbare grondslag van de bedoelde tijdelijk vrijgestelde winst kan worden opgevolgd.

Andere vrijgestelde bestanddelen

Hier moeten inzonderheid worden vermeld: a) de volgens art. 58, W 31. 07.1984, vrijgestelde winst die door de privé-aandeelhouders van een eigenlijke reconversievennootschap is besteed aan de afkoop van aandelen die de FIV-inbreng vertegenwoordigen; b) de volgens art. 69, § 1, 1°, W 31. 07.1984, vrijgestelde winst die in het vermogen van een innovatievennootschap wordt gehouden; c) de volgens art. 67, W 26. 03.1999, vrijgestelde winst die in het vermogen van een erkend inschakelingsbedrijf wordt gehouden; d) de vrijgestelde voorziening voor sociaal passief, vermeld in art. 23, § 2, WIB, zoals dit bestond vóór het door art. 309, 2°, W 22.12.1989, werd opgeheven; e) de investeringsreserve zoals vermeld in art. 511, § 1, WIB 92, die voor het aj. 1982 werd vrijgesteld; f) het bedrag van de fiscaal toegelaten afschrijvingen boven de aanschaffingsof beleggingswaarde; g) het gedeelte van 20 % van de in het kader van het door een werkgever of groep van werkgevers ingericht gemeenschappelijk vervoer van personeelsleden tussen de woonplaats en de plaats van tewerkstelling, gemaakte kosten dat in enig vorig belastbaar tijdperk werd aanvaard boven het bedrag van de werkelijk gedane of gedragen kosten die rechtstreeks betrekking hebben op minibussen, autobussen en autocars of die betrekking hebben op het bezoldigde vervoer van personen met die voertuigen voor zover dat gedeelte op één of meer afzonderlijke rekeningen van het passief geboekt is en blijft en niet tot grondslag dient voor de berekening van de jaarlijkse dotatie aan de wettelijke reserve of van enige beloning of toekenning (art. 190bis, WIB 92); h) het gedeelte van 20 % van bepaalde gedane of gedragen kosten, dat in enig vorig belastbaar tijdperk werd aanvaard boven het bedrag van de werkelijk gedane of gedragen kosten inzake beveiliging door de binnenlandse vennootschappen die als ‘kleine vennootschappen’ worden aangemerkt voor het aj. dat verbonden is aan het belastbare tijdperk waarin de kosten zijn gedaan of gedragen in zoverre dat gedeelte op één of meer afzonderlijke rekeningen van het passief geboekt is en blijft en niet tot grondslag dient voor de berekening van de jaarlijkse dotatie aan de wettelijke reserve of van enige beloning of toekenning (art. 190bis, WIB 92 en art. 194octies, WIB 92); i) het gedeelte van 20 % van bepaalde gedane of gedragen kosten, dat in enig vorig belastbaar tijdperk werd aanvaard boven het bedrag van de werkelijk gedane of gedragen kosten, specifiek om het gebruik door de personeelsleden van het rijwiel of de speed pedelec zoals bedoeld in art. 38, § 1, eerste lid, 14°, a), WIB 92, voor hun verplaatsingen tussen hun woonplaats en hun plaats van tewerkstelling aan te moedigen in zoverre dat gedeelte op één of meer afzonderlijke rekeningen van het passief geboekt is en blijft en niet tot grondslag dient voor de berekening van de jaarlijkse dotatie aan de wettelijke reserve of van enige beloning of toekenning (art. 190bis, WIB 92 en art. 194octies, WIB 92); j) het gedeelte van 20 % van gedane of gedragen kosten, dat in enig vorig belastbaar tijdperk werd aanvaard boven het bedrag van de werkelijk gedane of gedragen kosten, voor bepaalde voertuigen die een uitstoot hebben van 0 gram CO 2 per kilometer in zoverre dat gedeelte op één of meer afzonderlijke rekeningen van het passief geboekt is en blijft en niet tot grondslag dient voor de berekening van de jaarlijkse dotatie aan de wettelijke reserve of van enige beloning of toekenning (art. 190bis, WIB 92); k) de kapitaalsubsidies of de gedeelten ervan die volgens art. 362, WIB 92, moeten worden aangemerkt als winst van latere belastbare tijdperken en de in toepassing van art. 184quinquies, eerste lid, 3°, WIB 92, vrijgestelde kapitaalsubsidies; l) de in art. 184ter, § 1, WIB 92, bedoelde vrijgestelde bestanddelen; m) de technische voorzieningen van verzekeringsondernemingen, die binnen de grenzen en onder de voorwaarden zoals vermeld in de art. 73^1 tot 73^4, KB/WIB 92, zijn vrijgesteld.

In het kapitaal en de uitgiftepremies geïncorporeerd gedeelte van de vrijgestelde reserves

Hier moet worden vermeld, het gedeelte van de vrijgestelde gereserveerde winst (regel 1140) dat geïncorporeerd is in het kapitaal en de uitgiftepremies.

VAK VERWORPEN UITGAVEN EN OVERIGE BESTANDDELEN VAN HET RESULTAAT Algemeen

Als rechtvaardiging van de in rekening gebrachte beroepskosten past het inzonderheid volgende gegevens te verstrekken: 1° een lijst van de bedrijfs-, financiële en uitzonderlijke kosten, volgens hun aard, daarin begrepen de bezoldigingen. In voorkomend geval, per bezoldigingscategorie, de eraan verbonden bedragen die zijn opgenomen in die kosten verstrekken zodat de administratie de overeenstemming kan maken met de samenvattende opgaven die ze opstelt; 2° een opgave van de door de vennootschap als schuldenaar toegekende of betaalbaar gestelde roerende inkomsten, andere dan deze die zijn bedoeld in art. 57, eerste lid, 4°, WIB 92. Opgeven: de juiste aard, het bedrag, de datum van toekenning of betaalbaarstelling, de aanslagvoet en het bedrag van de roerende voorheffing, waarbij dient te worden gespecificeerd of die voorheffing al dan niet aan de bron is ingehouden, de datum van betaling en, eventueel, de redenen van vrijstelling. Voor financiële instellingen mag de opgave voor inkomsten van deposito’s bestaan uit een schifting van de toegekende of betaalbaar gestelde inkomsten, per categorie naar het stelsel dat aan de bron is toegepast (duidelijk de overeenstemming doen blijken tussen de gegevens uit de boekhouding en uit de aangiften inzake roerende voorheffing). Te vermelden zijn ook de inkomsten die begrepen zijn in lijfrenten of tijdelijke renten die geen pensioenen zijn en na 01. 01.1962 onder bezwarende titel zijn aangelegd ten laste van de vennootschap; wanneer die renten aangelegd zijn tegen storting met afstand van het kapitaal, wordt het belastbare bedrag ervan beperkt tot 3 % van dat kapitaal; betreft het renten die voortvloeien uit de overdracht van de eigendom, de blote eigendom of het vruchtgebruik van onroerende goederen, dan wordt de waarde van het kapitaal bepaald zoals op het stuk van registratierechten; Belangrijke opmerking : De toekenning of betaalbaarstelling van roerende inkomsten maakt de aangifte in de roerende voorheffing (aangifteformulier 273/273 A/273 S) verplicht, zelfs wanneer geen roerende voorheffing is verschuldigd (art. 312, WIB 92 juncto art. 85, KB/WIB 92) (zie ook de regel 1322 van het vak ‘Uitgekeerde dividenden’). Het niet of onvolledig naleven van deze verplichting kan worden gesanctioneerd met belastingverhogingen en/of administratieve boeten. 3° een opgave van de door de vennootschap gehuurde onroerende goederen of gedeelten van onroerende goederen met vermelding van de ligging, de aard van de lokalen (magazijn, werkhuis, kantoor, enz.), de naam en voornaam of de maatschappelijke benaming en het adres van de eigenaar(s), het bedrag van de huur (voordelen inbegrepen) voor 2024 en eventueel de vermelding van het gehuurde gedeelte (b.v. benedenverdieping).

Niet-aftrekbare belastingen

Het aangegeven bedrag moet blijken uit een lijst waarin alle gegevens voorkomen betreffende:

  • de verschillende belastingen, met uitzondering van de gewestelijke belastingen, die de vennootschap tijdens het belastbare tijdperk heeft betaald of ten laste genomen, d.w.z.: gemeente, aj., eventueel kohierartikel, aard, bedrag en datum van betaling of van tenlasteneming van die belastingen (de niet-aftrekbare belastingen afzonderlijk groe- peren);

  • het ‘geraamd bedrag van de belastingschulden’, onder te verdelen in aftrekbare en niet-aftrekbare belastingen;

  • de tijdens het belastbare tijdperk verkregen terugbetalingen van belastingen, met uitzondering van de gewestelijke belastingen, die vroeger bij de verworpen uitgaven zijn gevoegd;

  • de regulariseringen van geraamde belastingschulden. Inzonderheid mogen niet als beroepskosten worden afgetrokken: a) de als ontlasting van de verkrijgers gedragen roerende voorheffing op roerende inkomsten die gedurende het be- lastbare tijdperk door de vennootschap zijn betaald of toegekend; b) de vennootschapsbelasting met inbegrip van de afzonderlijke aanslag op niet-verantwoorde kosten, voordelen van alle aard of inkomsten uit auteursrechten en naburige rechten, de verdoken meerwinsten en de financiële voorde- len of voordelen van alle aard bedoeld in art. 219, WIB 92 en de volgens art. 219bis, 219quater en 219quinquies, WIB 92, verschuldigde afzonderlijke aanslagen; c) de voorafbetalingen op de vennootschapsbelasting; d) de verhogingen, vermeerderingen, kosten en nalatigheidsinteresten op de in deze rubriek bedoelde niet-aftrekbare belastingen; e) het ‘geraamd bedrag van de belastingschulden’ dat betrekking heeft op niet-aftrekbare belastingen (indien de post ‘geraamd bedrag van de belastingschulden’ op eerder willekeurige wijze is bepaald en in een belangrijke mate de in te kohieren belasting overtreft, moet het gedeelte dat de verschuldigde belasting te boven gaat onder de belast- bare reserves worden opgenomen en moet alleen de verschuldigde belasting als een niet-aftrekbare uitgave in aanmerking worden genomen); f) de belasting en de aanvullende belasting op de deelnames die ten laste van de schuldenaar van het inkomen vallen als ontlasting van de verkrijger van de inkomsten, bedoeld in art. 113 van het Wetboek van de met de inkomsten- belastingen gelijkgestelde belastingen (art. 26, a), W 22. 05.2001); g) de bedragen die in het kader van het stelsel dat voorziet in de terugvordering van staatssteun die betrekking heeft op de belasting van in art. 185, § 2, b, WIB 92, bedoelde overwinst, worden terugbetaald, wat het gedeelte betreft dat betrekking heeft op de belastingen, met uitsluiting van het gedeelte dat betrekking heeft op de in art. 104 en 111, W 25.12.2016, bedoelde interesten (art. 103, eerste lid, W 25.12.2016). Onder de belastbare inkomsten dienen eveneens als niet-aftrekbare belastingen te worden aangegeven (behoudens indien de vennootschap ze rechtstreeks als winst heeft geboekt): a) de werkelijke en fictieve roerende voorheffing; b) het forfaitaire gedeelte van de buitenlandse belasting in verband met inkomsten en opbrengsten van roerende goe- deren en kapitalen van buitenlandse oorsprong, andere dan dividenden. Het bedrag van de niet-aftrekbare belastingen moet worden verminderd met de tijdens het belastbare tijdperk verkregen terugbetalingen van in deze rubriek bedoelde belastingen die vroeger niet als beroepskosten zijn aangenomen en met de regulariseringen van geraamde belastingschulden die voorheen als een verworpen uitgave zijn belast (zie ook ze- ventiende streepje, litt. b), van de rubriek ‘Aanpassingen in meer van de begintoestand van de reserves’ van het vak ‘Reserves, A. Belastbare gereserveerde winst’).

Gewestelijke belastingen, heffingen en retributies

Het aangegeven bedrag moet blijken uit een lijst waarin alle gegevens voorkomen betreffende de verschillende gewestelijke belastingen, heffingen en retributies die de vennootschap tijdens het belastbare tijdperk heeft betaald of ten laste genomen, d.w.z. plaats, aj., eventueel kohierartikel, aard, bedrag en datum van betaling of tenlasteneming van die belastingen, heffingen en retributies (de niet-aftrekbare belastingen, heffingen en retributies afzonderlijk groeperen). Inzonderheid mogen niet als beroepskosten worden afgetrokken: a) onverminderd de toepassing van litt. c) hierna, de gewestelijke belastingen, heffingen en retributies andere dan deze bedoeld in art. 3 van de bijzondere wet van 16.01.1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten en andere dan deze ingevoerd door de Gewesten op het gebruik van voertuigen of op het gebruik van de openbare weg (art. 198, § 1, 5°, WIB 92); b) de verhogingen, vermeerderingen, kosten en nalatigheidsinteresten met betrekking tot deze niet-aftrekbare belastingen, heffingen en retributies (art. 198, § 1, 5°, WIB 92); c) de belasting op de spelen en weddenschappen en de belasting op de automatische ontspanningstoestellen bedoeld in art. 3, eerste lid, 1° en 2°, van de bijzondere wet van 16.01.1989 betreffende de financiering van de Gemeenschappen en de Gewesten (art. 53, 32°, WIB 92).

Geldboeten, verbeurdverklaringen en straffen van alle aard

Bedoeld zijn de geldboeten, met inbegrip van transactionele geldboeten, administratieve geldboeten opgelegd door overheden, zelfs wanneer deze geldboeten niet het karakter van een strafrechtelijke sanctie hebben en zelfs wanneer hun bedrag is berekend op basis van een aftrekbare belasting, verbeurdverklaringen en straffen van alle aard, zelfs indien die geldboeten of straffen worden opgelopen door een persoon die van de vennootschap bezoldigingen ontvangt als vermeld in art. 30, WIB 92, verhogingen van sociale bijdragen, fiscale of sociale regularisatieheffingen, alsook de geldsommen zoals bedoeld in art. 216bis van het Wetboek van Strafvordering (art. 53, 6°, WIB 92).

Jaarlijkse taksen op de kredietinstellingen, collectieve beleggingsinstellingen en verzekerings ondernemingen

Bedoeld zijn 80 % van de volgende jaarlijkse taksen (art. 198, § 1, 6°/1, 6°/2, 6°/3, WIB 92):

  • de jaarlijkse taks op de kredietinstellingen zoals vermeld in art. 20111, WDRT;

  • de jaarlijkse taks op de collectieve beleggingsinstellingen zoals vermeld in art. 20121, WDRT;

  • de jaarlijkse taks op de verzekeringsondernemingen zoals vermeld in art. 20130, WDRT. De vanaf 01.01.2024 verschuldigde taksen zijn volledig niet aftrekbaar.

Taks op de inscheping van een luchtvaartuig

Bedoeld is de taks op de inscheping van een luchtvaartuig zoals vermeld in art. 160, WDRT, alsook de toekenningen aan derden als vergoeding van die taks (art. 53, 30° en 31°, WIB 92). Die taks die aan derden wordt doorgerekend blijft evenwel aftrekbaar op voorwaarde dat die taks, uitdrukkelijk en afzonderlijk op de factuur is vermeld (art. 53/1, WIB 92).

Niet-aftrekbare pensioenen, kapitalen, werkgeversbijdragen en premies

Bedoeld zijn inzonderheid:

  • de in art. 38, § 1, eerste lid, 20°, WIB 92, bedoelde werkgeversbijdragen en - premies betreffende collectieve of individuele toezeggingen zoals bedoeld in art. 38, § 2, WIB 92;

  • in de mate waarin zij een geïndexeerd maximumbedrag van 2. 970 euro per jaar overschrijden, de in art. 52, 3°, b, WIB 92, vermelde werkgeversbijdragen en - premies die zijn gestort in uitvoering van in art. 6 van de wet van 28 .04.2003 betreffende de aanvullende pensioenen en het belastingstelsel van die pensioenen en van sommige aanvullende voordelen inzake sociale zekerheid, bedoelde individuele aanvullende pensioentoezeggingen, in het voordeel van personen die in art. 30, 1°, WIB 92, bedoelde bezoldigingen ontvangen;

  • de kapitalen die de aard hebben van een vergoeding tot volledig of gedeeltelijk herstel van een bestendige derving van inkomsten bij arbeidsongeschiktheid en die rechtstreeks door de werkgever of de gewezen werkgever worden uitgekeerd aan personeelsleden of gewezen personeelsleden;

  • de werkgeversbijdragen en - premies zoals bedoeld in art. 52, 3°, b, WIB 92 en de ermee gelijkgestelde premies van bepaalde levensverzekeringen, voor zover die bijdragen en premies niet voldoen aan de voorwaarden en de be- grenzingen gesteld in de art. 59 en 195, WIB 92. De aandacht wordt gevestigd op art. 59, § 1, eerste lid, 5°, WIB 92, dat bepaalt dat de voormelde bijdragen en premies moeten voldoen aan de voorwaarde dat de inlichtingen die worden gevraagd bij toepassing van het koninklijk besluit van 25.04.2007 tot uitvoering van art. 306 van de pro- grammawet (I) van 27 december 2006, zijn verstrekt;

  • pensioenen, aanvullende pensioenen, renten en als zodanig geldende toelagen voor zover die sommen niet voldoen aan de voorwaarden en de grens gesteld in art. 60, WIB 92. De aandacht wordt gevestigd op art. 60, 3°, WIB 92, dat bepaalt dat de voormelde pensioenen, renten en toelagen moeten voldoen aan de voorwaarde dat de inlichtin- gen die worden gevraagd bij toepassing van het koninklijk besluit van 25.04.2007 tot uitvoering van art. 306 van de programmawet (I) van 27 december 2006, zijn verstrekt.

Niet-aftrekbare autokosten en minderwaarden op autovoertuigen

a) Niet-aftrekbare autokosten Om het niet-aftrekbare gedeelte van de autokosten te bepalen (met inbegrip van de brandstofkosten), zijn de volgende percentages van toepassing (art. 66, § 1, WIB 92 en art. 198bis, WIB 92): 1° 60 % bij een uitstoot ≥ 200 gr CO 2 per km of indien geen gegevens met betrekking tot het CO 2 uitstootgehalte beschikbaar zijn bij de Dienst voor Inschrijvingen van Voertuigen; 2° een percentage vastgesteld door toepassing van de volgende formule in alle andere gevallen: 100 % [120 % (0,5 % x coëfficiënt x aantal gr CO 2 per km)], waarbij de coëfficiënt wordt vastgesteld op 1 voor voertuigen met enkel een dieselmotor en op 0,95 voor andere voertuigen. Wanneer het voertuig is uitgerust met een aardgasmotor en een belastbaar vermogen heeft van minder dan 12 fiscale PK wordt de coëfficiënt verder verlaagd tot 0,90. Het volgens het eerste lid, 2°, vastgestelde percentage kan niet hoger zijn dan 50 %. Indien het autovoertuig een oplaadbaar hybridevoertuig is zoals bedoeld in het tiende lid van art. 36, § 2, WIB 92, dat uitgerust is met een elektrische batterij die een energiecapaciteit heeft van minder dan 0,5 kWh per 100 kg van het wagengewicht of een uitstoot heeft van meer dan 50 gr CO 2 per km, dan is het in het eerste lid bedoelde in aanmerking te nemen CO 2

uitstootgehalte gelijk aan dit van het overeenstemmende voertuig, zoals bepaald in art. 19, KB/WIB 92 op het stuk van het begrip overeenstemmend voertuig, dat uitsluitend voorzien is van een motor die gebruik maakt van dezelfde brandstof. De lijst met de overeenstemmende voertuigen voor de verschillende zogenaamde ‘valse hybridevoertuigen’ is beschikbaar op de website van de FOD Financiën (https://financien.belgium.be/nl/faq/valse-hybrides#q1) Indien er geen overeenstemmend voertuig bestaat dat uitsluitend voorzien is van een motor die gebruik maakt van dezelfde brandstof, wordt de uitstootwaarde vermenigvuldigd met 2,5. Het volgens het eerste lid, 2°, vastgestelde percentage kan niet lager zijn dan 50 % voor wat betreft de benzineof dieselkosten met betrekking tot het gebruik van een vanaf 01 .01.2023 aangekocht, geleased of gehuurd oplaadbaar hybridevoertuig als bedoeld in art. 36, § 2, tiende lid, WIB 92. De in het derde en vierde lid vermelde bepalingen zijn evenwel niet van toepassing voor de hybridevoertuigen die zijn aangekocht vóór 01.01.2018. b) Niet-aftrekbare minderwaarden Om het niet-aftrekbare gedeelte van de verwezenlijkte minderwaarden op autovoertuigen te bepalen, is het tarief gelijk aan 100 verminderd met de in procenten uitgedrukte verhouding tussen de som van de voor de verkoop fiscaal aangenomen afschrijvingen, voor elk belastbaar tijdperk beperkt tot 100 %, en de som van de geboekte afschrijvingen voor de overeenstemmende belastbare tijdperken (art. 66, § 1, vijfde lid, WIB 92).

Autokosten ten belope van een gedeelte van het voordeel van alle aard

Bedoeld zijn de autokosten met betrekking tot voertuigen die, al dan niet kosteloos, voor persoonlijk gebruik ter beschikking zijn gesteld (art. 198, § 1, 9° en 9°bis, WIB 92):

  • ten belope van 40 % van het bedrag van het voordeel van alle aard vóór vermindering met de bijdrage van de verkrijger van dat voordeel (d.w.z. het bedrag zoals bepaald volgens art. 36, § 2, eerste tot twaalfde lid, WIB 92) wanneer de brandstofkosten verbonden met dit persoonlijk gebruik geheel of gedeeltelijk door de vennootschap ten laste zijn genomen;

  • ten belope van 17 % van het bedrag zoals vermeld onder het vorige streepje wanneer er geen brandstofkosten verbonden met dit persoonlijk gebruik door de vennootschap ten laste zijn genomen.

Niet-aftrekbare receptiekosten en kosten voor relatiegeschenken

Bedoeld zijn 50 % van de receptiekosten, de kosten voor relatiegeschenken en de toekenningen aan derden ter vergoeding voor dergelijke kosten (art. 53, 8° en 11°, WIB 92). Deze kosten en toekenningen blijven evenwel aftrekbaar indien ze aan derden worden doorgerekend en uitdrukkelijk en afzonderlijk op de factuur zijn vermeld (art. 53/1, WIB 92).

Niet-aftrekbare restaurantkosten

Bedoeld is 31 % van het bedrag van de restaurantkosten en de toekenningen aan derden ter vergoeding voor dergelijke kosten (art. 53, 8°bis en 11°, WIB 92). Deze kosten en toekenningen blijven evenwel aftrekbaar indien ze aan derden worden doorgerekend en uitdrukkelijk en afzonderlijk op de factuur zijn vermeld (art. 53/1, WIB 92).

Kosten voor niet-specifieke beroepskledij

Bedoeld zijn de kosten voor niet-specifieke beroepskledij en de toekenningen aan derden ter vergoeding voor dergelijke kosten (art. 53, 7° en 11°, WIB 92). Deze kosten en toekenningen blijven evenwel aftrekbaar indien ze aan derden worden doorgerekend en uitdrukkelijk en afzonderlijk op de factuur zijn vermeld (art. 53/1, WIB 92).

Overdreven interesten

Bedoeld zijn de interesten van obligaties, leningen, schulden, deposito’s en andere effecten ter vertegenwoordiging van leningen, die niet als dividenden moeten worden aangemerkt, in de mate zoals bepaald in art. 55, WIB 92.

Interesten m.b.t. een gedeelte van bepaalde leningen

Bedoeld zijn, onverminderd de toepassing van de art. 54 en 55, WIB 92:

  • de betaalde of toegekende interesten van leningen wanneer de werkelijke verkrijger ervan niet onderworpen is aan een inkomstenbelasting of voor die inkomsten onderworpen is aan een aanzienlijk gunstigere aanslagregeling dan die welke voortvloeit uit de in België toepasselijke bepalingen van gemeen recht en indien, in de mate van die overschrijding, het totale bedrag van deze leningen, andere dan obligaties of andere gelijksoortige effecten uitgegeven door een openbaar beroep op het spaarwezen en andere dan leningen toegekend door instellingen bedoeld in art. 56, § 2, 2°, WIB 92, hoger is dan vijf maal de som van de belaste reserves bij het begin van het belastbare tijdperk en het gestort kapitaal bij het einde van dit tijdperk (art. 198, § 1, 11°, WIB 92);

  • de betaalde of toegekende interesten van de in art. 198/1, § 2, tweede lid, eerste streepje, WIB 92, bedoelde lenin- gen, wanneer de werkelijke verkrijger ervan deel uitmaakt van dezelfde groep van vennootschappen waartoe ook de schuldenaar behoort indien, en in de mate van die overschrijding, het totale bedrag van deze leningen, andere dan obligaties of andere gelijksoortige effecten uitgegeven door een openbaar beroep op het spaarwezen en andere dan leningen toegekend door instellingen bedoeld in art. 56, § 2, 2°, WIB 92, hoger is dan vijf maal de som van de belaste reserves bij het begin van het belastbare tijdperk en het gestort kapitaal bij het einde van dit tijdperk (art. 198, § 1, 11°/1, WIB 92). Ingeval van leningen gewaarborgd door een derde of leningen waarbij een derde aan de schuldeiser de nodige middelen heeft verschaft met het oog op de financiering van de leningen, en geheel of gedeeltelijk de aan de leningen verbonden risico’s draagt, wordt deze derde geacht de werkelijke verkrijger van de interesten van deze lening te zijn, indien deze waarborg of dit verschaffen van middelen als hoofddoel belastingontwijking heeft. Specifieke regels en afwijkingen zijn evenwel van toepassing op bepaalde vennootschappen (art. 198, § 3, derde tot vijfde lid en § 4, WIB 92 ).

Niet-aftrekbaar financieringskostensurplus

Bedoeld zijn, onverminderd de toepassing van de art. 54 en 55, WIB 92:

  • het in art. 198/1, § 2, WIB 92, bedoelde financieringskostensurplus, in de mate dat het totale bedrag van deze interesten hoger is dan het in art. 198/1, § 3, WIB 92, bedoelde grensbedrag. Als de vennootschap deel uitmaakt van een groep van vennootschappen en zij een in art. 198/1, § 4, WIB 92, bedoelde interestaftrek-overeenkomst heeft gesloten met een andere binnenlandse vennootschap of een Belgische inrichting die tijdens het hele belastbare tijdperk deel heeft uitgemaakt van deze groep van vennootschappen en die niet is uitgesloten van de toepassing van art. 198/1, WIB 92, wordt dit grensbedrag verhoogd of verlaagd, naargelang hetgeen is overeengekomen in de interestaftrek-overeenkomst, met het overgedragen grensbedrag;

  • het positieve verschil tussen het grensbedrag dat in uitvoering van een onder het vorige streepje bedoelde interest- aftrek-overeenkomst werd overgedragen enerzijds, en het grensbedrag dat is vastgesteld overeenkomstig art. 198/1, § 3, WIB 92, anderzijds. Om een wijziging aan het in art. 198/1, § 3, WIB 92, bedoelde grensbedrag te rechtvaardigen, moet de vennootschap bij haar aangifte in de vennootschapsbelasting de in art. 198/1, § 4, WIB 92, bedoelde overeenkomst voegen (Over- eenkomst 275 CDI). Deze bepaling wordt besproken in de ‘Circulaire 2023 /C/8 over de interestaftrekbeperking’ van 12.01.2023.

Abnormale of goedgunstige voordelen

Bedoeld zijn, onverminderd de toepassing van art. 49, WIB 92, en onder voorbehoud van het bepaalde in art. 54, WIB 92, de abnormale of goedgunstige voordelen die zijn verleend, tenzij die voordelen in aanmerking komen voor het bepalen van de belastbare inkomsten van de verkrijger (art. 26, WIB 92). Niettegenstaande de in het vorige lid vermelde beperking dienen deze voordelen steeds te worden vermeld indien zij worden verleend aan: 1° een in art. 227, WIB 92, vermelde belastingplichtige ten aanzien waarvan de in België gevestigde onderneming zich rechtstreeks of onrechtstreeks in enigerlei band van wederzijdse afhankelijkheid bevindt; 2° een in art. 227, WIB 92, vermelde belastingplichtige of aan een buitenlandse inrichting die krachtens de bepalingen van de wetgeving van het land waar zij gevestigd zijn, aldaar niet aan een inkomstenbelasting zijn onderworpen of aan een aanzienlijk gunstigere belastingregeling zijn onderworpen dan die waaraan de in België gevestigde onderneming is onderworpen; 3° een in art. 227, WIB 92, vermelde belastingplichtige die belangen gemeen heeft met de in 1° of 2° vermelde belastingplichtige of inrichting.

Sociale voordelen

Bedoeld zijn de in art. 38, § 1, eerste lid, 11°, WIB 92, vermelde sociale voordelen die zijn toegekend aan werknemers of bedrijfsleiders, gewezen werknemers of bedrijfsleiders of hun rechtverkrijgenden.

Voordelen uit maaltijd-, sport-, cultuurof ecocheques

Bedoeld zijn de in art. 38, § 1, eerste lid, 25°, WIB 92, vermelde voordelen uit elektronische maaltijdcheques, sport-, cultuuren ecocheques met uitzondering van de in voorkomend geval tot 2 euro per elektronische maaltijdcheque beperkte tussenkomst van de werkgever of de onderneming in de maaltijdcheques, wanneer die tussenkomst voldoet aan de in art. 38/1, WIB 92, gestelde voorwaarden.

Huur en toegekende huurvoordelen en de toegekende vergoedingen en voordelen met betrek king tot een zakelijk gebruiksrecht op een onroerend goed

Bedoeld zijn de huurprijs en toegekende huurvoordelen evenals de uit hoofde van een recht van opstal, een recht van erfpacht of een ander zakelijk gebruiksrecht op een onroerend goed toegekende vergoedingen en voordelen wanneer: a) de in art. 307, § 2/2, WIB 92, bedoelde verplichting voor die kosten niet is nageleefd. Wanneer de vennootschap huurder is van een onroerend goed of houder is van een recht van opstal, een recht van erfpacht of een ander zakelijk gebruiksrecht op een onroerend goed, moet ze de bijlage zoals bedoeld in dat art. 307, § 2/2, WIB 92, toevoegen aan de aangifte in de vennootschapsbelasting (bijlage 270 MLH); of b) de huurprijs en toegekende huurvoordelen betrekking hebben op een onroerend goed waarvan de huurovereenkomst kosteloos is geregistreerd volgens art. 161, 12°, a) of b), van het Wetboek van de registratie-, hypotheeken griffierechten of overeenkomstig die bepalingen kosteloos had kunnen worden geregistreerd wanneer het een in België gelegen onroerend goed was geweest, tenzij:

  • dat onroerend goed door de belastingplichtige wordt gehuurd met als uitsluitend doel de huisvesting van één of meer werknemers of bedrijfsleiders en, in voorkomend geval, hun gezin volgens een wettelijke of contractuele verplichting;

  • dat onroerend goed door een gewestelijke huisvestingsmaatschappij of door een erkende maatschappij voor sociale huisvesting wordt gehuurd met het oog op het ter beschikking stellen ervan aan natuurlijke personen om uitsluitend als woning te worden gebruikt.

Liberaliteiten

In het aan te geven bedrag moet het totaal van de liberaliteiten worden opgenomen, met inbegrip van de vrijgestelde bedragen bedoeld in de rubriek ‘Vrijgestelde giften’ van het vak ‘Niet-belastbare bestanddelen’. Indien de juiste identiteit van de verkrijgers en de aard van de betaalde sommen (deze laatste mogen geen vergoedingen zijn die voor de verkrijgers beroepsinkomsten zijn) niet verantwoord is, moeten ze ook worden aangegeven onder de rubriek ‘Afzonderlijke aanslag van de niet-verantwoorde kosten, voordelen van alle aard of inkomsten uit auteursrechten en naburige rechten, de verdoken meerwinsten en de financiële voordelen of voordelen van alle aard, tegen 100 %’ van het vak ‘Afzonderlijke aanslagen’. Hiervoor een lijst aanleggen van de liberaliteiten en giften met nauwkeurige vermelding van de identiteit van de genieters, de aard, het bedrag en de stortingsdatum. De belastbare en de vrijstelbare liberaliteiten afzonderlijk groeperen.

Waardeverminderingen en minderwaarden op aandelen

Bedoeld zijn de waardeverminderingen en de minderwaarden op aandelen, met uitzondering van: a) de minderwaarden op aandelen geleden n.a.v. de gehele verdeling van het maatschappelijk vermogen van een vennootschap tot ten hoogste het verlies aan gestort kapitaal dat door die aandelen wordt vertegenwoordigd. De verminderingen van gestort kapitaal die zijn gedaan om geleden verliezen boekhoudkundig aan te zuiveren of om een reserve tot dekking van een voorzienbaar verlies te vormen waarmee het geleden verlies boekhoudkundig is aangezuiverd, worden uitsluitend voor de toepassing van deze bepaling en in afwijking van art. 184, WIB 92, toch als gestort kapitaal aangemerkt. In geval van door buitenlandse vennootschappen gedane verrichtingen dient het begrip gestort kapitaal begrepen te worden in de zin van de bepalingen van het WIB 92 betreffende de vennootschapsbelasting (art. 198, § 1, 7° en § 2, eerste en vierde lid, WIB 92); b) de minderwaarden en de waardeverminderingen op aandelen die behoren tot de handelsportefeuille, zoals bedoeld in art. 35ter, § 1, tweede lid, a, van het koninklijk besluit van 23.09.1992 op de jaarrekening van de kredietinstellingen, de beleggingsondernemingen en de beheervennootschappen van instellingen voor collectieve belegging.

Niet-aftrekbare in kosten opgenomen disconto’s op niet-afschrijfbare immateriële of materiële vaste activa of financiële vaste activa

Bedoeld is, het in kosten opgenomen deel van disconto’s geboekt op niet-afschrijfbare immateriële of materiële vaste activa of financiële vaste activa, voor zover de aankoopprijs lager is dan de werkelijke waarde verhoogd met het disconto (art. 198, § 1, 8°, WIB 92). Deze bepaling wordt besproken in de ‘Circulaire 2019/C/99 over de fiscale behandeling van het in kosten opgenomen disconto geboekt op niet-afschrijfbare immateriële of materiële vaste activa of financiële vaste activa’ van 30.09.2019.

Terugnemingen van vroegere vrijstellingen

Deze rubriek slaat inzonderheid op: a) de voorheen verleende vrijstelling voor:

  • aanvullend personeel die volgens de bepalingen van art. 548, WIB 92, geheel of gedeeltelijk moet worden te- ruggenomen;

  • aanvullend personeel voor wetenschappelijk onderzoek of voor de uitbouw van het technologisch potentieel van de onderneming die volgens de bepalingen van art. 524 en 531, WIB 92, geheel of gedeeltelijk moet worden teruggenomen; b) de voorheen verleende vrijstelling sociaal passief ingevolge het eenheidsstatuut die volgens de bepalingen van art. 67quater, WIB 92, geheel of gedeeltelijk moet worden teruggenomen (zie ook rubriek ‘Vrijstelling sociaal passief ingevolge het eenheidsstatuut’ van het vak ‘Niet-belastbare bestanddelen’); c) de voorheen verleende eenmalige investeringsaftrek op ‘investeringen voor onderzoek en ontwikkeling’ die gedeel- telijk moet worden teruggenomen wanneer die investeringen tijdens het belastbare tijdperk tot andere doeleinden zijn gebruikt; d) in de regel gedurende de vijf belastbare tijdperken na de verwezenlijking, één zesde van de voorheen op sommige effecten verwezenlijkte - en niet op een afzonderlijke rekening van het passief geboekte (niet-monetaire) meerwaar- den zoals vermeld in art. 513, WIB 92, beperkt tot de voorheen verleende aftrek (zie indien dit niet het geval is, de rubriek ‘ Verwezenlijkte meerwaarden’, ‘Gespreid te belasten meerwaarden op bepaalde effecten’ van het vak ‘Re- serves, B. Vrijgestelde gereserveerde winst’); e) het gedeelte van de in art. 67quinquies, WIB 92, bedoelde inkomenscompensatievergoedingen dat voorheen definitief werd vrijgesteld en dat wordt terugbetaald ten gunste van het betrokken gewest (zie ook rubriek ‘Vrijstelling van ge- westelijke inkomenscompensatievergoedingen bij openbare werken’ van het vak ‘Niet-belastbare bestanddelen’); f) het bedrag van de groepsbijdrage dat in toepassing van een in art. 205/5, § 4, WIB 92, bedoelde groepsbijdrage- overeenkomst in een voorgaand belastbaar tijdperk in mindering werd gebracht en dat moet worden teruggenomen volgens de bepalingen van art. 185, § 4, tweede lid, WIB 92, omdat de activiteiten van de buitenlandse vennootschap waarmee die overeenkomst werd gesloten in dit belastbare tijdperk opnieuw werden opgestart binnen de drie jaar na de stopzetting ervan. Deze bepaling wordt besproken in de ‘Circulaire 2020/C/29 over de aftrek van de groepsbijdrage in de VenB’ van 13.02.2020; g) het gedeelte van de in art. 6 van de wet van 29.05.2020 houdende diverse dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID- 19 - pandemie, bedoelde vergoedingen dat voorheen definitief werd vrijgesteld en dat wordt terugbe- taald ten gunste van het betrokken gewest, de betrokken gemeenschap, provincie of gemeente; h) het gedeelte van de in art. 7/1 van de wet van 30.10.2022 houdende tijdelijke ondersteuningsmaatregelen ten ge- volge van de energiecrisis, bedoelde vergoedingen dat voorheen definitief werd vrijgesteld en dat wordt terugbetaald ten gunste van het betrokken gewest, de betrokken gemeenschap, provincie of gemeente (zie ook zeventiende streepje, litt. i), van de rubriek ‘Aanpassingen in meer van de begintoestand van de reserves’ van het vak ‘Reserves, A. Belastbare gereserveerde winst’).

Werknemersparticipatie en winstpremies

Bedoeld zijn de deelnames in het kapitaal of in de winst met inbegrip van de winstpremies zoals bepaald in Hoofdstuk II/1 van de W 22. 05.2001, evenals de deelnames toegekend aan de werknemers in het kader van een investeringsspaarplan volgens de bepalingen van de voormelde W 22. 05.2001 (art. 198, § 1, 12°, WIB 92).

Vergoedingen voor ontbrekende coupon

Bedoeld zijn de vergoedingen voor ontbrekende coupon betaald of toegekend in uitvoering van vanaf 01. 02.2005 afgesloten zakelijke-zekerheidsovereenkomsten of leningen met betrekking tot aandelen, tot een bedrag gelijk aan het verschil tussen enerzijds het totale brutodividend betaald of toegekend voor de aandelen waar deze vergoedingen voor ontbrekend coupon betrekking op hebben en anderzijds het totale brutobedrag als dividend ofwel daadwerkelijk verkregen ofwel met betrekking waartoe een vergoeding voor ontbrekend coupon werd verkregen met betrekking tot deze aandelen (art. 198, § 1, 13°, WIB 92).

Kosten tax shelter

Bedoeld zijn de kosten en verliezen, en ook waardeverminderingen, voorzieningen en afschrijvingen in verband met de vrijstelling zoals bedoeld in art. 194ter, § 2, 194ter/1 en 194ter/3, WIB 92.

Gewestelijke premies en kapitaalen interestsubsidies

Bedoeld zijn:

  • het deel van de in art. 193bis, § 1, tweede lid, en 193ter, § 1, WIB 92, vermelde premies en kapitaal- en interest- subsidies dat voorheen definitief werd vrijgesteld en dat wordt terugbetaald ten gunste van het betrokken gewest (art. 198, § 1, 14°, WIB 92);

  • in geval van vrijwillige vervreemding van de in art. 193bis, § 1, tweede lid en 193ter, § 1, WIB 92, bedoelde vaste activa, die gedurende de eerste drie jaren van de investering plaatsvindt, wordt het bedrag van de voorheen vrijgestelde winst geacht een winst te zijn van het belastbare tijdperk gedurende hetwelk de vervreemding heeft plaatsgevonden (art. 193bis, § 2 en 193ter, § 2, WIB 92).

Vergoedingen betaald in uitvoering van een interestaftrek-overeenkomst

Bedoeld zijn de in art. 198/1, § 4, vijfde lid, WIB 92, bedoelde vergoedingen (art. 198, § 1, 15°, WIB 92). Deze bepaling wordt besproken in de ‘Circulaire 2023 /C/8 over de interestaftrekbeperking’ van 12.01.2023.

Vergoedingen betaald in uitvoering van een groepsbijdrage overeenkomst

Bedoeld zijn de in art. 205/5, § 3, vierde lid, WIB 92, evenals de in art. 205/5, § 4, vijfde lid, WIB 92, bedoelde vergoedingen (art. 198, § 1, 16°, WIB 92). Deze bepaling wordt besproken in de ‘Circulaire 2020/C/29 over de aftrek van de groepsbijdragen in de VenB’ van 13.02.2020.

Minimumbelasting voor groepen van multinationale ondernemingen en omvangrijke binnen landse groepen

Bedoeld zijn de in art. 2, § 2, W 19.12.2023, vermelde minimumbelasting, de in mindering van de voormelde minimumbelasting gestorte sommen, alsook de verhogingen, vermeerderingen, kosten en nalatigheidsinteresten met betrekking tot deze minimumbelasting en de voorheffingen (art. 198, § 1, 18°, WIB 92).

Bedrag betaald als vergoeding voor een bijheffing in het kader van de minimumbelasting voor groepen van multinationale ondernemingen en omvangrijke binnenlandse groepen

Bedoeld is de in art. 194septies, derde streepje, WIB 92, vermelde vergoeding ter compensatie van de belasting bedoeld in art. 28 en 35 W 19.12.2023 die wordt betaald door een binnenlandse vennootschap of een Belgische inrichting (art. 198, § 1, 19°, WIB 92).

Niet-aftrekbare commissies en andere vergoedingen aan sportmakelaars

Bedoeld zijn de commissies, makelaarslonen, handelsof andere restorno’s, toevallige of niet-toevallige vacatiegelden of erelonen, gratificaties, vergoedingen of voordelen van alle aard, in de mate dat zij meer bedragen dan 3 % van de totale brutobezoldiging van de sportbeoefenaar, berekend per jaar gedurende de duur van de arbeidsovereenkomst, die rechtstreeks of onrechtstreeks worden betaald in het kader van een overeenkomst die tot doel heeft om:

  • hetzij een sportbeoefenaar bij te staan in onderhandelingen met het oog op het afsluiten, het verlengen, het her- nieuwen of het beëindigen van een arbeidsovereenkomst bij een sportclub;

  • hetzij een in art. 270, 1° of 3°, WIB 92, bedoelde schuldenaar van de bedrijfsvoorheffing bij te staan in onderhande- lingen met het oog op het afsluiten, het verlengen, het vernieuwen of het beëindigen van een arbeidsovereenkomst met een sportbeoefenaar;

  • hetzij een inkomende of uitgaande uitleenbeurt, dan wel definitieve transfer van een sportbeoefenaar te regelen (art. 198, § 1, 17°, WIB 92).

Niet-aftrekbare betalingen naar bepaalde Staten

Bedoeld zijn, onverminderd de toepassing van art. 219, WIB 92, de betalingen die rechtstreeks of onrechtstreeks zijn verricht naar Staten die in art. 307, § 1/2, eerste lid, WIB 92, zijn bedoeld, en die niet zijn aangegeven overeenkomstig het voormelde art. 307, § 1/2, eerste lid, WIB 92, of, als ze toch aangegeven zijn, waarvoor de belastingplichtige niet door alle rechtsmiddelen bewijst dat zij in het kader van werkelijke en oprechte verrichtingen en die met personen andere dan artificiële constructies zijn verricht (art. 198, § 1, 10°, WIB 92). Art. 307, § 1/2, WIB 92, bepaalt dat de vennootschap gehouden is aangifte te doen van alle betalingen die zij rechtstreeks of onrechtstreeks heeft gedaan aan:

  • personen of vaste inrichtingen gevestigd of gelegen in een Staat;

  • bankrekeningen die worden beheerd door of aangehouden bij één van deze personen of vaste inrichtingen geves- tigd of gelegen in een Staat;

  • bankrekeningen die worden beheerd door of aangehouden bij kredietinstellingen gevestigd of met een vaste in- richting in een Staat;

die op het tijdstip waarop de betaling heeft plaatsgevonden: a) ofwel door het Mondiaal Forum inzake transparantie en uitwisseling van inlichtingen in belastingaangelegenheden, werd aangemerkt als een Staat die niet effectief en substantieel de standaard op het gebied van de uitwisseling van inlichtingen op verzoek toepast; b) ofwel voorkomt op de lijst van Staten zonder of met een lage belasting; c) ofwel is opgenomen op de EU-lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden; en dit voor zover het totaal van de betalingen die tijdens het belastbare tijdperk werden gedaan vermeerderd met de tijdens het belastbare tijdperk vastgestelde toename van de schulden aan de hiervoor bedoelde personen of vaste inrichtingen, een minimumbedrag van 100.000 euro bereikt (aangifte 275 F). Deze bepaling wordt besproken in de ‘Circulaire 2021/C/112 over de aangifteplicht van betalingen naar bepaalde Staten’ van 20.12.2021. De aandacht wordt erop gevestigd dat, in het kader van de toepassing van het Diamant Stelsel, de in de voormelde rubriek bedoelde betalingen hier niet moeten worden vermeld. Die betalingen moeten worden vermeld in de rubriek ‘Correctie in functie van het minimumbedrag van het netto belastbaar inkomen uit de diamanthandel’ van dit vak (regel 1229). Voor meer details, wordt er verwezen naar het einde van deze toelichting naar de titel ‘Correcties en beperking van bepaalde aftrekken in toepassing van het Diamant Stelsel’, die de verschillende rubrieken van de aangifte met betrekking tot de toepassing van het voormelde stelsel bespreekt.

Niet-aftrekbare betalingen gedaan in het kader van bepaalde hybridemismatches

Bedoeld zijn de betalingen die werden gedaan in het kader van een hybridemismatch (art. 198, § 1, 10°/1 tot 10°/4, WIB 92 ). Deze bepaling wordt besproken in de ‘Circulaire 2024/C/66 over de bestrijding van hybride mismatches’ van 22 .10 .2024.

Niet-verantwoorde kosten en verdoken meerwinsten

Bedoeld zijn de niet-verantwoorde kosten en verdoken meerwinsten die volgens art. 219, WIB 92, aan de afzonderlijke aanslag worden onderworpen (art. 197, WIB 92). Er wordt opgemerkt dat de niet-verantwoorde kosten die niet als beroepskosten aftrekbaar zijn volgens een wettelijke bepaling die bedoeld is in een andere rubriek van dit vak, moeten worden aangegeven onder die andere rubriek.

Terugneming van aftrek voor innovatie-inkomsten in geval van spreiding van de historische kosten

Wanneer werd geopteerd voor de lineaire spreiding van de in vorige belastbare tijdperken eindigend na 30. 06.2016 in kosten opgenomen globale uitgaven zoals bedoeld in art. 205/1, § 2, 5°, WIB 92, (de zogenaamde ‘historische kosten’) met betrekking tot hetzij een intellectueel eigendomsrecht, hetzij een type product of dienst, hetzij een groep van producten of diensten (hierna ‘intellectueel eigendomsrecht’ genoemd) en:

  • ofwel, de spreidingstermijn in dit belastbare tijdperk komt te vervallen,

  • ofwel, vóór het vervallen van die termijn, de aftrek voor innovatie-inkomsten met betrekking tot dat intellectueel eigendomsrecht in dit belastbare tijdperk niet langer wordt toegepast, wordt de winst van het belastbare tijdperk verhoogd met een bedrag gelijk aan het positieve verschil tussen de voor dit belastbare tijdperk en voor de hoogstens zes voorgaande belastbare tijdperken verleende of overgedragen aftrek voor innovatie-inkomsten met betrekking tot dat intellectueel eigendomsrecht en de aftrek voor innovatie-inkomsten die voor deze belastbare tijdperken met betrekking tot dat intellectueel eigendomsrecht zou zijn toegepast indien de belasting- plichtige niet had geopteerd voor de voormelde spreidingsmethode (art. 205/2, § 2, vierde lid, WIB 92). Het bedrag van dat verschil moet onder deze rubriek worden aangegeven.

Terugneming van aftrek voor innovatie-inkomsten ingevolge niet-herbelegging in kwalifice rende uitgaven

De voorheen, volgens de art. 205/1 tot 205/4, WIB 92, vrijgestelde winst met betrekking tot de vervreemding van een in art. 205/1, § 2, 2°, vijfde streepje, WIB 92, bedoeld intellectueel eigendomsrecht, wordt volledig teruggenomen wanneer de bij die vervreemding verkregen vergoedingen niet binnen een termijn van 5 jaar vanaf de eerste dag van het kalenderjaar waarin die vervreemding heeft plaatsgevonden en uiterlijk bij de stopzetting van de beroepswerkzaamheid werden besteed aan ‘kwalificerende uitgaven’ betreffende een of meerdere andere, in art. 205/1, § 2, 1°, WIB 92, bedoelde intellectuele eigendomsrechten (art. 205/4, § 5, WIB 92).

Het bedrag van die terugneming moet onder deze rubriek worden aangegeven.

Inkomsten die verwezenlijkt werden in het kader van een hybridemismatch en niet opgenomen zijn in de winst

Hier moeten worden vermeld, de inkomsten die verwezenlijkt werden in het kader van een hybridemismatch en niet opgenomen zijn in de winst van de vennootschap die de gerechtigde is tot die winst of op grond van de wetgeving van een andere Staat als dusdanig beschouwd wordt, voor zover een buitenlandse onderneming of een vestiging daarvan die inkomsten van de belastbare inkomsten mag aftrekken (art. 185, § 2/1, WIB 92 ). Deze bepaling wordt besproken in de ‘Circulaire 2024/C/66 over de bestrijding van hybride mismatches’ van 22.10.2024.

Niet-uitgekeerde winst van een gecontroleerde buitenlandse vennootschap

Hier moet worden vermeld, de niet-uitgekeerde winst van een buitenlandse vennootschap of van de buitenlandse inrichting van die buitenlandse vennootschap, die als CFC wordt aangemerkt, voor zover die winst niet is vrijgesteld van belasting volgens art. 185/2, § 4, WIB 92, en werd behaald in de loop van een belastbaar tijdperk dat werd afgesloten in de loop van het belastbare tijdperk van de belastingplichtige (art. 185/2, WIB 92). De buitenlandse vennootschap of buitenlandse inrichting van die vennootschap wordt voor de toepassing van art. 185/2, WIB 92, als een CFC aangemerkt als er voldaan is aan de zogenaamde participatieen taxatievoorwaarden van art. 185/2, § 3, WIB 92. Er kan maar aan die participatievoorwaarde voldaan zijn indien de belastingplichtige zelf minstens 1 aandeel in de buitenlandse vennootschap bezit. Voor de bepaling van de deelnemingsverhouding wordt de volledige deelneming die een in art. 185/2, § 3, vijfde lid, WIB 92, bedoelde geassocieerde entiteit heeft in een laag belaste vennootschap, in aanmerking genomen. Ter illustratie kan het volgende voorbeeld worden gegeven. Vennootschap A is een Belgische vennootschap die een rechtstreekse deelneming van 10 % bezit in vennootschap B (een laag belaste vennootschap) en een deelneming van 40 % bezit in vennootschap C. Vennootschap C heeft een rechtstreekse deelneming van 42 % in vennootschap B. Vennootschappen A en C zijn geassocieerde entiteiten en bezitten samen een deelneming van 52 % in vennootschap B. Om de deelnemingsverhouding voor de participatievoorwaarde te bepalen wordt de volledige deelneming van vennootschap C in vennootschap B in aanmerking genomen, namelijk 42 %.Voor de toepassing van de CFC-regeling is er voldaan aan de participatievoorwaarde voor de eventuele kwalificatie van vennootschap B als een CFC van vennootschap A. Deze bepaling wordt besproken in de ‘Circulaire 2024/C/82 over de gewijzigde CFC-regeling’ van 13.12.2024.

Uitgaven met betrekking tot de verhoging van de fietskilometervergoeding in toepassing van CAO nr. 164 waarvoor een belastingkrediet wordt verleend

Bedoeld zijn de uitgaven met betrekking tot de verhoging van de fietskilometervergoeding, toegekend in toepassing van CAO nr. 164 voor de woon-werkverplaatsingen, die de vennootschap toekent voor de verplaatsingen gedaan in de periode van 01.05.2023 tot en met 31.12.2024 en waarvoor de vennootschap de verrekening vraagt van een belastingkrediet ( art. 30, 31 en 35, W 28.12.2023 ; zie ook de rubriek ‘Belastingkrediet voor de verhoging van de fietskilometervergoeding in toepassing van CAO nr. 164’ van het vak ‘Verrekenbare voorheffingen en overige verrekenbare bestanddelen’). Deze bepaling wordt besproken in de ‘Circulaire 2024/C/ 46 over het belastingkrediet voor de fietskilometervergoeding toegekend in toepassing van de CAO nr. 164’ van 01. 07 .2024.

Uitgaven met betrekking tot de facultatieve verhoging van de fietskilometervergoeding voor woon-werkverplaatsingen waarvoor een belastingkrediet wordt verleend

Bedoeld zijn de uitgaven met betrekking tot de facultatieve verhoging van de fietskilometervergoeding voor de woonwerkverplaatsingen, die de vennootschap toekent voor de verplaatsingen gedaan in de periode van 01 .01.2024 tot en met 31.12. 2026 en waarvoor de vennootschap de verrekening vraagt van een belastingkrediet ( art. 17, 18 en 22, W 22.12.2023 ; zie ook de rubriek ‘Belastingkrediet voor de facultatieve verhoging van de fietskilometervergoeding voor woon-werkverplaatsingen’ van het vak ‘Verrekenbare voorheffingen en overige verrekenbare bestanddelen’). Deze bepaling wordt besproken in de ‘Circulaire 2024/C/ 56 over het belastingkrediet voor de facultatieve verhoging van de fietskilometervergoeding’ van 05.09.2024.

Verdeelkostprijzen voor de levering van kranten en tijdschriften waarvoor een belastingkrediet wordt verleend

Bedoeld is het gedeelte van de verdeelkostprijzen, gedaan of gedragen vanaf 01.07.2024 tot en met 31.12.2026, voor de levering van kranten en tijdschriften, die werkelijk door de vennootschap-uitgeefster ten laste zijn genomen en waarvoor zij de verrekening vraagt van een belastingkrediet ( art. 50 en 55, W 12.05.2024 ; zie ook de rubriek ‘Belastingkrediet voor de verdeelkostprijzen voor de levering van kranten en tijdschriften’ van het vak ‘Verrekenbare voorheffingen en overige verrekenbare bestanddelen’). Deze bepaling wordt besproken in de ‘Circulaire 2024 /C/ 69 over het belastingstelsel voor de verdeling van papieren publicaties’ van 04 .11 .2024.

Tussenkomst van de werkgever in een treinabonnement ten belope van het bedrag van het verleende belastingkrediet

Bedoeld is de verhoging van de tussenkomst in een treinabonnement ten belope van het bedrag van het verleende belastingkrediet, dat de vennootschap, die een werkgever is zoals bedoeld in art. 57, § 1, tweede lid, W 12.05.2024, betaalt of toekent in de periode van 01.01.2024 tot en met 31.12.2027 ( art. 57, W 12.05.2024 ; zie ook de rubriek ‘Belastingkrediet voor de verhoging van de tussenkomst van de werkgever in een treinabonnement’ van het vak ‘Verrekenbare voorheffingen en overige verrekenbare bestanddelen’).

Andere verworpen uitgaven en overige bestanddelen van het resultaat

Deze rubriek slaat inzonderheid op: a) de belastbare restorno’s in coöperatieve verbruiksverenigingen (art. 189, WIB 92); b) de kosten van allerlei aard met betrekking tot jacht, visvangst, yachten of andere pleziervaartuigen en lusthuizen, behalve indien en in zover de belastingplichtige bewijst dat zij bij het uitoefenen van de beroepswerkzaamheid en uit hoofde van de eigen aard daarvan noodzakelijk zijn, of in de belastbare bezoldigingen van de begunstigde personeelsleden of bedrijfsleiders zijn begrepen, en de toekenningen aan derden als vergoeding voor dergelijke kosten (art. 53, 9° en 11°, WIB 92). Die kosten en toekenningen blijven evenwel aftrekbaar indien ze aan derden worden doorgerekend en uitdrukkelijk en afzonderlijk op de factuur zijn vermeld (art. 53/1, WIB 92); c) alle kosten in zover deze op onredelijke wijze de beroepsbehoeften overtreffen, en de toekenningen aan derden als vergoeding voor dergelijke kosten (art. 53, 10° en 11°, WIB 92); d) interest, in art. 90, eerste lid, 11°, WIB 92, bedoelde vergoedingen, die worden betaald als compensatie voor deze interesten, retributies voor de concessie van het gebruik van uitvindingsoctrooien, fabricageprocédés en andere dergelijke rechten, of bezoldigingen voor prestaties of diensten bedoeld in art. 54, WIB 92; e) de jaarlijkse taks op winstdeelnemingen op levensverzekeringscontracten (art. 198, § 1, 4°, WIB 92); f) de jaarlijkse taks op de effectenrekeningen vermeld in art. 201/4, WDRT(art. 198, § 1, 6°, WIB 92); g) financiële voordelen of voordelen van alle aard zoals bedoeld in art. 53, 24°, WIB 92; h) de compenserende toeslag zoals bedoeld in art. 33bis, § 4, van de wet van 24.12.1999ter bevordering van de werkgelegenheid die bij toepassing van art. 275^11, WIB 92, in mindering wordt gebracht van de verschuldigde bedrijfsvoorheffing, wat betreft de arbeidsovereenkomsten die vanaf 01.07.2018 worden afgesloten (art. 53, 26°, WIB 92); i) de financiële bijdrage zoals bedoeld in art. 5bis, § 9, van Verordening (EU) nr. 833/2014 van de Raad van 31 juli 2014 betreffende beperkende maatregelen naar aanleiding van de acties van Rusland die de situatie in Oekraïne destabiliseren (art. 53, 34°, WIB 92).

VAK UITGEKEERDE DIVIDENDEN Bedrag van de uitgekeerde dividenden

Bedoeld zijn de hierna vermelde dividenden, met uitzondering evenwel van het gedeelte van de dividenden die aan natuurlijke personen zijn toegekend door volgens art. 8:4, WVV, erkende coöperatieve vennootschappen, dat niet meer bedraagt dan 200 euro per natuurlijke persoon. a) Gewone dividenden Bedoeld zijn de dividenden andere dan deze vermeld onder b) tot d) hierna, namelijk:

  • het gedecreteerde bedrag van de dividenden, evenals alle voordelen toegekend aan aandelen en winstbewijzen hoe ook genaamd, ongeacht uit welken hoofde en op welke wijze die toekenning plaatsvindt;

  • de gehele of gedeeltelijke terugbetalingen van kapitaal, met uitzondering van de terugbetalingen die volgens art. 18, tweede lid, WIB 92, geacht worden voort te komen uit het gestort kapitaal of van uitgiftepremies en andere bedragen waarop ter gelegenheid van de uitgifte van aandelen of winstbewijzen is ingeschreven, die met gestort kapitaal worden gelijkgesteld en die zijn verkregen ter uitvoering van een regelmatige beslissing van de vennootschap overeenkomstig het WVV of, indien de vennootschap niet onder dit Wetboek ressorteert, volgens de bepalingen van het recht dat haar beheerst;

  • de gehele of gedeeltelijke terugbetalingen van uitgiftepremies en andere bedragen waarop ter gelegenheid van de uitgifte van aandelen of winstbewijzen is ingeschreven, met uitzondering van terugbetaling van bedragen die volgens art. 184, tweede lid, WIB 92, met gestort kapitaal worden gelijkgesteld en die worden gedaan ter uitvoering van een regelmatige beslissing van de vennootschap overeenkomstig het WVV of, indien de vennootschap niet onder dit Wetboek ressorteert, volgens de bepalingen van het recht dat haar beheerst, in de mate dat deze terugbetalingen, volgens art. 18, tweede lid, WIB 92, geacht worden voort te komen uit het gestort kapitaal of uit de voormelde bedragen die met gestort kapitaal zijn gelijkgesteld;

  • de interesten van voorschotten, zoals bedoeld in art. 18, achtste lid, WIB 92, wanneer één van de in art. 18, eerste lid, 4°, WIB 92, bedoelde grenzen wordt overschreden en in de mate van die overschrijding. b) Verkrijging van eigen aandelen Wanneer een vennootschap op enige wijze eigen aandelen verkrijgt moet in beginsel, volgens art. 186, WIB 92, het positieve verschil worden aangegeven tussen de verkrijgingsprijs (of de waarde) van die aandelen en het gedeelte van het gerevaloriseerde gestorte kapitaal dat de verkregen aandelen vertegenwoordigen. Als de aandelen vóór de ontbinding van de vennootschap worden verkregen onder de voorwaarden gesteld in het WVV ter zake of, indien de vennootschap niet door dat Wetboek wordt beheerst, onder de voorwaarden gesteld in het rechts- personenrecht dat haar beheerst, zijn de in het vorige lid vermelde bepalingen slechts van toepassing wanneer: 1° op de verkregen aandelen waardeverminderingen worden geboekt en dat tot het bedrag van de geboekte waarde- verminderingen; 2° de aandelen worden vervreemd en dat ten bedrage van het negatieve verschil tussen de verkoopprijs en de verkrij- gingsprijs of de waarde van de aandelen; 3° de aandelen worden vernietigd of van rechtswege nietig worden; 4° en uiterlijk bij de ontbinding van de vennootschap. In de sub 2° tot 4° hierboven vermelde gevallen moet het dividend in voorkomend geval worden verminderd met de reeds belaste waardeverminderingen (zie 1°, hierboven). In de mate dat de verkrijging tot gevolg heeft dat de vennootschap die de aandelen heeft uitgegeven eigen aandelen in portefeuille houdt die meer dan 20 % van haar kapitaal vertegenwoordigen, worden de nieuw verworven aandelen geacht te zijn vernietigd in de zin van het tweede lid, 3°. In geval van een gelijktijdige verkrijging van aandelen van verschillende overdragers of tegen een verschillende aanschaffingswaarde, duidt de vennootschap de nieuw verworven aandelen aan die geacht worden te zijn vernietigd. Bij gebrek aan dergelijke aanduiding worden de nieuw verworven aandelen geacht proportioneel te zijn vernietigd naar het aantal aandelen per overdrager of per aanschaffingswaarde. Zolang de aandelen die geacht worden te zijn vernietigd, in portefeuille worden gehouden, is hun fiscale nettowaarde gelijk aan nul en de waarde waarvoor ze op de balans zijn ingeschreven, vormt een uitgedrukte niet-verwezenlijkte meerwaarde zoals bedoeld in de art. 44, § 1, 1°, en 190, WIB 92 (zie ook rubriek ‘Uitgedrukte maar niet-verwezenlijkte meerwaarden’ van het vak ‘Reserves, B. Vrijgestelde gereserveerde winst’). De toepassing van het vorige lid heeft geen invloed op de toepassing van art. 192, § 1, WIB 92, bij de vennootschap die eigen aandelen overdraagt die in portefeuille werden gehouden (zie ook rubriek ‘Aanpassingen in meer van de begintoestand van de reserves’, ‘Meerwaarden op aandelen’ van het vak ‘Reserves, A. Belastbare gereserveerde winst’). Eventueel een lijst aanleggen van het aantal in het belastbare tijdperk verkregen eigen aandelen en van de reeds in bezit zijnde eigen aandelen, met vermelding van de datum, de verkrijgingsprijs of - waarde en het deel van het gestorte kapitaal dat met die aandelen overeenstemt. Vermelden of die aandelen zijn vernietigd of van rechtswege nietig zijn geworden. Ingeval de vennootschap in het belastbare tijdperk verkregen eigen aandelen heeft vervreemd, vermelden: het aantal, de verkoopprijs en het eventuele verlies. Indien waardeverminderingen op de verkregen aandelen zijn ge- boekt, het bedrag daarvan opgeven. c) Overlijden, uittreding of uitsluiting van een vennoot Wanneer het maatschappelijk vermogen gedeeltelijk wordt verdeeld ten gevolge van overlijden, uittreding of uitsluiting van een vennoot, moet volgens art. 187, WIB 92, het positieve verschil worden aangegeven tussen de uitkeringen of toekenningen in geld, in effecten of in enige andere vorm aan de belanghebbende of zijn rechthebbenden, en zijn aandeel in het gerevaloriseerde gestorte kapitaal. d) Verdeling van maatschappelijk vermogen Wanneer het maatschappelijk vermogen wordt verdeeld ten gevolge van ontbinding of om enige andere reden, moet volgens art. 209, eerste lid, WIB 92, het positieve verschil worden aangegeven tussen de uitkeringen in geld, in effecten of in enige andere vorm, en het gerevaloriseerde gestorte kapitaal.

In de in art. 210, § 1, WIB 92, bedoelde gevallen wordt de werkelijke waarde van het maatschappelijk vermogen gelijkgesteld met een bij verdeling van het maatschappelijk vermogen uitgekeerde som. Het gedeelte van de verdeling van maatschappelijk vermogen dat voortkomt van een vermindering van de liquidatiereserve zoals bedoeld in art. 184quater, WIB 92, en een vermindering van de bijzondere liquidatiereserve zoals vermeld in art. 541, WIB 92, moet op regel 1305 worden vermeld. Het bedrag van de verdeling van maatschappelijk vermogen na aftrek van het gedeelte dat voortkomt van een vermindering van de voormelde liquidatiereserve en een vermindering van de voormelde bijzondere liquidatiereserve, moet op regel 1306 worden vermeld.

Totaal van de uitgekeerde dividenden

Het totale bedrag van de hierboven bedoelde uitgekeerde dividenden (regels 1301 tot 1303, 1305 en 1306 ) moet op regel 1320 worden ingeschreven. Algemene opmerking: Voor de in c) en d) vermelde verrichtingen die vóór 01. 01.1990 hebben plaatsgevonden, wordt verwezen naar de regels 1511 en 1512 van het vak ‘Bijzondere aanslagen met betrekking tot verrichtingen die vóór 01 .01.1990 hebben plaatsgevonden’.

VAK BUITENLANDSE WINST DIE GENIET VAN EEN VERMINDERDE BELASTING

In het geval de vennootschap beschikt over één of meerdere inrichtingen in het buitenland, moet het totale bedrag van haar resterend resultaat volgens oorsprong worden onderverdeeld. Alvorens die onderverdeling wordt gedaan, worden de verliezen van het belastbare tijdperk, die in een land worden geleden, volgens bepaalde regels en in een bepaalde volgorde aangerekend op het totale bedrag van de winst uit andere landen (voor meer details, zie de rubriek ‘Verdeling van het resterend resultaat volgens oorsprong’ van het vak ‘Uiteenzetting van de winst’). In het geval in de categorie ‘niet bij verdrag vrijgestelde winst’, winst is begrepen waarvan de belasting op die winst bij toepassing van de internationale verdragen wordt verminderd, kan de belastingplichtige verzoeken dat de verliezen (van het belastbare tijdperk of compenseerbare vorige verliezen), enkel worden aangerekend op de overige niet bij verdrag vrijgestelde winst, zonder te worden aangerekend op de winst waarvan de belasting bij toepassing van een internationaal verdrag wordt verminderd; dit verzoek is onherroepelijk (art. 206/4, vierde lid en art. 207, zevende lid, WIB 92). Het vakje op de regel 1340 enkel aanvinken (in de papieren aangifte moet op die regel ‘JA’ worden vermeld) indien de vennootschap verzoekt om de niet-aanrekening van verliezen op buitenlandse winst waarvan de belasting bij toepassing van een internationaal verdrag wordt verminderd.

VAK UITEENZETTING VAN DE WINST Resultaat van het belastbare tijdperk

Het resultaat van het belastbare tijdperk is het totaal van de belastbare gereserveerde winst (positief of negatief bedrag), de verworpen uitgaven en de uitgekeerde dividenden. De belastbare gereserveerde winst wordt overgebracht van regel 1080 (positief of negatief) van het vak ‘Reserves’. De verworpen uitgaven en overige bestanddelen van het resultaat worden overgebracht van regel 1240 van het vak ‘Verworpen uitgaven en overige bestanddelen van het resultaat’. De uitgekeerde dividenden worden overgebracht van regel 1320 van het vak ‘Uitgekeerde dividenden’.

Werkelijk resultaat uit de zeescheepvaart waarvoor de winst wordt vastgesteld op basis van de tonnage

Deze rubriek moet enkel worden ingevuld indien een verzoek tot forfaitaire vaststelling van de belastbare winst uit zeescheepvaart (art. 116, W 02. 08.2002) of uit het beheer van zeeschepen voor rekening van derden (art. 124, § 1, W 02. 08.2002) is ingewilligd. In deze rubriek dient het werkelijk resultaat en niet het forfaitair vastgestelde bedrag aan de hand van de tonnage te worden ingeschreven. Het forfaitair vastgestelde bedrag wordt op regel 1461 ingeschreven. Op die forfaitair vastgestelde winst zijn geen aftrekken mogelijk.

Werkelijk resultaat uit activiteiten waarvoor de winst niet wordt vastgesteld op basis van de tonnage

In deze rubriek wordt het werkelijk resultaat ingeschreven waarop de in de vorige rubriek vermelde art. 116 of 124, § 1, W 02. 08.2002, niet van toepassing zijn. Hier het verschil (positief of negatief) vermelden tussen het resultaat van het belastbare tijdperk (regel 1410 (positief of negatief)) en het werkelijk resultaat uit de zeescheepvaart waarvoor de winst wordt vastgesteld op basis van de tonnage (regel 1411 (positief of negatief)). Indien er geen toepassing wordt gemaakt van de voormelde bepalingen inzake winst uit zeescheepvaart, vastgesteld op basis van de tonnage, wordt regel 1410 (positief of negatief) overgebracht naar regel 1412 (positief of negatief).

Bestanddelen van het resultaat waarop het aftrekverbod van toepassing is

Bedoeld zijn: 1° het gedeelte van het resultaat dat voortkomt van verkregen abnormale of goedgunstige voordelen en van verkregen financiële voordelen of voordelen van alle aard vermeld in art. 53, 24°, WIB 92 (zie ook rubriek ‘Belastbaar tegen gewoon tarief’ van dit vak); 2° het gedeelte van de winst uit de niet-naleving van art. 194quater, § 2, vierde lid, WIB 92 (onaantastbaarheidsvoorwaarde) met betrekking tot een investeringsreserve aangelegd in een belastbaar tijdperk dat uiterlijk op 31.12.2016 afsluit (zie ook rubriek ‘Belastbaar tegen gewoon tarief’ van dit vak); 3° het gedeelte van de winst uit de niet-naleving van art. 194quater, § 2, vierde lid, WIB 92 (onaantastbaarheidsvoorwaarde) met betrekking tot een investeringsreserve aangelegd in een belastbaar tijdperk dat ten vroegste op 01.01.2017 afsluit (zie ook rubriek ‘Belastbaar tegen gewoon tarief’ van dit vak); 4° het gedeelte van de winst dat bestemd is voor de uitgaven zoals bedoeld in art. 198, § 1, 9° en 9°bis, WIB 92, namelijk de autokosten ten belope van een gedeelte van het voordeel van alle aard (zie ook rubriek ‘Belastbaar tegen gewoon tarief’ van dit vak); 5° het gedeelte van de winst dat bestemd is voor de uitgaven zoals bedoeld in art. 198, § 1, 12°, WIB 92 (zie ook rubriek ‘Belastbaar tegen gewoon tarief’ van dit vak); 6° het gedeelte van de winst dat bestemd is voor de uitgaven zoals bedoeld in art. 198, § 1, 17°, WIB 92 (zie ook rubriek ‘Belastbaar tegen gewoon tarief’ van dit vak). 7° het gedeelte van het resultaat dat voortkomt van toegekende kapitaalen interestsubsidies in het kader van de steun aan de landbouw belastbaar tegen 5 % (zie ook rubriek ‘Kapitaalen interestsubsidies in het kader van de steun aan de landbouw, belastbaar tegen 5 %’ van van dit vak); 8° het gedeelte van de groepsbijdrage dat het negatief resultaat, vastgesteld vóór de opname van de groepsbijdrage als winst van het belastbare tijdperk, overschrijdt (zie ook rubriek ‘Belastbaar tegen gewoon tarief’ van dit vak). Deze bepaling wordt besproken in de ‘Circulaire 2020/C/29 over de aftrek van de groepsbijdrage in de VenB’ van 13.02.2020. Geen van de in art. 199 tot 206, 536 en 543, WIB 92, bepaalde aftrekken, noch compensatie met het verlies van het belastbare tijdperk mag worden verricht op deze bestanddelen (art. 206/3, § 1, WIB 92, en art. 139, § 2, eerste lid, W 23.12.2009). Bijgevolg maken de voormelde bestanddelen steeds deel uit van de belastbare grondslag.

Resultaat na toepassing van het aftrekverbod

Het resultaat na toepassing van het aftrekverbod (positief of negatief) stemt overeen met de fiscale winst van het belastbare tijdperk (regel 1412) verminderd met de bestanddelen van het resultaat waarop het aftrekverbod van toepassing is (regel 1420). Als er geen enkel bestanddeel bestaat waarop het aftrekverbod van toepassing is, wordt het resultaat van regel 1412 (positief of negatief) overgebracht naar regel 1427 (positief of negatief).

Verliezen van buitenlandse oorsprong die niet in aanmerking worden genomen om de belast bare grondslag vast te stellen

Hier moeten worden vermeld (code 1419), de in art. 185, § 3, eerste en tweede lid, WIB 92 vermelde verliezen. Aangezien die verliezen buiten beschouwing blijven om de belastbare grondslag vast te stellen, moeten zij worden toegevoegd aan het resultaat na toepassing van het aftrekverbod (regel 1427).

Deze bepaling wordt besproken in de ‘ Circulaire 2023 /C/ 103 over de fiscale behandeling van de buitenlandse beroepsverliezen ’ van 21 .12 .2023.

Resterend resultaat

Het resterend resultaat (positief of negatief) stemt overeen met het resultaat na toepassing van het aftrekverbod (regel 1427) vermeerderd met het bedrag van de verliezen van buitenlandse oorsprong die niet in aanmerking worden genomen om de belastbare grondslag vast te stellen (regel 1419). Als er geen verliezen bestaan van buitenlandse oorsprong die niet in aanmerking worden genomen om de belastbare grondslag vast te stellen, wordt het resultaat van regel 1427 (positief of negatief) overgebracht naar regel 1430 (positief of negatief). Als het resterend resultaat positief is, maakt dit in principe de grondslag uit waarop eventuele aftrekken worden verricht. Als het resterend resultaat negatief is, stemt de belastbare grondslag van het belastbare tijdperk in voorkomend geval overeen met het totaal van de bestanddelen van het resultaat waarop het aftrekverbod van toepassing is (regel 1420).

Gedeelte van het resterend resultaat dat in principe aan de exit tax is onderworpen

Onder deze rubriek moet worden vermeld, het gedeelte van het resterend resultaat dat in principe (vóór toepassing van eventuele aftrekken) is onderworpen aan het in art. 217, eerste lid, 1°, WIB 92, vermelde tarief van de exit tax (zie ook de rubriek ‘Belastbaar tegen het exit tax tarief van 15 %’ van dit vak).

Verdeling van het resterend resultaat volgens oorsprong

Het totale bedrag van het vastgesteld positief of negatief resterend resultaat wordt volgens zijn oorsprong onderverdeeld in: 1° in België behaald resultaat, hierna te noemen ‘Belgisch resterend resultaat’; 2° in het buitenland behaald resultaat dat niet van belasting is vrijgesteld krachtens internationale verdragen, hierna te noemen ‘Niet bij verdrag vrijgesteld resterend resultaat’; 3° in het buitenland behaald resultaat dat van belasting is vrijgesteld krachtens internationale verdragen, hierna te noemen ‘Bij verdrag vrijgesteld resterend resultaat’. Indien op basis van de internationale verdragen de winst van een buitenlandse vaste inrichting in België niet is vrijgesteld, dient die winst te worden opgenomen in de categorie ‘niet bij verdrag vrijgesteld resterend resultaat’. Alvorens die onderverdeling wordt gedaan, worden de verliezen van het belastbare tijdperk, die in een land worden geleden, volgens bepaalde regels en in een bepaalde volgorde aangerekend op het totale bedrag van de winst uit andere landen (art. 206/4, WIB 92; zie ook het vak ‘Buitenlandse winst die geniet van een verminderde belasting’). Verliezen geleden in een land waarvoor de winst bij verdrag is vrijgesteld kunnen enkel worden aangerekend op de Belgische winst of de niet bij verdrag vrijgestelde winst, indien de belastingplichtige in een bijlage bij zijn aangifte op onherroepelijke wijze het land vermeldt waarin die verliezen werden geleden, evenals het bedrag van die verliezen en het belastbare tijdperk waarin die verliezen werden geleden. De aandacht wordt erop gevestigd dat de in art. 185, § 3, eerste en tweede lid, WIB 92, vermelde verliezen die niet in aanmerking worden genomen om de belastbare grondslag vast te stellen, hier niet worden bedoeld (zie ook rubriek ‘Verliezen van buitenlandse oorsprong die niet aanmerking worden genomen om de belastbare grondslag vast te stellen’ van dit vak). De bepalingen over buitenlandse verliezen worden besproken in de ‘ Circulaire 2023 /C/ 103 over de fiscale behandeling van de buitenlandse beroepsverliezen ’ van 21. 12. 2023. Indien de aangifte niet elektronisch wordt ingediend, moet er evenwel geen verdeling volgens oorsprong gebeuren wanneer er enkel Belgisch resterend resultaat is.

Correctie voor bepaalde beroepsverliezen geleden binnen buitenlandse inrichtingen

Hier worden bedoeld, de beroepsverliezen van buitenlandse oorsprong die het voorwerp uitmaken van een recapture, (toepassing van art. 185, § 3, derde lid en zesde lid, WIB 92). Deze bepaling wordt besproken in de ‘ Circulaire 2023 /C/ 103 over de fiscale behandeling van de buitenlandse beroepsverliezen ’ van 21. 12. 2023.

Correctie van bepaalde hybridemismatches

Hier is bedoeld, de aan een vaste inrichting toerekenbare winst die vrijgesteld is op grond van een overeenkomst tot het vermijden van dubbele belasting die met een lidstaat van de Europese Unie gesloten werd, indien die winst verwezenlijkt werd in het kader van een hybridemismatch en niet belastbaar is in het rechtsgebied van de vaste inrichting omdat deze daar niet als dusdanig als vaste inrichting wordt beschouwd (art. 185, § 1, tweede lid, WIB 92). Die winst moet worden afgetrokken van het ‘Bij verdrag vrijgesteld resterend resultaat’ en worden toegevoegd aan het ‘Belgisch resterend resultaat’. Deze bepaling wordt besproken in de ‘Circulaire 2024/C/66 over de bestrijding van hybride mismatches’ van 22.10.2024.

Correctie voor gecontroleerde buitenlandse ondernemingen

Hier is bedoeld de niet-uitgekeerde winst van de buitenlandse inrichting van de vennootschap, die als CFC wordt aangemerkt, voor zover die winst niet is vrijgesteld van belasting volgens art. 185/2, § 4, WIB 92, en die werd behaald in de loop van een belastbaar tijdperk dat werd afgesloten in de loop van het belastbare tijdperk van de belastingplichtige (art. 185/2, WIB 92). Wanneer die winst werd gerealiseerd in een buitenlandse inrichting waarvan de winst wordt vrijgesteld bij verdrag, moet die winst worden afgetrokken van het ‘Bij verdrag vrijgesteld resterend resultaat’ en worden toegevoegd aan het ‘Niet bij verdrag vrijgesteld resterend resultaat’ (art. 206/4, derde lid, WIB 92). Deze bepaling wordt besproken in de ‘Circulaire 2024/C/82 over de gewijzigde CFC-regeling’ van 13.12.2024.

Aftrekken van de resterende winst

Geen van de hierna vermelde aftrekken kan worden verricht op de ‘Bij verdrag vrijgestelde resterende winst’. Aldus kunnen die aftrekken enkel, naargelang van het geval, worden verricht op de ‘Belgische resterende winst’ en op de ‘Niet bij verdrag vrijgestelde resterende winst’. Elke aftrek wordt uitgevoerd volgens een welbepaalde volgorde en is beperkt tot de overblijvende resterende winst (na toepassing van de eventuele voorafgaande aftrekken) (art. 206/5 en 207, WIB 92). Art. 207, WIB 92, voorziet ook in een aftrekbeperking, de zogenaamde ‘fiscale korf’, wat betreft de overdrachten van de aftrekken die niet konden worden toegekend wegens onvoldoende winst, met uitzondering van de overdracht van de investeringsaftrek.

Niet-belastbare bestanddelen

Het totale bedrag van de niet-belastbare bestanddelen (zie vak ‘Niet-belastbare bestanddelen’) wordt bij voorrang van de Belgische resterende winst en, tot het eventuele overschot, van de niet bij verdrag vrijgestelde resterende winst afgetrokken.

Definitief belaste inkomsten

Hier wordt onder andere bedoeld, de DBI-aftrek van het belastbare tijdperk: a) de som van de regels 1631, 1632, 1633, 1634 en 1643; b) de som van de regels 1635, 1636, 1637, 1638 en 1645. De aftrek van dit deel dient in beginsel beperkt te worden tot het positieve verschil tussen:

  • het saldo van de resterende winst (totaal van de bedragen van de Belgische en de niet bij verdrag vrijgestelde resterende winst na aftrek van de niet-belastbare bestanddelen);

  • en, anderdeels, het verschil tussen de som van de regels 1203 tot 1205, 1207 tot 1210, 1214 tot 1216, 1239, 1245 en 1246 (vak ‘Verworpen uitgaven en overige bestanddelen van het resultaat’) en de regel 1601 (vak ‘Niet- belastbare bestanddelen’). De DBI van het belastbare tijdperk worden afgetrokken met inachtneming van de oorsprong van de resterende winst en bij voorrang van de resterende winst waarin die bedragen voorkomen. Wanneer er voor het belastbare tijdperk geen of onvoldoende winst is om de bedoelde DBI-aftrek van het belastbare tijdperk in mindering te kunnen brengen, wordt het DBI-overschot van dat tijdperk, dat in aanmerking komt voor over- dracht overgedragen naar het volgende belastbare tijdperk (zie ook vak ‘Overdracht aftrek definitief belaste inkomsten’). In geval van verwerving of van wijziging van de controle van een vennootschap, tijdens het belastbare tijdperk, die niet beantwoordt aan rechtmatige financiële of economische behoeften, is de winst die wordt uitgekeerd door een in art. 185/2, § 2, WIB 92, bedoelde buitenlandse vennootschap die in een vorig belastbaar tijdperk als niet uitgekeerde winst in toepassing van art. 185/2, WIB 92, werd belast (zie ook regel 1645 van het vak ‘Definitief belaste inkomsten’), niet aftrekbaar van de winst van dit tijdperk, of van deze van enig later belastbaar tijdperk (art. 207, achtste lid, WIB 92).

Aftrek voor innovatie-inkomsten

Bedoeld is de in de art. 205/1 tot 205/4, WIB 92, omschreven aftrek voor innovatie-inkomsten van het belastbare tijdperk (opgave 275 INNO).

Wanneer er voor het belastbare tijdperk geen of onvoldoende winst is om de aftrek voor innovatie-inkomsten in mindering te kunnen brengen, kan het voor het belastbare tijdperk niet in mindering gebracht gedeelte overgedragen worden naar de volgende belastbare tijdperken.

Correctie – Aftrek voor innovatie-inkomsten omgezet in een belastingkrediet

Hier moet worden vermeld het aftrekbare bedrag van de aftrek voor innovatie-inkomsten van het belastbare tijdperk dat is omgezet in een belastingkrediet voor innovatie-inkomsten volgens art. 205/1, § 1, derde lid, WIB 92. Door op dit moment rekening te houden met dat bedrag, kunnen de bedragen van de overige aftrekken en de resterende saldi worden bepaald alsof de vennootschap niet zou hebben gekozen voor die omzetting in een belastingkrediet volgens art. 205/1, § 1, vierde lid, WIB 92. Het afgetrokken bedrag wordt nadien, vóór de bepaling van de resterende winst volgens oorsprong heropgenomen en heeft bijgevolg geen invloed daarop (zie hierna de rubriek ‘Correctie – Heropname van de aftrekken voor innovatieinkomsten omgezet in een belastingkrediet’ van dit vak).

Investeringsaftrek

Bedoeld is de vrijstelling vermeld in art. 201, WIB 92 (opgave 275 U). Voor de vóór 01.01.2025 verkregen of tot stand gebrachte vaste activa, wanneer de vennootschap onherroepelijk heeft geopteerd voor het in art. 289quater, WIB 92, vermelde belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling kan zij niet meer genieten van de gewone investeringsaftrek voor octrooien en milieuvriendelijke investeringen voor onderzoek en ontwikkeling noch van de gespreide investeringsaftrek voor milieuvriendelijke investeringen voor onderzoek en ontwikkeling. Voor de vanaf 01.01.2025 verkregen of tot stand gebrachte vaste activa, wanneer de vennootschap onherroepelijk heeft geopteerd voor het in art. 289quater, WIB 92, vermelde belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling kan zij niet meer genieten van de technologie-aftrek en van de gespreide investeringsaftrek voor milieuvriendelijke investeringen voor onderzoek en ontwikkeling. Bovendien wordt, wanneer de vennootschap tijdens het belastbare tijdperk onherroepelijk heeft geopteerd, het gedeelte van de overgedragen investeringsaftrekken die verband houden met de hiervoor vermelde investeringen en die betrekking hebben op de drie voorafgaande aj., in mindering gebracht van het totaal van de overgedragen investeringsaftrek op het einde van het aj. 2024. Dat deel wordt omgezet in een overgedragen belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling (art. 530, WIB 92). In geval van een tijdens het belastbare tijdperk tot stand gekomen verwerving of wijziging van de controle van de vennootschap die niet beantwoordt aan rechtmatige financiële of economische behoeften, is het overeenkomstig art. 72, eerste lid, WIB 92, gecumuleerde bedrag van de vroegere investeringsaftrekken dat nog niet werd afgetrokken, niet aftrekbaar van de winst van dat belastbaar tijdperk, of van de winst van enig later belastbaar tijdperk (art. 207, achtste lid, WIB 92). De vrijstelling wordt slechts afgetrokken tot ten hoogste de Belgische resterende winst die overblijft na de aftrek voor innovatie-inkomsten.

Aftrek van de groepsbijdrage

Bedoeld is de aftrek van de groepsbijdrage voorzien in art. 205/5, WIB 92 (overeenkomst 275 CTIG). Deze bepaling wordt besproken in de ‘Circulaire 2020/C/29 over de aftrek van de groepsbijdrage in de VenB’ van 13.02.2020.

Grondslag voor de berekening van de korf

De grondslag van de fiscale korf is het saldo van de resterende winst na de aftrek van de groepsbijdrage. Het geheel van de hierna volgende aftrekken wordt voor het belastbare tijdperk beperkt tot een fiscale korf die gelijk is aan 1.000.000 euro vermeerderd met 40 % van het gedeelte van het saldo van de resterende winst na de aftrek van de groepsbijdrage, dat het bedrag van 1.000.000 euro overstijgt, als het belastbare tijdperk aanvangt vóór 01.01.2024 (art. 207, vijfde lid, WIB 92). Als het belastbare tijdperk ten vroegste aanvangt op 01.01.2024, bedraagt de vermeerdering 70 % van het gedeelte dat 1.000.000 euro overstijgt (art. 207, vijfde lid, WIB 92 , zoals gewijzigd door art. 122, 2°, van de programmawet van 26.12.2022). Indien de vennootschap als een ‘kleine vennootschap’ wordt aangemerkt, is de voormelde beperking niet van toepassing op de in art. 206, WIB 92, vermelde vorige verliezen gedurende de eerste 4 belastbare tijdperken vanaf haar oprichting (zie ook het vak ‘Beperking van de aftrekken van de resterende winst’) (art. 207, zesde lid, WIB 92).

Overgedragen definitief belaste inkomsten

Bedoeld is de van vorige belastbare tijdperken overdraagbare DBI-aftrek die niet kon worden afgetrokken wegens gebrek aan of onvoldoende winst of die, door de toepassing van art. 207, negende en tiende lid, WIB 92, zoals ze bestonden vóór hun opheffing door art. 118 van de programmawet van 26.12.2022, nog niet werkelijk in mindering kon worden gebracht (art. 205, § 3, WIB 92, zie ook vak ‘Overdracht aftrek definitief belaste inkomsten’). Bijzondere regels zijn van toepassing inzake de beperking (of de overdracht) van overgedragen DBI wanneer een vennootschap de inbreng van een tak van werkzaamheid of van een algemeenheid van goederen heeft verkregen of een andere vennootschap door fusie of splitsing geheel of gedeeltelijk heeft overgenomen met toepassing van art. 46, § 1, eerste lid, 2° en derde lid, of van art. 211, § 1, of van art. 231, § 2 of § 3, WIB 92 (art. 206, § 2, WIB 92). In geval van verwerving of wijziging tijdens het belastbare tijdperk van de controle van een vennootschap die niet beantwoordt aan rechtmatige financiële of economische behoeften, zijn de overgedragen DBI die nog niet werden afgetrokken, niet meer aftrekbaar van de winst van dit belastbare tijdperk, of van de winst van enig later belastbaar tijdperk (art. 207, achtste lid, WIB 92).

Overgedragen aftrek voor innovatie-inkomsten

Bedoeld is het bedrag van de aftrek voor innovatie-inkomsten van vorige belastbare tijdperken dat niet kon worden afgetrokken wegens gebrek aan of onvoldoende winst (opgave 275 INNO). In geval van verwerving of wijziging tijdens het belastbare tijdperk van de controle van een vennootschap die niet beantwoordt aan rechtmatige financiële of economische behoeften, is het bedrag van de overgedragen aftrek voor innovatie-inkomsten dat nog niet werd afgetrokken, niet meer aftrekbaar van de winst van dit belastbare tijdperk, of van de winst van enig later belastbaar tijdperk (art. 207, achtste lid, WIB 92).

Correctie – Overgedragen aftrek voor innovatie-inkomsten omgezet in een belastingkrediet

Hier moet worden vermeld het aftrekbare bedrag van de overgedragen aftrek voor innovatie-inkomsten dat is omgezet in een belastingkrediet voor innovatie-inkomsten volgens art. 205/1, § 1, derde lid, WIB 92. Door op dit moment rekening te houden met dat bedrag, kunnen de bedragen van de overige aftrekken en de resterende saldi worden bepaald alsof de vennootschap niet zou hebben gekozen voor die omzetting in een belastingkrediet volgens art. 205/1, § 1, vierde lid, WIB 92. Het afgetrokken bedrag wordt nadien, vóór de bepaling van de resterende winst volgens oorsprong heropgenomen en heeft bijgevolg geen invloed daarop (zie hierna de rubriek ‘Correctie – Heropname van de aftrekken voor innovatieinkomsten omgezet in een belastingkrediet’ van dit vak).

Vorige verliezen

Bedoeld zijn de tijdens de vorige belastbare tijdperken geleden beroepsverliezen, behalve die welke volgens de vroegere regeling van art. 114, WIB (zoals dat bestond voor het met ingang van het aj. 1991 werd gewijzigd door art. 278, W 22.12.1989) op het stuk van de beperkte compenseerbaarheid, niet meer voor aftrek in aanmerking konden komen. Het betreft de verliezen die werden vastgesteld volgens de wetgeving die van toepassing was voor de bedoelde belastbare tijdperken en die niet vroeger konden worden afgetrokken of niet vroeger onder de vennoten werden verdeeld, of, in het geval van vorige beroepsverliezen die zijn geleden in landen waar de winsten bij verdrag zijn vrijgesteld, voorheen niet door bij verdrag vrijgestelde winst waren gedekt. Zijn evenwel niet bedoeld, de door in art. 184quinquies, WIB 92, bedoelde rechtspersonen geboekte verliezen geleden tijdens boekjaren afgesloten vóór het boekjaar dat verbonden is met het eerste aj. waarvoor zij aan de vennootschapsbelasting zijn onderworpen. De aandacht wordt erop gevestigd dat de verrekening van beroepsverliezen geleden in de loop van een belastbaar tijdperk dat is aangevangen vóór 01.01.2020 binnen een buitenlandse inrichting waarover de vennootschap beschikt en die is gelegen in een Staat waarmee België een overeenkomst tot vermijding van dubbele belasting heeft gesloten, slechts plaatsvindt op voorwaarde dat de vennootschap aantoont dat deze niet in aftrek werden of worden genomen van de winsten van die buitenlandse inrichting. Bovendien kunnen die verliezen slechts van de resterende winst worden afgetrokken in zover ze de bij verdrag vrijgestelde winst overtreffen (art. 206, § 1, derde lid, WIB 92). De in art. 185, § 3, WIB 92, bedoelde definitieve beroepsverliezen kunnen eveneens slechts van de resterende winst worden afgetrokken in zover ze de bij verdrag vrijgestelde winst overtreffen (art. 206, § 1, vierde lid, WIB 92). De aftrek van de vorige beroepsverliezen gebeurt in overeenstemming met de regels en in de volgorde zoals bedoeld in art. 206/4, WIB 92 (art. 207, zevende lid, WIB 92 ; zie ook de rubriek ‘Verdeling van het resterend resultaat volgens oorsprong’ van het vak ‘Uiteenzetting van de winst’). De voormelde bepalingen over buitenlandse verliezen worden besproken in de ‘ Circulaire 2023 /C/ 103 over de fiscale behandeling van de buitenlandse beroepsverliezen ’ van 21 .12 .2023. Van de forfaitair vastgestelde belastbare winst uit zeescheepvaart kunnen geen beroepsverliezen worden afgetrokken.

Het eventuele niet verrekende gedeelte van de verliezen uit zeescheepvaart zoals het bestaat op het ogenblik dat de winst uit zeescheepvaart of uit het beheer van zeeschepen voor rekening van derden, voor de eerste keer wordt vastgesteld aan de hand van de tonnage, kan na het verstrijken van de periode waarvoor de winst aldus wordt vastgesteld, opnieuw in mindering worden gebracht (art. 120, § 2 en 124, § 5, W 02. 08.2002). Bijzondere regels zijn van toepassing voor de beperking (of de overdracht) van de nog compenseerbare overgedragen beroepsverliezen wanneer volgens de art. 46, § 1, eerste lid, 2° en derde lid, 211, § 1, of 231, § 2 of § 3, WIB 92, de inbreng van een tak van werkzaamheid of van een algemeenheid van goederen wordt verkregen of een andere vennootschap door fusie of splitsing geheel of gedeeltelijk wordt overgenomen (art. 206, § 2, WIB 92). Voor een tijdens het belastbare tijdperk tot stand gekomen verwerving of wijziging van de controle van de vennootschap die niet beantwoordt aan rechtmatige financiële of economische behoeften, zijn de vorige beroepsverliezen in geen geval aftrekbaar van de winst van dat belastbaar tijdperk, noch van de winst van enig later belastbaar tijdperk (art. 207, achtste lid, WIB 92).

Overgedragen, onbeperkt overdraagbare aftrek voor risicokapitaal

De in art. 536, WIB 92, vermelde, voorheen en ten laatste tijdens aj. 2012 gevormde vrijstellingen voor risicokapitaal die niet konden worden afgetrokken tijdens de vorige aj. wegens het gebrek aan restwinst worden achtereenvolgens in mindering gebracht van de winst van de zeven belastbare tijdperken volgend op dat waarin de aftrek voor risicokapitaal in eerste instantie niet in mindering gebracht kon worden en dit binnen de beperkingen en op de wijze voorzien in voormeld art. 536, eerste tot derde lid, WIB 92. Hier moeten worden vermeld, de in art. 536, derde lid, WIB 92, vermelde vrijstellingen voor risicokapitaal die nog niet in mindering konden worden gebracht omwille van de beperking tot 60 %. Die vrijstellingen zijn aftrekbaar van de winst van de volgende belastbare tijdperken, zelfs na het verstrijken van de voormelde periode van aftrek van zeven belastbare tijdperken, zodat de beperking niet tot gevolg heeft dat het bedrag dat men had kunnen aftrekken indien die beperking niet had bestaan, wordt verminderd.

Correctie – Heropname van de aftrekken voor innovatie-inkomsten omgezet in een belasting krediet

Hier moeten worden vermeld het aftrekbare bedrag van de aftrek voor innovatie-inkomsten van het belastbare tijdperk en het aftrekbare bedrag van de overgedragen aftrek voor innovatie-inkomsten, die zijn omgezet in een belastingkrediet voor innovatie-inkomsten volgens art. 205/1, § 1, derde lid, WIB 92. Na de aftrek in een vorige stap (zie hiervoor de rubrieken ‘Correctie – Aftrek voor innovatie-inkomsten omgezet in een belastingkrediet’ en ‘Correctie – Overgedragen aftrek voor innovatie-inkomsten omgezet in een belastingkrediet’ van dit vak) zodat volgens art. 205/1, § 1, vierde lid, WIB 92, de bedragen van de overige aftrekken en de resterende saldi kunnen worden bepaald alsof de vennootschap niet zou hebben gekozen voor de omzetting in een belastingkrediet, worden die bedragen heropgenomen voor de bepaling van de resterende winst volgens oorsprong.

Belastbare grondslag Belastbaar tegen gewoon tarief

  • Resterende winst Op de regel ‘Resterende winst’ wordt het totaal vermeld van de Belgische en de niet bij verdrag vrijgestelde resterende winst na toepassing van de hiervoor vermelde aftrekken.

  • Winst uit zeescheepvaart, vastgesteld op basis van de tonnage Volgens art. 116 of 124, § 1, W 02. 08.2002, kan, op verzoek van de belastingplichtige, de in België belastbare winst uit zeescheepvaart of uit het beheer van zeeschepen voor rekening van derden, op forfaitaire wijze worden vastgesteld op basis van de tonnage van de zeeschepen waarmee de winst wordt behaald. Het forfaitair vastgestelde bedrag moet op regel 1461 worden ingeschreven. Wanneer in die winst betalingen zijn begrepen die rechtstreeks of onrechtstreeks zijn verricht aan personen, vaste inrichtingen of bankrekeningen die in art. 307, § 1/2, eerste lid, WIB 92, worden bedoeld, moet het forfaitair vastgestelde bedrag, worden verhoogd met het bedrag van die betalingen indien ze niet zijn aangegeven overeenkomstig die bepa- ling, of als ze toch zijn aangegeven, indien de belastingplichtige niet door alle rechtsmiddelen heeft aangetoond dat ze in het kader van werkelijke en oprechte verrichtingen en met personen andere dan artificiële constructies zijn verricht (art. 116, vierde en vijfde lid en art. 124, § 1, vierde en vijfde lid, W 02.08.2022).

  • Nettobedrag van de meerwaarden bij toetreding van zeeschepen tot het stelsel van de forfaitaire belasting aan de hand van de tonnage Bedoeld is de nettowinst die voortkomt uit de volgens art. 119, § 2, vierde, vijfde of zesde lid, W 02.08.2002, belastbaar geworden meerwaarden bij toetreding van zeeschepen tot het stelsel van de forfaitaire belasting aan de hand van de tonnage. Dat is het bedrag dat wordt overgebracht van regel 1627 van het vak ‘Meerwaarden bij toetreding van zee- schepen tot het stelsel van de forfaitaire belasting aan de hand van de tonnage’ (deel ‘Belastbaar bedrag’).

  • Verkregen abnormale of goedgunstige voordelen en verkregen financiële voordelen of voordelen van alle aard Bedoeld is het gedeelte van het resultaat dat voortkomt van verkregen abnormale of goedgunstige voordelen en van verkregen financiële voordelen of voordelen van alle aard vermeld in art. 53, 24°, WIB 92 (regel 1421 ).

  • Gedeelte van de investeringsreserve aangelegd in een belastbaar tijdperk dat uiterlijk op 31.12.2016 afsluit waar- voor de onaantastbaarheidsvoorwaarde niet werd nageleefd Bedoeld is het gedeelte van de winst uit de niet-naleving van art. 194quater, § 2, vierde lid, WIB 92 (onaantastbaar- heidsvoorwaarde) met betrekking tot een investeringsreserve aangelegd in een belastbaar tijdperk dat uiterlijk op 31.12.2016 afsluit (regel 1422 ).

  • Gedeelte van de investeringsreserve aangelegd in een belastbaar tijdperk dat ten vroegste op 01.01.2017 afsluit waarvoor de onaantastbaarheidsvoorwaarde niet werd nageleefd Bedoeld is het gedeelte van de winst uit de niet-naleving van art. 194quater, § 2, vierde lid, WIB 92 (onaantastbaar- heidsvoorwaarde) met betrekking tot een investeringsreserve aangelegd in een belastbaar tijdperk dat ten vroegste op 01.01.2017 afsluit (regel 1417 ).

- Autokosten ten belope van een gedeelte van het voordeel van alle aard Bedoeld is het gedeelte van de winst dat bestemd is voor de uitgaven zoals bedoeld in art. 198, § 1, 9° en 9°bis, WIB 92, namelijk de autokosten ten belope van een gedeelte van het voordeel van alle aard (regel 1206).

  • Werknemersparticipatie en winstpremies Bedoeld is het gedeelte van de winst dat bestemd is voor de uitgaven zoals bedoeld in art. 198, § 1, 12°, WIB 92 (regel 1233 ).

  • Niet-aftrekbare commissies en andere vergoedingen aan sportmakelaars Bedoeld is het gedeelte van de winst dat bestemd is voor de uitgaven zoals bedoeld in art. 198, § 1, 17°, WIB 92, namelijk het excedent van de commissies en andere vergoedingen aan sportmakelaars (regel 1244).

  • Gedeelte van de groepsbijdrage dat het negatief resultaat, vastgesteld vóór de opname van die groepsbijdrage als winst van het belastbare tijdperk, overschrijdt Bedoeld is het bedrag van de in art. 185, § 4, eerste lid, WIB 92, bedoelde groepsbijdrage dat in de belastbare grondslag wordt opgenomen (regel 1426).

Voorheen vrijgestelde winst tax shelter belastbaar tegen 33,99 %

Het tarief bedraagt 33,99 % voor wat betreft de voorheen vrijgestelde winst tax shelter in de loop van een belastbaar tijdperk met betrekking tot een aj. waarvoor het in art. 215, WIB 92, vermelde, gewoon tarief van de vennootschapsbelasting 33 % bedroeg, die om één van de volgende redenen belastbaar wordt:

  • één van de voorwaarden voor het uitreiken van het tax shelter attest wordt niet langer nageleefd of ontbreekt;

  • de vennootschap heeft op 31 december van het vierde jaar (vijfde jaar, in de situatie bedoeld in art. 8 van de wet van 29.05.2020 houdende diverse dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19 pandemie) volgend op het jaar waarin de raamovereenkomst werd getekend het tax shelter attest niet ontvangen en dat tax shelter attest kon rechtsgeldig worden afgeleverd;

  • de voorheen vrijgestelde winst tax shelter bedraagt meer dan 150 % van de fiscale waarde van het tax shelter attest, waardoor het overschot moet worden beschouwd als winst (art. 194ter, § 7, vijfde lid, WIB 92).

Voorheen vrijgestelde winst tax shelter belastbaar tegen 29,58 %

Het tarief bedraagt 29,58 % voor wat betreft de voorheen vrijgestelde winst tax shelter in de loop van een belastbaar tijdperk met betrekking tot een aj. waarvoor het in art. 215, WIB 92, vermelde, gewoon tarief van de vennootschapsbelasting 29 % bedroeg, die om één van de volgende redenen belastbaar wordt:

  • één van de voorwaarden voor het uitreiken van het tax shelter attest wordt niet langer nageleefd of ontbreekt;

  • de vennootschap heeft op 31 december van het vierde jaar (vijfde jaar, in de situatie bedoeld in art. 8 van de wet van 29.05.2020 houdende diverse dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19 pandemie) volgend op het jaar waarin de raamovereenkomst werd getekend het tax shelter attest niet ontvangen en dat tax shelter attest kon rechtsgeldig worden afgeleverd;

  • de voorheen vrijgestelde winst tax shelter bedraagt meer dan 172 % van de fiscale waarde van het tax shelter attest, waardoor het overschot moet worden beschouwd als winst (art. 194ter, § 7, vijfde lid, WIB 92).

Voorheen vrijgestelde winst tax shelter belastbaar tegen 25 %

Het tarief bedraagt 25 % voor wat betreft de voorheen vrijgestelde winst tax shelter in de loop van een belastbaar tijdperk met betrekking tot een aj. waarvoor het in art. 215, WIB 92, vermelde, gewoon tarief van de vennootschapsbelasting 25 % bedroeg, die om één van de volgende redenen belastbaar wordt:

  • één van de voorwaarden voor het uitreiken van het tax shelter attest wordt niet langer nageleefd of ontbreekt;

  • de vennootschap heeft op 31 december van het vierde jaar (vijfde jaar, in de situatie bedoeld in art. 8 van de wet van 29.05.2020 houdende diverse dringende fiscale bepalingen ten gevolge van de COVID-19 pandemie) volgend op het jaar waarin de raamovereenkomst werd getekend het tax shelter attest niet ontvangen en dat tax shelter attest kon rechtsgeldig worden afgeleverd;

  • de voorheen vrijgestelde winst tax shelter bedraagt meer dan 203 % van de fiscale waarde van het tax shelter attest, waardoor het overschot moet worden beschouwd als winst (art. 194ter, § 7, vijfde lid, WIB 92).

Verwezenlijkte meerwaarden en voorzieningen voor risico’s en kosten belastbaar tegen 33,99 %

Het tarief bedraagt 33,99 % voor wat betreft: 1° het gedeelte van de in art. 44bis, 44ter en 47, WIB 92, en in art. 122, § 2, W 02.08.2002, bedoelde vrijgestelde meerwaarden dat volgens art. 190, vierde lid, WIB 92, belastbaar is geworden alvorens te worden herbelegd voor een bedrag en op de wijze zoals respectievelijk bedoeld in de art. 44bis, 44ter en 47, WIB 92, en in art. 122, §§ 2 tot 4, W 02.08.2002; 2° het gedeelte van de vrijgestelde meerwaarden dat volgens art. 44bis, § 5, 44ter, § 5, of 47, § 6, WIB 92, of art. 122, § 6, W 02.08.2002, belastbaar is geworden; 3° het gedeelte van de in art. 48, WIB 92, bedoelde vrijgestelde voorzieningen dat is teruggenomen; Dit tarief is enkel van toepassing indien de vrijgestelde reserve of de voorziening waarop het in het vorige lid belastbaar feit betrekking heeft, is aangelegd in een belastbaar tijdperk dat is verbonden met aj. 2018 of vorige en ten vroegste op 01.01.2017 afsluit (art. 217/1, WIB 92).

Verwezenlijkte meerwaarden en voorzieningen voor risico’s en kosten belastbaar tegen 29,58 %

Het tarief bedraagt 29,58 % voor wat betreft: 1° het gedeelte van de in art. 44bis, 44ter en 47, WIB 92, en in art. 122, § 2, W 02.08.2002, bedoelde vrijgestelde meerwaarden dat volgens art. 190, vierde lid, WIB 92, belastbaar is geworden alvorens te worden herbelegd voor een bedrag en op de wijze zoals respectievelijk bedoeld in de art. 44bis, 44ter en 47, WIB 92, en in art. 122, §§ 2 tot 4, W 02.08.2002; 2° het gedeelte van de vrijgestelde meerwaarden dat volgens art. 44bis, § 5, 44ter, § 5, of 47, § 6, WIB 92, of art. 122, § 6, W 02.08.2002, belastbaar is geworden; 3° het gedeelte van de in art. 48, WIB 92, bedoelde vrijgestelde voorzieningen dat is teruggenomen. Dit tarief is enkel van toepassing indien de vrijgestelde reserve of de voorziening waarop het in het vorige lid belastbaar feit betrekking heeft, is aangelegd in een belastbaar tijdperk dat is verbonden met aj. 2019 of volgende en ten laatste op 30.12.2020 afsluit (art. 217/1, WIB 92).

Belastbaar tegen het exit tax tarief van 15 %

Het tarief bedraagt 15 %, wat betreft: 1° de belastbare bedragen bij een in de art. 46, § 1, tweede lid, 210, § 1, 5° en 6°, en 211, § 1, zesde lid, WIB 92, vermelde verrichting. Bedoeld zijn respectievelijk de volgende verrichtingen: a) de inbreng van één of meer bedrijfsafdelingen of takken van werkzaamheid of van de algemeenheid van goederen in een door de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten erkende beleggingsvennootschap met vast kapitaal voor belegging in vastgoed of in niet-genoteerde aandelen, een gereglementeerde vastgoedvennootschap, een Europese langetermijnbeleggingsinstelling of in een bij de FOD Financiën op de lijst van de gespecialiseerde vastgoedbeleggingsfondsen ingeschreven vennootschap; b) de erkenning door de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten als vennootschap met vast kapitaal voor belegging in vastgoed of in niet-genoteerde aandelen, of als gereglementeerde vastgoedvennootschap, tenzij zij op het ogenblik van de erkenning reeds erkend was als vennootschap met vast kapitaal voor belegging in vastgoed of in nietgenoteerde aandelen, of als gereglementeerde vastgoedvennootschap, of reeds ingeschreven was bij de FOD Financiën als gespecialiseerd vastgoedbeleggingsfonds; c) de inschrijving bij de FOD Financiën als gespecialiseerd vastgoedbeleggingsfonds, tenzij zij op het ogenblik van de inschrijving reeds door de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten erkend was als vennootschap met vast kapitaal voor belegging in vastgoed of in niet-genoteerde aandelen, of als gereglementeerde vastgoedvennootschap; d) een fusie of een splitsing zoals vermeld in art. 210, § 1, 1° en 1°bis, WIB 92, waaraan een door de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten erkende vennootschap met vast kapitaal voor belegging in vastgoed of in nietgenoteerde aandelen, een gereglementeerde vastgoedvennootschap of een Europese langetermijnbeleggingsinstelling of een bij de FOD Financiën op de lijst van de private privaks ingeschreven vennootschap of op de lijst van gespecialiseerde vastgoedbeleggingsfondsen ingeschreven vennootschap heeft deelgenomen, behoudens indien uitsluitend zulke vennootschappen aan de verrichting deelnemen. 2° de meerwaarde verwezenlijkt naar aanleiding van een exclusief met nieuwe aandelen vergoede inbreng van een onroerend goed in een door de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten erkende beleggingsvennootschap met vast kapitaal voor belegging in vastgoed, een gereglementeerde vastgoedvennootschap, een Europese langetermijnbeleggingsinstelling of in een bij de FOD Financiën op de lijst van de gespecialiseerde vastgoedbeleggingsfondsen ingeschreven vennootschap voor zover ze genieten van de toepassing van het regime voorzien in art. 185bis, WIB 92. Ter zake de uitsplitsing tussen enerzijds de belastbare grondslag belastbaar tegen het exit tax tarief van 15 % (bedrag te vermelden op regel 1476 en een detail verstrekken van de berekening van dit bedrag) en anderzijds de belastbare grondslag belastbaar tegen het gewoon tarief, in een afzonderlijke bijlage vermelden. Die bijlage bij de aangifte voegen.

Kapitaalen interestsubsidies in het kader van de steun aan de landbouw, belastbaar tegen 5 %

Volgens art. 139, § 1, eerste lid, W 23.12.2009, en art. 217, eerste lid, 4°, WIB 92, is een verlaagd tarief van 5 % van toepassing op de kapitaalen interestsubsidies die respectievelijk tijdens de jaren 2008 tot 2014 en vanaf 2015, met inachtneming van de Europese reglementering inzake staatssteun, door de bevoegde gewestelijke instellingen aan landbouwers worden toegekend, voor zover die subsidies ten vroegste op 01. 01.2008 zijn betekend. Wat de voormelde toegekende kapitaalsubsidies betreft, kan enkel het gedeelte dat in toepassing van art. 362, WIB 92, in het resultaat van het belastbare tijdperk moet worden opgenomen tegen het voormelde verlaagd tarief worden belast. De bedoelde kapitaalen interestsubsidies moeten zijn toegekend om afschrijfbare immateriële en materiële vaste activa aan te schaffen of tot stand te brengen die niet als herbelegging worden aangemerkt volgens de art. 44bis, 44ter, 47 en 194quater, WIB 92. In geval van vervreemding van een in het vorige lid bedoeld vast actief, anders dan bij schadegeval, onteigening, opeising in eigendom of een andere gelijkaardige gebeurtenis, die gedurende de eerste drie jaren van de investering plaatsvindt, wordt de verlaagde belasting met betrekking tot dat actief niet meer verleend vanaf het belastbare tijdperk waarin de vervreemding heeft plaatsgevonden. Het bedrag van de belastbare kapitaalen interestsubsidies vermelden op regel 1481. Geen voorheffing, noch forfaitair gedeelte van de buitenlandse belasting, noch belastingkrediet kan worden verrekend met de belasting berekend aan het tarief van 5 % zoals vermeld in het eerste lid (art. 139, § 2, tweede lid, W 23.12.2009, respectievelijk art. 276, tweede lid, WIB 92 ).

VAK BEPERKING VAN DE AFTREKKEN VAN DE RESTERENDE WINST

Het vakje op de regel 1496 aanvinken (in de papieren aangifte moet op die regel ‘JA’ worden vermeld) indien de aangifte betrekking heeft op één van de eerste vier belastbare tijdperken vanaf de oprichting van de vennootschap die wordt aangemerkt als een ‘kleine vennootschap’. In dat geval is de in art. 207, vijfde lid, WIB 92, vermelde beperking niet van toepassing op de aftrek van in art. 206, WIB 92, vermelde vorige verliezen van de ‘kleine vennootschap’ gedurende de eerste vier belastbare tijdperken vanaf haar oprichting zoals bedoeld in art. 145^26, § 1, derde en vierde lid, WIB 92 (zie ook rubriek ‘Grondslag voor de berekening van de korf’ van het vak ‘Uiteenzetting van de winst’).

VAK AFZONDERLIJKE AANSLAGEN Niet-verantwoorde kosten, voordelen van alle aard of inkomsten uit auteursrechten en naburige rechten, verdoken meerwinsten en financiële voordelen of voordelen van alle aard

Bedoeld zijn de in art. 219, WIB 92, vermelde niet-verantwoorde kosten, voordelen van alle aard of inkomsten uit auteursrechten en naburige rechten, verdoken meerwinsten en de in art. 53, 24°, WIB 92, vermelde financiële voordelen of voordelen van alle aard. Het betreft: 1° de volgende kosten:

a) commissies, makelaarslonen, handelsof andere restorno’s, toevallige of niet-toevallige vacatiegelden of erelonen, gratificaties, vergoedingen of voordelen van alle aard die voor de verkrijgers al dan niet in België belastbare beroepsinkomsten zijn, behoudens de bezoldigingen van meewerkende echtgenoten; b) bezoldigingen, pensioenen, renten of als zodanig geldende toelagen, betaald aan personeelsleden en bedrijfsleiders, aan gewezen personeelsleden en gewezen bedrijfsleiders, of aan hun rechtverkrijgenden, met uitzondering van de sociale voordelen die ten name van de verkrijgers zijn vrijgesteld; c) vaste vergoedingen toegekend aan de leden van het personeel als terugbetaling van werkelijke eigen kosten van de werkgever; 2° de voordelen van alle aard zoals bedoeld in de art. 31, tweede lid, 2°, en 32, tweede lid, 2°, WIB 92; 3° de inkomsten zoals bedoeld in art. 17, § 1, 3°, wat auteursrechten en naburige rechten betreft, en 5°; 4° de verdoken meerwinsten, andere dan de in art. 24, eerste lid, 2° tot 4°, WIB 92, bedoelde reserves, die niet onder de bestanddelen van het vermogen van de vennootschap worden teruggevonden en die niet het gevolg zijn van een verwerping van beroepskosten; 5° de financiële voordelen en voordelen van alle aard zoals vermeld in art. 53, 24°, WIB 92.

a) Afzonderlijke aanslag van de niet-verantwoorde kosten, voordelen van alle aard of inkom sten uit auteursrechten en naburige rechten en de financiële voordelen of voordelen van alle aard, tegen 50 %

Hier moeten worden vermeld de niet-verantwoorde kosten, voordelen van alle aard of de inkomsten uit auteursrechten en naburige rechten en de financiële voordelen of voordelen van alle aard waarvan de belastingplichtige aantoont dat de uiteindelijke verkrijger ervan een rechtspersoon is.

b) Afzonderlijke aanslag van de niet-verantwoorde kosten, voordelen van alle aard of inkom sten uit auteursrechten en naburige rechten, de verdoken meerwinsten en de financiële voor delen of voordelen van alle aard, tegen 100 %

Hier moeten worden vermeld de niet-verantwoorde kosten, voordelen van alle aard of inkomsten uit auteursrechten en naburige rechten, de financiële voordelen of voordelen van alle aard, andere dan deze bedoeld onder a) hiervoor alsook de verdoken meerwinsten. De afzonderlijke aanslag is niet van toepassing indien de vennootschap kan aantonen dat het bedrag van de in sub 1°, 2° en 3° vermelde kosten, voordelen van alle aard of inkomsten effectief begrepen is in een door de verkrijger overeenkomstig art. 305, WIB 92, ingediende aangifte, of in een door de verkrijger in het buitenland ingediende gelijkaardige aangifte (art. 219, vijfde lid, WIB 92). De afzonderlijke aanslag is eveneens niet van toepassing bij de vennootschap indien de verkrijger op ondubbelzinnige wijze is geïdentificeerd uiterlijk binnen 2 jaar en 6 maanden volgend op 1 januari van het betreffend aj. of indien het bedrag van de in sub 1°, 2° en 3° vermelde kosten, voordelen van alle aard of inkomsten begrepen is in een aanslag die met akkoord van een in art. 305, eerste lid, WIB 92, bedoelde verkrijger in zijn naam wordt gevestigd binnen de termijnen zoals bedoeld in de art. 354, eerste en tweede lid, en 358, WIB 92 (art. 219, zesde lid, WIB 92).

Afzonderlijke aanslag van de belaste reserves ten name van erkende kredietinstellingen, tegen het tarief van 34 %

Bedoeld is de afzonderlijke aanslag ten name van:

  • de kredietverenigingen en de maatschappijen voor onderlinge borgstelling die lid zijn van het net van het beroeps- krediet en de kredietkassen erkend door de NV Crelan op het totale bedrag van de belaste reserves zoals die bestonden op het einde van het belastbare tijdperk verbonden aan het aj. 1993;

  • de in art. 216, 2°, a), WIB 92, zoals het bestond vóór de opheffing door art. 49, W 18.12.2015, vermelde vennoot- schappen op het totale bedrag van de belaste reserves bij het begin van het belastbare tijdperk die werden aange- legd gedurende een belastbaar tijdperk verbonden aan de aj. 2003 en vorige;

  • de vennootschappen zoals vermeld in art. 216, 2°, b), WIB 92, op het totale bedrag van de belaste reserves bij het begin van het belastbare tijdperk die werden aangelegd gedurende een belastbaar tijdperk verbonden aan de aj. 2003 en vorige. Wanneer tijdens het belastbare tijdperk een verrichting of een gebeurtenis zoals bedoeld in art. 219bis, § 1 of 2, WIB 92, heeft plaatsgevonden, moet hier het bedrag van de hiervoor beoogde belaste reserves worden vermeld. Er is geen aanslag verschuldigd bij verrichtingen van de overdracht van reserves of de uitkering van dividenden tussen twee vennootschappen zoals vermeld in art. 216, 2°, b), WIB 92 (art. 219bis, § 2, vijfde en zesde lid, WIB 92).

Afzonderlijke aanslag van de belaste reserves ten name van erkende kredietinstellingen, tegen het tarief van 28 %

Bedoeld is de afzonderlijke aanslag ten name van:

  • de in art. 216, 2°, a), WIB 92, zoals het bestond vóór de opheffing door art. 49, W 18.12.2015, vermelde vennoot- schappen op het totale bedrag van de belaste reserves bij het begin van het belastbare tijdperk die werden aange- legd gedurende een belastbaar tijdperk verbonden aan een aj. dat zich na aj. 2003 situeert, maar voorafgaat aan aj. 2017 (art. 219bis, § 2, eerste, derde en vierde lid, WIB 92);

  • de vennootschappen zoals vermeld in art. 216, 2°, b), WIB 92, op het totale bedrag van de belaste reserves bij het begin van het belastbare tijdperk die werden aangelegd gedurende een belastbaar tijdperk dat ten laatste aanvangt op 31.12.2017 en verbonden is aan de aj. 2004 tot 2019. Wanneer tijdens het belastbare tijdperk een verrichting of een gebeurtenis zoals bedoeld in art. 219bis, § 2, WIB 92, heeft plaatsgevonden, moet hier het bedrag van de hiervoor beoogde belaste reserves worden vermeld. Er is geen aanslag verschuldigd bij verrichtingen van de overdracht van reserves of de uitkering van dividenden tussen twee vennootschappen zoals vermeld in art. 216, 2°, b), WIB 92 (art. 219bis, § 2, vijfde en zesde lid, WIB 92).

Afzonderlijke aanslag van de belaste reserves ten name van erkende kredietinstellingen, tegen het tarief van 24 %

Bedoeld is de afzonderlijke aanslag ten name van de vennootschappen zoals vermeld in art. 216, 2°, b), WIB 92, op het totale bedrag van de belaste reserves bij het begin van het belastbare tijdperk die werden aangelegd gedurende een belastbaar tijdperk dat ten vroegste aanvangt op 01.01.2018 en ten laatste op 31.12.2019 en verbonden is aan de aj. 2019 tot 2021. Wanneer tijdens het belastbare tijdperk een verrichting of een gebeurtenis zoals bedoeld in art. 219bis, § 2, WIB 92, heeft plaatsgevonden, moet hier het bedrag van de hiervoor beoogde belaste reserves worden vermeld. Er is geen aanslag verschuldigd bij verrichtingen van de overdracht van reserves of de uitkering van dividenden tussen twee vennootschappen zoals vermeld in art. 216, 2°, b), WIB 92 (art. 219bis, § 2, vijfde en zesde lid, WIB 92).

Afzonderlijke aanslag van de belaste reserves ten name van erkende kredietinstellingen, tegen het tarief van 20 %

Bedoeld is de afzonderlijke aanslag ten name van de vennootschappen zoals vermeld in art. 216, 2°, b), WIB 92, op het totale bedrag van de belaste reserves bij het begin van het belastbare tijdperk die werden aangelegd gedurende een belastbaar tijdperk dat ten vroegste aanvangt op 01.01. 2020 en verbonden is aan de aj. 2021 en volgende. Wanneer tijdens het belastbare tijdperk een verrichting of een gebeurtenis zoals bedoeld in art. 219bis, § 2, WIB 92, heeft plaatsgevonden, moet hier het bedrag van de hiervoor beoogde belaste reserves worden vermeld. Er is geen aanslag verschuldigd bij verrichtingen van de overdracht van reserves of de uitkering van dividenden tussen twee vennootschappen zoals vermeld in art. 216, 2°, b), WIB 92 (art. 219bis, § 2, vijfde en zesde lid, WIB 92).

Afzonderlijke aanslag van de uitgekeerde dividenden ten name van vennootschappen die kre diet voor ambachtsoutillage mogen verstrekken en vennootschappen voor huisvestingskrediet

Bedoeld is het bedrag van de dividenden die worden uitgekeerd door:

  • de in art. 216, 2°, b), WIB 92, vermelde vennootschappen (art. 219bis, § 3, eerste lid, WIB 92);

  • de in art. 216, 2°, a), WIB 92, zoals het bestond vóór de opheffing door art. 49, W 18. 12.2015, vermelde vennoot- schappen, voor zover die dividenden voortkomen uit reserves die werden aangelegd tijdens een belastbaar tijdperk verbonden aan een aj. dat aj. 2017 voorafgaat (art. 219bis, § 3, eerste en derde lid, WIB 92). Voor de toepassing van het stelsel worden de oudst gevormde reserves geacht eerst te zijn aangetast (art. 219bis, § 4, WIB 92). Er is geen aanslag verschuldigd bij de uitkering van dividenden tussen twee vennootschappen zoals vermeld in art. 216, 2°, b), WIB 92 (art. 219bis, § 3, vierde lid, WIB 92).

Afzonderlijke aanslag in het kader van verrichtingen waarbij een gespecialiseerd vastgoedbe leggingsfonds betrokken is

Hier moeten worden vermeld de sommen die onderworpen zijn aan het exit tax tarief zoals bedoeld in art. 217, eerste lid, 1°, WIB 92, in het kader van verrichtingen zoals bedoeld:

  • in de art. 210, § 1, 6°, of 211, § 1, zesde lid WIB 92;

  • in de art. 46, § 1, tweede lid, of 217, eerste lid, 1°, tweede streepje, WIB 92,

waarbij een vennootschap betrokken is die is ingeschreven als gespecialiseerd vastgoedbeleggingsfonds bij de FOD Financiën, wanneer:

  • in de gevallen zoals bedoeld in het eerste streepje hiervoor, het gespecialiseerde vastgoedbeleggingsfonds niet gedurende een periode van ten minste vijf jaar vanaf de datum van zijn inschrijving bij de FOD Financiën op de lijst van gespecialiseerde vastgoedbeleggingsfondsen, ononderbroken ingeschreven is gebleven; of

  • in de gevallen zoals bedoeld in het tweede streepje hiervoor, de inbrenger de aandelen verkregen in ruil voor de inbreng in het gespecialiseerde vastgoedbeleggingsfonds niet gedurende een periode van ten minste vijf jaar vanaf de datum van verkrijging van die aandelen ononderbroken heeft aangehouden. De afzonderlijke aanslag bedraagt 10 % en is van toepassing vanaf 01.01.2024, voor het belastbare tijdperk waarin niet langer voldaan is aan de ononderbroken periode van vijf jaar (zie ook de rubriek ‘Belastbaar tegen het exit tax tarief van 15 %’ van het vak ‘Uiteenzetting van de winst’) (art. 219quinquies, WIB 92).

Afzonderlijke aanslag van het gedeelte van de boekhoudkundige winst na belasting dat is over geboekt naar de liquidatiereserve

Hier moet worden vermeld, het gedeelte van de boekhoudkundige winst na belasting dat voor het belastbare tijdperk is overgeboekt naar de liquidatiereserve zoals bedoeld in art. 184quater, WIB 92.

VAK BIJZONDERE AANSLAGEN MET BETREKKING TOT VERRICHTINGEN DIE VOOR 01 .01.1990 HEBBEN PLAATSGEVONDEN Gehele of gedeeltelijke verdeling van maatschappelijk vermogen

Deze rubriek mag slechts worden ingevuld wanneer de bedoelde verrichtingen vóór 01. 01.1990 hebben plaatsgevonden. In de andere gevallen wordt verwezen naar de rubrieken ‘Overlijden, uittreding of uitsluiting van een vennoot’ en ‘Verdeling van maatschappelijk vermogen’ in het vak ‘Uitgekeerde dividenden’. In geval van gehele verdeling van het vermogen van enigerlei vennootschap of van gedeeltelijke verdeling van het vermogen van een personenvennootschap (d.w.z. vennootschap onder firma, gewone commanditaire vennootschap, besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid, coöperatieve vennootschap of een naar buitenlands recht opgerichte vennootschap waarvan de rechtsvorm met één van de voormelde rechtsvormen kan worden gelijkgesteld), een opgave aanleggen waarin per vennoot zijn vermeld: a) de uitkeringen of toekenningen (in specie, in effecten of in enige andere vorm); b) het in de verdeling begrepen gestorte en eventueel gerevaloriseerde kapitaal; c) de bedragen die eventueel afgenomen zijn van vroeger ten name van de vennoten belaste reserves; d) het verschil (a b c) of belastbaar overschot, te splitsen in het gedeelte dat niet meer bedraagt dan de vroeger gereserveerde winsten en belastbaar is tegen 33 % en het overige gedeelte dat belastbaar is tegen 16,5 %, met dien verstande dat de bijzondere aanslag niet slaat op het bedrag van de vroeger gereserveerde winsten dat werd beschouwd als toegekend aan de vennoten of leden en dat meerwaarden verwezenlijkt op deelnemingen en portefeuillewaarden slechts aan de belasting tegen het tarief van 16,5 % worden onderworpen in zover zij meer bedragen dan de vroeger op diezelfde bestanddelen aangenomen minderwaarden. Wanneer de verdeling van het maatschappelijk vermogen trapsgewijze plaatsvindt, bestaat er aanleiding tot belastingheffing telkens wanneer een verdeling het verschil overtreft tussen, enerzijds, het bedrag van het bij de ontbinding nog gestorte kapitaal, gerevaloriseerd volgens de coëfficiënten van toepassing op datum van die verdeling en, anderzijds, de vroegere verdelingen na revalorisatie daarvan volgens de coëfficiënten die op dezelfde datum van toepassing zijn voor de jaren waarin die verdelingen hebben plaatsgehad.

Voordelen van alle aard verleend door vennootschappen in vereffening

Deze rubriek mag slechts worden ingevuld wanneer de vennootschap vóór 01. 01.1990 in vereffening is gesteld. Bedoeld zijn de voordelen van alle aard die vennootschappen in vereffening verlenen aan natuurlijke personen of rechtspersonen die geen vereffenaars van die vennootschappen zijn, behalve wanneer die voordelen rechtstreeks of onrechtstreeks in aanmerking komen voor het bepalen van de belastbare inkomsten van de verkrijgers.

VAK TERUGBETALING VAN VOORHEEN VERLEEND BELASTINGKREDIET VOOR ONDERZOEK EN ONTWIKKELING

Hier moet worden vermeld het gedeelte van het voorheen verleende belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling dat onder de vorm van een aanvullende belasting in toepassing van art. 82, § 3, KB/WIB 92, moet worden terugbetaald wanneer de in art. 82, § 2, KB/WIB 92, vermelde verplichting tijdens het belastbare tijdperk niet langer wordt nageleefd

(d.w.z. wanneer de desbetreffende investeringen tijdens het belastbare tijdperk tot andere doeleinden dan voor onderzoek en ontwikkeling zijn gebruikt).

VAK NIET-BELASTBARE BESTANDDELEN

  • Vrijgestelde giften Bedoeld zijn de giften in geld van ten minste 40 euro: a) aan de instellingen die binnen het toepassingsgebied vallen van het decreet van 12 juni 1991 betreffende de uni- versiteiten in de Vlaamse Gemeenschap, of van het decreet van 5 september 1994 tot regeling van de universitaire studies en de academische graden van de Franse Gemeenschap, aan de hogescholen die binnen het toepassings- gebied vallen van het decreet van de Vlaamse Gemeenschap van 20 december 2013 tot bekrachtiging van de decretale bepalingen betreffende het hoger onderwijs, gecodificeerd op 11 oktober 2013, of van het decreet van de Franse Gemeenschap van 7 november 2013 tot bepaling van het hogeronderwijslandschap en de academische organisatie van de studies, of van het bijzonder decreet van de Duitstalige Gemeenschap van 21 februari 2005 houdende oprichting van een autonome hogeschool, aan de erkende universitaire ziekenhuizen of aan gelijkwaar- dige instellingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte alsook aan de rechtspersonen onder de vorm van een stichting, die door voormelde erkende universitaire ziekenhuizen of gelijkwaardige instellingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte specifiek worden opgericht voor het beheer van de gelden ontvangen in het kader van liefdadigheid, waaronder de giften in geld; b) aan koninklijke academiën, aan het Federaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek – Fonds fédéral de la Re- cherche Scientifique – FFWO/FFRS, aan het Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek – Vlaanderen – FWO, aan het Fonds de la Recherche Scientifique – FNRS – FRS – FNRS, alsmede aan erkende instellingen voor weten- schappelijk onderzoek of aan gelijkwaardige instellingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte die op een vergelijkbare wijze zijn erkend, die niet rechtstreeks verbonden zijn met een politieke partij of lijst; c) aan openbare centra voor maatschappelijk welzijn alsook aan samenwerkingsverbanden met rechtspersoonlijkheid tussen enkel openbare centra voor maatschappelijk welzijn; d) aan erkende culturele instellingen die in België zijn gevestigd en waarvan het invloedsgebied één van de gemeen- schappen of het gehele land bestrijkt, of aan culturele instellingen die in een andere lidstaat van de Europese Eco- nomische Ruimte gevestigd zijn, waarvan het invloedsgebied een deelstaat of een gewest van de betrokken Staat of het gehele land bestrijkt en die op een vergelijkbare wijze zijn erkend ; e) aan erkende instellingen die de oorlogsslachtoffers, de mindervaliden, de bejaarden, de beschermde minderjarigen of de behoeftigen bijstaan of aan gelijkwaardige instellingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte die op een vergelijkbare wijze zijn erkend ; f) aan het Rode Kruis van België of aan een nationale afdeling van het Rode Kruis in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte, aan de Koning Boudewijnstichting, aan het Europees Centrum voor Vermiste en Seksueel Uitgebuite Kinderen – België – Stichting naar Belgisch recht, aan het Paleis voor Schone Kunsten, aan de Koninklijke Muntschouwburg en aan het Nationaal Orkest van België; g) aan de gewestelijke rampenfondsen en hun administratieve organen voor fondsenwerving, aan de provinciale ram- penfondsen, evenals aan ter zake erkende instellingen voor hulpverlening aan slachtoffers van natuurrampen of aan gelijkwaardige instellingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte die op een vergelijk- bare wijze zijn erkend ; h) aan door de gewestregering of door de bevoegde instelling opgerichte of erkende beschutte werkplaatsen of aan gelijkwaardige instellingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte die op een vergelijkbare wijze zijn erkend ; i) aan erkende instellingen die zich bezighouden met het natuurbehoud of de bescherming van het leefmilieu of aan gelijkwaardige instellingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte die op een vergelijkbare wijze zijn erkend ; j) aan erkende instellingen die het behoud of de zorg voor monumenten en landschappen ten doel hebben, waarvan het invloedsgebied het gehele land, één van de gewesten of de Duitstalige Gemeenschap bestrijkt of aan gelijk- waardige instellingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte die op een vergelijkbare wijze zijn erkend ; k) aan VZW’s waarvan het doel erin bestaat dierenasielen te beheren, die de erkenning hebben gekregen zoals bedoeld in art. 5 van de wet van 14 augustus 1986 betreffende de bescherming en het welzijn der dieren of in artikel D.32 van het Waalse Dierenwelzijnwetboek en die voldoen aan de voorwaarden door de Koning vastgesteld op voorstel van de minister van Financiën of aan gelijkwaardige verenigingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte die op een vergelijkbare wijze zijn erkend ; l) aan erkende instellingen die zich bezig houden met duurzame ontwikkeling in de zin van de wet van 5 mei 1997 betreffende de coördinatie van het federale beleid inzake duurzame ontwikkeling of aan gelijkwaardige instellingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte die op een vergelijkbare wijze zijn erkend ;

m) aan erkende instellingen voor hulpverlening aan ontwikkelingslanden of aan gelijkwaardige instellingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte die op een vergelijkbare wijze zijn erkend ; n) aan erkende verenigingen en instellingen die hulp verlenen aan slachtoffers van zeer grote industriële ongevallen of aan gelijkwaardige verenigingen of instellingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte die op een vergelijkbare wijze zijn erkend ; o) aan Rijksmusea en, op voorwaarde dat zij voor hun musea worden bestemd, aan Gemeenschappen en Gewesten, provincies, gemeenten en de openbare centra voor maatschappelijk welzijn. De giften moeten worden gerechtvaardigd door een attest dat de hiervoor vermelde instanties verplicht zijn af te leveren aan de belastingplichtige die ze heeft gedaan, met uitzondering van de giften die gedaan zijn aan gelijkaardige verenigingen of instellingen uit een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte waarvoor de belastingplichtige het bewijs dat de gift effectief betaald werd ter beschikking moet houden van de administratie. Het als giften aftrekbare totale bedrag is beperkt tot 5 % van de winst van de vennootschap vóór aftrek van die giften, d.w.z. tot 5 % van het positief bedrag vermeld op de regel 1412, met een absoluut maximum van 500.000 euro.

- Vrijstelling sociaal passief ingevolge het eenheidsstatuut Bedoeld is de vrijstelling vermeld in art. 67quater, WIB 92, tot beloop van een bepaald bedrag aan bezoldiging toege- kend aan werknemers die bij de betrokken belastingplichtige minimaal 5 dienstjaren hebben na 01.01.2014. Het voor het belastbare tijdperk vrij te stellen bedrag van de winst per werknemer bedraagt:

  • drie weken bezoldiging van het 6de tot en met het 20ste door deze werknemer begonnen dienstjaar na 01.01.2014;

  • een week bezoldiging vanaf het 21ste door deze werknemer begonnen dienstjaar na 01.01.2014. Het maximumbedrag van de bezoldiging waarop de vrijstelling wordt berekend, wordt bepaald op (art. 46ter, KB/WIB 92):

  • 100 % van de schijf van 0,01 euro tot 1.500,00 euro;

  • 30 % van de schijf van 1.500,01 euro tot 2.600,00 euro. Het voormelde vrij te stellen bedrag van de winst wordt gespreid over dit belastbare tijdperk en de 4 volgende belastbare tijdperken ten belope van 20 % per belastbaar tijdperk. De in aanmerking te nemen bruto maandbezoldiging is de gemiddelde bruto maandelijkse bezoldiging, voor inhouding van de persoonlijke sociale zekerheidsbijdrage, berekend over het totaal aantal maanden van het belastbare tijdperk waarvoor de vrijstelling wordt aangevraagd. Om de wekelijkse bezoldiging te bepalen wordt het maximumbedrag van de bruto maandbezoldiging vermenigvuldigd met 3 en gedeeld door 13. Om deze vrijstelling te kunnen verkrijgen moet de vennootschap jaarlijks via de elektronische toepassing Belcotax-on- Web een nominatieve lijst van de tewerkgestelde werknemers voorleggen, alsook voor elke werknemer (art. 46quater, KB/WIB 92):

  • de volledige identiteit evenals, naargelang het geval, het nationaal nummer of het bis-identificatienummer toegekend door de Kruispuntbank van de sociale zekerheid;

  • de datum van indiensttreding;

  • de anciënniteit verworven binnen het eenheidsstatuut;

  • het bedrag van de vrijstelling;

  • in voorkomend geval, de einddatum van de arbeidsovereenkomst;

  • in voorkomend geval, het bedrag dat, volgens art. 67quater, achtste lid, WIB 92, is opgenomen in de winst van het belastbare tijdperk;

  • de bruto belastbare bezoldigingen die aan de werknemer zijn betaald of toegekend met inbegrip van de sociale werknemersbijdragen, in voorkomend geval te beperken op de wijze zoals vermeld in het derde lid hiervoor.

  • Vrijstelling van gewestelijke inkomenscompensatievergoedingen bij openbare werken Bedoeld zijn de in art. 67quinquies, WIB 92, bedoelde inkomenscompensatievergoedingen, namelijk de verkregen in- komenscompensatievergoedingen die door de gewesten volgens de wet van 03 .12.2005 betreffende de uitkering van een inkomenscompensatievergoeding aan zelfstandigen die het slachtoffer zijn van hinder ten gevolge van werken op het openbaar domein of volgens andere gewestelijke regelgeving worden toegekend aan ondernemingen die het slacht- offer zijn van hinder ten gevolge van werken op het openbaar domein.

  • Andere niet-belastbare bestanddelen Hier zijn bedoeld:

  • de terugbetalingen van de in art. 53, 6°, WIB 92, vermelde geldboeten;

- alle niet-belastbare bedragen die in de winst voorkomen, andere dan die hiervoor bedoeld zijn (art. 206/5, eerste lid, 2°, b), WIB 92).

VAK MEERWAARDEN BIJ TOETREDING VAN ZEESCHEPEN TOT HET STELSEL VAN DE FORFAITAIRE BELASTING AAN DE HAND VAN DE TONNAGE

Te verstrekken informatie Indien, op verzoek van de belastingplichtige, de in België belastbare winst uit zeescheepvaart op forfaitaire wijze wordt vastgesteld op basis van de tonnage van de zeeschepen waarmee de winst wordt behaald (art. 116, W 02.08.2002), moet voor elk zeeschip dat vanaf 01.01.2018 onder dit stelsel is geregistreerd, de meerwaarde bij toetreding van het zeeschip zoals omschreven in art. 119, § 2, derde lid, W 02.08.2002, alsook zijn nettotonnage worden bepaald. Die gegevens moeten worden meegedeeld in de aangifte voor het aj. verbonden aan het belastbare tijdperk in de loop waarvan het zeeschip onder het stelsel van de forfaitaire belasting aan de hand van de tonnage is geregistreerd, en aan de 9 daaropvolgende belastbare tijdperken (art. 119, § 2, tweede lid, W 02.08.2002). In dat geval:

  • op regel 1621 het totale bedrag van de meerwaarden bij toetreding van zeeschepen tot het stelsel van de forfaitaire belasting aan de hand van de tonnage zoals omschreven in art. 119, § 2, derde lid, W 02.08.2002, vermelden en, in voorkomend geval, een detail per zeeschip verstrekken in een afzonderlijke, bij de aangifte te voegen bijlage;

  • op regel 1622 de nettotonnage van de vloot bij toetreding van de vennootschap tot het stelsel van de forfaitaire belasting aan de hand van de tonnage vermelden en, in voorkomend geval, een detail per zeeschip verstrekken in een afzonderlijke, bij de aangifte te voegen bijlage;

  • op regel 1623 de nettotonnage van de vloot tijdens dit belastbare tijdperk vermelden en, in voorkomend geval, een detail per zeeschip verstrekken in een afzonderlijke, bij de aangifte te voegen bijlage. Belastbaar bedrag Op regel 1625 het bedrag van de volgens art. 119, § 2, vierde, vijfde of zesde lid, W 02.08.2002, belastbare meerwaar- den bij toetreding van zeeschepen tot het stelsel van de forfaitaire belasting aan de hand van de tonnage vermelden. In voorkomend geval een detail per zeeschip verstrekken in een afzonderlijke, bij de aangifte te voegen bijlage. Op regel 1626 het bedrag vermelden van het nog niet verrekende gedeelte van de in art. 123, W 02.08.2002, bedoelde investeringsaftrek zoals het bestaat op het ogenblik dat de winst uit zeescheepvaart voor de eerste keer wordt vastge- steld aan de hand van de tonnage (opgave 275 U). Op regel 1627 het verschil vermelden tussen het bedrag vermeld op regel 1625 enerzijds en het bedrag vermeld op regel 1626 anderzijds. Dit is het werkelijk belastbaar bedrag (zie ook rubriek ‘Nettobedrag van de meerwaarden bij toetreding van zeeschepen tot het stelsel van de forfaitaire belasting aan de hand van de tonnage’ van het vak ‘Uiteen- zetting van de winst’).

VAK DEFINITIEF BELASTE INKOMSTEN

Definitief belaste inkomsten, afkomstig van waarden die belegd zijn in een vaste inrichting in een land waarvan de winsten vrijgesteld zijn ingevolge internationale verdragen, komen hier niet in aanmerking. Een splitsing dient te worden gemaakt naargelang de definitief belaste inkomsten voortkomen van waarden die zijn belegd in een Belgische inrichting of in een buitenlandse inrichting waarvan de winst niet krachtens internationale verdragen is vrijgesteld. Als definitief belaste inkomsten worden in beginsel aangemerkt: 1° dividenden, met uitzondering van inkomsten die zijn verkregen n.a.v. de afstand aan een vennootschap van haar eigen aandelen of n.a.v. de gehele of gedeeltelijke verdeling van het vermogen van een vennootschap; 2° in zover het een dividend betreft waarop de art. 186, 187 of 209, WIB 92, of gelijkaardige bepalingen naar buitenlands recht zijn toegepast, het positieve verschil tussen de verkregen sommen of de waarde van de ontvangen bestanddelen en de aanschaffingsof beleggingsprijs van de aandelen die worden verkregen, terugbetaald of geruild door de vennootschap die ze had uitgegeven, eventueel verhoogd met de desbetreffende voorheen uitgedrukte en niet vrijgestelde meerwaarden.

De voormelde inkomsten worden verhoogd met de inningsen bewaringskosten en andere soortgelijke kosten welke op die inkomsten zouden zijn afgenomen of aangerekend en met de roerende voorheffing. De voormelde inkomsten, behalve voor zover deze voortkomen uit de toepassing van art. 211, § 2, derde lid, WIB 92, of van bepalingen met een gelijkaardig effect in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte, zijn slechts als definitief belaste inkomsten aftrekbaar in zoverre: a) op de datum van toekenning of betaalbaarstelling van deze inkomsten, de vennootschap die de inkomsten verkrijgt in het kapitaal van de vennootschap die ze uitkeert, een deelneming bezit van ten minste 10 % of met een aanschaffingswaarde van ten minste 2.500.000 euro (voor zakelijke-zekerheidsovereenkomsten en voor leningen betreffende financiële instrumenten, afgesloten vanaf 01. 02.2005, is de in art. 2, § 2, WIB 92, bedoelde fictie van niet-overdracht van eigendom, hier niet van toepassing); b) deze inkomsten betrekking hebben op aandelen die gedurende een ononderbroken periode van ten minste één jaar in volle eigendom worden of werden behouden. Die voorwaarden zijn evenwel niet van toepassing op de inkomsten: 1° die worden verkregen door beleggingsvennootschappen en gereglementeerde vastgoedvennootschappen; 2° die worden verleend of toegekend door de in art. 180, eerste lid, 1°, WIB 92, bedoelde intercommunales, samenwerkingsverbanden, projectverenigingen, autonome gemeentebedrijven en verenigingen; 3° die worden verleend of toegekend door beleggingsvennootschappen en gereglementeerde vastgoedvennootschappen. De omruiling van aandelen ingevolge verrichtingen zoals vermeld in art. 45, WIB 92, of de vervreemding of verkrijging van aandelen ingevolge belastingneutrale verrichtingen zoals vermeld in art. 46, § 1, eerste lid, 2°, 211, 214, § 1 en 231, §§ 2 en 3, WIB 92, worden geacht niet te hebben plaatsgegrepen voor de toepassing van het vorige lid, b). Die inkomsten zijn niet aftrekbaar als definitief belaste inkomsten wanneer ze zijn verkregen uit hoofde van aandelen die verworven zijn krachtens zakelijke-zekerheidsovereenkomsten of leningen met betrekking tot financiële instrumenten, afgesloten vanaf 01. 02.2005. Die inkomsten zijn bovendien niet aftrekbaar als definitief belaste inkomsten in de hierna volgende gevallen.

Eerste geval

Die inkomsten worden verleend of toegekend door een vennootschap:

  • die niet aan de vennootschapsbelasting of aan een buitenlandse belasting van gelijke aard als die belasting is on- derworpen;

  • of die gevestigd is in een land waar de gemeenrechtelijke bepalingen inzake belastingen aanzienlijk gunstiger zijn dan in België;

  • of die gevestigd is in een rechtsgebied die op het einde van het belastbare tijdperk is opgenomen op de EU-lijst van niet-coöperatieve rechtsgebieden. De gemeenrechtelijke bepalingen inzake belastingen zoals vermeld in het eerste lid worden geacht aanzienlijk gunstiger te zijn dan in België in de gevallen bedoeld in art. 73^4quater, KB/WIB 92. Die uitsluiting is niet van toepassing op dividenden die worden verleend of toegekend door de in art. 180, eerste lid, 1°, WIB 92, bedoelde intercommunales, samenwerkingsverbanden, projectverenigingen, autonome gemeentebedrijven en verenigingen.

Tweede geval

Die inkomsten worden verleend of toegekend door een financieringsvennootschap, een thesaurievennootschap of een beleggingsvennootschap andere dan deze bedoeld in het derde geval, hierna, die, alhoewel ze in het land van haar fiscale woonplaats onderworpen is aan de vennootschapsbelasting of aan een buitenlandse belasting van gelijke aard als die belasting, in dat land een belastingregeling geniet die afwijkt van het gemeen recht. Die uitsluiting is echter niet van toepassing op: 1° dividenden verdeeld door beleggingsvennootschappen waarvan de statuten de jaarlijkse uitkering voorzien van ten minste 90 % van de inkomsten die ze hebben verkregen, na aftrek van de bezoldigingen, commissies en kosten en op de Europese langetermijnbeleggingsinstellingen, voor zover en in de mate dat die inkomsten voortkomen:

  • uit dividenden die zelf beantwoorden aan de in art. 203, § 1, eerste lid, 1° tot 4°, WIB 92, vermelde aftrekvoor- waarden;

  • of uit meerwaarden die ze hebben verwezenlijkt op aandelen die volgens art. 192, § 1, WIB 92, voor vrijstelling in aanmerking komen; 2° dividenden verdeeld door private privaks zoals bedoeld in art. 298, W 19. 04 .2014, in de mate dat de inkomsten voortkomen van gerealiseerde meerwaarden op beleggingen zoals bedoeld in art. 192, § 3, 1° en 2°, WIB 92, of dividenden voortkomende van die beleggingen; 3° verkregen dividenden wegens een rechtstreekse of onrechtstreekse deelneming in een financieringsvennootschap gelegen in een lidstaat van de Europese Unie die, voor de aandeelhouder, beantwoordt aan rechtmatige financiële of economische behoeften, voor zover en in de mate dat de som van de belaste reserves bij het begin van het belastbare tijdperk en het gestort kapitaal bij het einde van dit tijdperk van de financieringsvennootschap niet hoger is dan 33 % van de schulden. Die uitsluiting is eveneens niet van toepassing op het deel van de inkomsten die worden verleend of toegekend door een bij de FOD Financiën op de lijst van de gespecialiseerde vastgoedbeleggingsfondsen ingeschreven vennootschap of een door de Autoriteit voor Financiële Diensten en Markten erkende Europese langetermijnbeleggingsinstelling, dat voorkomt uit inkomsten van onroerende goederen:

  • die zich bevinden in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een Staat waarmee België een overeenkomst ter voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten, op voorwaarde dat die overeenkomst of enig ander verdrag voorziet in een uitwisseling van inlichtingen die noodzakelijk is voor de toepassing van de nationale wettelijke bepa- lingen van de contracterende Staten, en;

  • die onderworpen werden aan de vennootschapsbelasting, aan de belasting van niet-inwoners, of aan een buiten- landse belasting die analoog is aan die belastingen, en niet genieten van een belastingregeling die buitensporig afwijkt van het gemeen recht.

Derde geval

Die inkomsten worden verleend of toegekend door een beleggingsvennootschap met vast kapitaal voor belegging in vastgoed, een gereglementeerde vastgoedvennootschap, of een buitenlandse vennootschap:

  • waarvan het hoofddoel is de verwerving of de bouw van onroerende goederen met het oog op de terbeschikking- stelling aan gebruikers, of het rechtstreeks of onrechtstreeks aanhouden van deelnemingen in entiteiten met een vergelijkbaar maatschappelijk doel;

  • die onderworpen is aan beperkingen, die ten minste de verplichting omvatten om een deel van haar inkomen aan haar aandeelhouders uit te keren;

  • die, alhoewel ze in het land van haar fiscale woonplaats onderworpen is aan de vennootschapsbelasting of aan een buitenlandse belasting van gelijke aard als die belasting, in dat land een belastingregeling geniet die afwijkt van het gemeen recht. Die uitsluiting is echter niet van toepassing op de vennootschappen waarvan de statuten in de jaarlijkse uitkering voor- zien van ten minste 80 % van de inkomsten die ze hebben verkregen, na aftrek van de bezoldigingen, commissies en kosten, voor zover en in de mate dat die inkomsten voortkomen:

  • uit dividenden die zelf beantwoorden aan de in art. 203, § 1, eerste lid, 1° tot 4°, WIB 92, vermelde aftrekvoorwaar- den;

  • of uit meerwaarden die ze hebben verwezenlijkt op aandelen die volgens art. 192, § 1, WIB 92, voor vrijstelling in aanmerking komen. Die uitsluiting is evenmin van toepassing op het deel van de verleende of toegekende inkomsten dat voortkomt uit inkomsten van onroerende goederen:

  • die zich bevinden in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een Staat waarmee België een overeenkomst ter voorkoming van dubbele belasting heeft gesloten, op voorwaarde dat die overeenkomst of enig ander verdrag voorziet in een uitwisseling van inlichtingen die noodzakelijk is voor de toepassing van de nationale wettelijke bepa- lingen van de contracterende Staten, en;

  • die onderworpen werden aan de vennootschapsbelasting, aan de belasting van niet-inwoners, of aan een buiten- landse belasting die analoog is aan die belastingen, en niet genieten van een belastingregeling die buitensporig afwijkt van het gemeen recht.

Vierde geval

Die inkomsten worden verleend of toegekend door een vennootschap voor zover de inkomsten die ze verkrijgt, niet zijnde dividenden, hun oorsprong vinden buiten het land van haar fiscale woonplaats en ze in het land van de fiscale woonplaats een afzonderlijke belastingregeling genieten die afwijkt van het gemeen recht.

Vijfde geval

Die inkomsten worden verleend of toegekend door een vennootschap voor zover ze winsten verwezenlijkt door tussenkomst van één of meer buitenlandse inrichtingen die globaal genomen zijn onderworpen aan een aanslagregeling die aanzienlijk gunstiger is dan in België. Die uitsluiting is niet van toepassing wanneer:

  • de daadwerkelijk geheven belasting globaal genomen op de winsten die voortkomen uit de buitenlandse inrichting ten minste 15 % bedraagt,

  • of, de vennootschap en haar buitenlandse inrichting gevestigd zijn in lidstaten van de Europese Unie.

Zesde geval

Die inkomsten worden verleend of toegekend door een vennootschap, andere dan een beleggingsvennootschap bedoeld in het tweede geval of een vennootschap bedoeld in het derde geval, hiervoor, die dividenden wederuitkeert die in toepassing van de vijf voormelde gevallen zelf niet als definitief belaste inkomsten zouden kunnen worden afgetrokken ten belope van ten minste 90 % (onverminderd de bepalingen inzake de niet-toepasbaarheid van de uitsluitingen, worden de dividenden die rechtstreeks of onrechtstreeks worden verleend of toegekend door vennootschappen bedoeld in het eerste, tweede en derde geval, geacht niet aan de aftrekvoorwaarden te beantwoorden). Die uitsluiting is niet van toepassing: 1° op verkregen dividenden wegens een rechtstreekse of onrechtstreekse deelneming in een financieringsvennootschap gelegen in een lidstaat van de Europese Unie die, voor de aandeelhouder, beantwoordt aan rechtmatige financiële of economische behoeften, voor zover en in de mate dat de som van de belaste reserves bij het begin van het belastbare tijdperk en het gestort kapitaal bij het einde van dit tijdperk van de financieringsvennootschap niet hoger is dan 33 % van de schulden; 2° wanneer de vennootschap die wederuitkeert: a) ofwel een binnenlandse vennootschap is;

  • ofwel een buitenlandse vennootschap is, gevestigd in een land waarmee België een overeenkomst ter voor- koming van dubbele belasting heeft ondertekend en die er is onderworpen aan een gelijksoortige belasting als de vennootschapsbelasting zonder te genieten van een belastingstelsel dat afwijkt van het gemeen recht, en waarvan de aandelen zijn opgenomen in de notering aan een effectenbeurs van:

  • ofwel een lidstaat van de Europese Unie onder de voorwaarden van de Richtlijn 2001/34/EG van het Europees Parlement en de Raad van 28.05.2001 betreffende de toelating van effecten tot de officiële notering aan een effectenbeurs en de informatie die over deze effecten moet worden gepubliceerd;

  • ofwel van een derde Staat waarvan de wetgeving minstens gelijkwaardige toelatingsvoorwaarden voorziet; b) een vennootschap is waarvan de verkregen inkomsten uitgesloten werden van het recht op aftrek in België (op grond van art. 203, WIB 92) of door een maatregel met gelijkwaardige uitwerking naar buitenlands recht.

Zevende geval

Die inkomsten worden verleend of toegekend door een vennootschap in de mate dat zij die inkomsten in aftrek heeft genomen of kan nemen van haar winst.

Achtste geval

Die inkomsten worden verleend of toegekend door een vennootschap die inkomsten uitkeert die verbonden zijn met een rechtshandeling of een geheel van rechtshandelingen waarvan de administratie, rekening houdend met alle relevante feiten en omstandigheden, heeft aangetoond, tenzij het bewijs van het tegendeel, dat die handeling of dit geheel van handelingen kunstmatig is en is opgezet met als hoofddoel of een van de hoofddoelen de aftrek van de in art. 202, § 1, 1° en 2°, WIB 92, bedoelde inkomsten, de in art. 266, eerste lid, WIB 92, bedoelde verzaking op die inkomsten of één van de voordelen van Richtlijn 2011/96/EU in een andere lidstaat van de Europese Unie te verkrijgen. Het nettobedrag en de roerende voorheffing van de definitief belaste inkomsten zijn respectievelijk te vermelden op:

  • regels 1631 en 1632, voor dividenden vermeld in art. 202, § 1, 1°, WIB 92, evenals voor dividenden vermeld in art. 202, § 1, 2°, WIB 92, die voortkomen uit in art. 210, § 1, 1° tot 2°, WIB 92, vermelde verrichtingen, overeenkom- stig het arrest van 18.10.2012 van het HvJEG nr. C-371/11 (maar met uitzondering van de overige, in art. 202, § 1, 2°, WIB 92, vermelde inkomsten), die de in art. 202, § 2, eerste lid, 1° tot 2°, WIB 92, opgenomen voorwaarden vervullen en die zijn verleend of toegekend door een in België gevestigde vennootschap;

  • regels 1633 en 1634, voor dividenden vermeld in art. 202, § 1, 1°, WIB 92, evenals voor dividenden vermeld in art. 202, § 1, 2°, WIB 92, die voortkomen uit in art. 210, § 1, 1° tot 2°, WIB 92, vermelde verrichtingen, overeenkom- stig het arrest van 18.10.2012 van het HvJEG nr. C-371/11 (maar met uitzondering van de overige, in art. 202, § 1, 2°, WIB 92, vermelde inkomsten), die de in art. 202, § 2, eerste lid, 1° tot 2°, WIB 92, opgenomen voorwaarden vervullen en die zijn verleend of toegekend door een vennootschap gevestigd in de Europese Economische Ruimte;

  • regels 1635 en 1636, voor andere inkomsten van Belgische oorsprong, andere dan deze vermeld op regel 1643 ;

  • regels 1637 en 1638, voor andere inkomsten van buitenlandse oorsprong, andere dan deze vermeld op regel 1643.

Op de regel 1635 zijn ook te vermelden, de inkomsten die voortvloeien uit verrichtingen zoals vermeld in de rubrieken ‘Gehele of gedeeltelijke verdeling van maatschappelijk vermogen’ (regels 1511 en 1512) in het vak ‘Bijzondere aanslagen met betrekking tot verrichtingen die vóór 01 .01.1990 hebben plaatsgevonden’, namelijk een bedrag gelijk aan het meerdere verschil tussen de sommen verkregen in geval van een niet van belasting vrijgestelde gehele of gedeeltelijke verdeling van het vermogen van een vennootschap en de aanschaffingsof beleggingsprijs van de bewijzen van deelgerechtigdheid die zijn terugbetaald of geruild door de vennootschap die deze had uitgegeven, eventueel verhoogd met de desbetreffende voorheen uitgedrukte en niet vrijgestelde meerwaarden; de aftrek is evenwel niet toegestaan in zover het meerdere bedrag overeenstemt met meerwaarden die vroeger zijn verkregen of vastgesteld naar aanleiding van een belastingvrije inbreng van een tak van de werkzaamheid of van een algemeenheid van goederen. Het voormelde verschil moet worden verhoogd met een fictieve roerende voorheffing te vermelden op regel 1636. Op regel 1643 zijn te vermelden de inkomsten die voortkomen uit de toepassing van art. 211, § 2, derde lid, WIB 92, of van bepalingen met een gelijkaardig effect in een andere lidstaat van de Europese Unie. Op regel 1645 is te vermelden, de winst die wordt uitgekeerd door een in art. 185/2, § 2, WIB 92, bedoelde buitenlandse vennootschap, in zover zij erin voorkomen en voor zover en in de mate dat de belastingplichtige heeft aangetoond dat die winst reeds in een vorig belastbaar tijdperk als niet uitgekeerde winst in toepassing van art. 185/2, WIB 92, in zijn hoofde werd belast en nog niet eerder werd vrijgesteld. (art. 202, § 3, WIB 92). Inzonderheid om, enerzijds, het in het vak ‘Definitief belaste inkomsten’ aan te geven bedrag en de in het vak ‘Verworpen uitgaven en overige bestanddelen van het resultaat’, onder de rubriek ‘Niet-aftrekbare belastingen’, op te nemen voorheffingen vast te stellen, en anderzijds de in het vak ‘Verrekenbare voorheffingen en overige verrekenbare bestanddelen’ te vermelden verrekenbare voorheffingen te verantwoorden, wordt een volledige en gedetailleerde opgave gevraagd van de portefeuille en van de andere activa die roerende inkomsten voortbrengen die in aanmerking komen voor de verrekening van de roerende voorheffing of het forfaitair gedeelte van buitenlandse belasting. Die opgave dient te vermelden de benaming, het aantal, de nominale eenheidswaarde, de oorspronkelijke aankoopprijs, de eventueel geboekte meerwaarden en waardeverminderingen, de eventueel geleden minderwaarden en de totale waarde van die effecten en activa. Indien de vennootschap niet gedurende het volledige belastbare tijdperk de volle eigendom van de roerende goederen en kapitalen, andere dan aandelen heeft gehad, het tijdperk vermelden waarin de vennootschap de volle eigendom van die roerende goederen of kapitalen heeft gehad. Deze in volgende rubrieken groeperen en daartegenover opgeven: de vervaldag of de datum van betaalbaarstelling en van inning van de inkomsten, het netto geïncasseerde en geboekte bedrag en de betreffende roerende voorheffing (eventueel met vermelding van de betreffende rubriek of subrubriek van het vak ‘Definitief belaste inkomsten’ en het bedrag, wat de definitief belaste inkomsten betreft), de benaming van de Belgische tussenpersoon door wiens bemiddeling inkomsten van buitenlandse oorsprong zijn geïnd, de roerende voorheffing en het forfaitair gedeelte van buitenlandse belasting die met de vennootschapsbelasting verrekenbaar zijn: a) aandelen waarvan de inkomsten werden onderworpen aan de roerende voorheffing door toedoen van de schuldenaar of van een in België gevestigde tussenpersoon; b) aandelen van binnenlandse vennootschappen waarvan de inkomsten van de roerende voorheffing zijn vrijgesteld; c) aandelen waarvan de inkomsten rechtstreeks in het buitenland zijn geïnd, met inbegrip van die welke zijn belegd in inrichtingen van de vennootschap gelegen in het buitenland, met afzonderlijke vermelding van die uit landen waarvan de winsten bij verdrag zijn vrijgesteld; d) rechten van deelneming van gemeenschappelijke beleggingsfondsen en aandelen van beleggingsvennootschappen waarvan de inkomsten uitgesplitst zijn; de inkomsten van de verschillende categorieën afzonderlijk vermelden; e) andere rechten van deelneming van gemeenschappelijke beleggingsfondsen; f) andere roerende activa waarvan de inkomsten rechtstreeks in het buitenland zijn geïnd; afzonderlijk die opgeven welke er aan een fiscale heffing werden onderworpen; g) andere activa die roerende inkomsten opbrengen.

VAK OVERDRACHT AFTREK DEFINITIEF BELASTE INKOMSTEN

De overdracht van de DBI-overschotten heeft betrekking op de inkomsten zoals bedoeld in art. 202, § 1, 1°, WIB 92, evenals de inkomsten vermeld in art. 202, § 1, 2°, WIB 92, die voortkomen uit in art. 210, § 1, 1° tot 2°, WIB 92, vermelde verrichtingen (Zie ook vak ‘Definitief belaste inkomsten’), die beantwoorden aan de voorwaarden vermeld in § 2, eerste lid, 1° en 2° van hetzelfde artikel, verleend of toegekend door een vennootschap die op het moment van de toekenning ervan is gevestigd in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte, met inbegrip van België. Op regel 1701 het saldo van de DBI-aftrek van het vorige aj. vermelden. Op regel 1702 het bedrag vermelden van de DBI-aftrek van het belastbare tijdperk dat niet kan worden afgetrokken wegens het gebrek aan restwinst en dat in aanmerking komt om overgedragen te worden naar het volgende belastbare tijdperk. Op regel 1703 het bedrag vermelden van de overgedragen DBI-aftrek dat werkelijk wordt afgetrokken tijdens het belastbare tijdperk. Op regel 1704 het saldo van de DBI-aftrek vermelden dat overdraagbaar is naar het volgende belastbare tijdperk (art. 205, § 3, WIB 92).

VAK COMPENSEERBARE VERLIEZEN

Het bedrag van de vorige beroepsverliezen dat in beginsel voor compensatie in aanmerking komt, vermelden op regel 1721 (in voorkomend geval rekening houden met de aftrekbeperkingen bedoeld in art. 206, § 2, WIB 92, en de uitsluiting bedoeld in art. 207, achtste lid, WIB 92 ). Het bedrag van de vorige beroepsverliezen van buitenlandse oorsprong die geleden zijn binnen een lidstaat van de Europese Economische Ruimte die als definitief kunnen worden aangemerkt, vermelden op regel 1726 (art. 185, § 3, eerste, tweede, vierde en vijfde lid, WIB 92). Die bepaling wordt besproken in de ‘ Circulaire 2023 /C/ 103 over de fiscale behandeling van de buitenlandse beroepsverliezen ’ van 21. 12. 2023. Op de regel 1723 ‘Gecompenseerde verliezen’, moeten de tijdens het belastbare tijdperk gecompenseerde verliezen worden vermeld (namelijk de verliezen vermeld op de regel 1436 van de rubriek ‘Vorige verliezen’ van het vak ‘Uiteenzetting van de winst’, alsmede de compenseerbare vorige verliezen die zijn geleden in landen waar de winsten bij verdrag zijn vrijgesteld, in zover ze zijn gedekt door de bij verdrag vrijgestelde winst van het belastbare tijdperk) (zie ook de rubriek ‘Vorige verliezen’ van het vak ‘Uiteenzetting van de winst’). In voorkomend geval het bedrag van het in het belastbare tijdperk geleden beroepsverlies, zoals dat volgt uit de regel 1490 ‘Resterend resultaat volgens oorsprong na correcties’ van het vak ‘Uiteenzetting van de winst’, vermelden op regel 1722. In voorkomend geval het bedrag van de beroepsverliezen in de landbouw door ongunstige weersomstandigheden waarvoor de vennootschap de toepassing heeft gevraagd van de achterwaartse verliesaftrek, vermelden op regel 1724 (art. 206, § 4, WIB 92). Het betreft het gedeelte van de beroepsverliezen geleden door een vennootschap die beantwoordt aan de criteria bedoeld in art. 78, § 2, vierde lid, WIB 92, dat toe te schrijven is aan schade aan landbouwteelten veroorzaakt door ongunstige weersomstandigheden die hebben plaatsgevonden vanaf 01.01.2018 en geleden in een gewest waarmee een in art. 78, § 2, derde lid, WIB 92, bedoeld protocol werd gesloten. De voormelde beroepsverliezen worden, op vraag van de vennootschap, achtereenvolgens afgetrokken van de beroepsinkomsten van de drie belastbare tijdperken voorafgaand aan dat waarin de schade definitief is vastgesteld, te beginnen met het oudste. Het gedeelte van deze beroepsverliezen dat niet in aftrek kan worden gebracht van de voormelde beroepsinkomsten wordt van de beroepsinkomsten van de volgende belastbare tijdperken afgetrokken. De vennootschap vraagt de toepassing van de achterwaartse verliesaftrek aan de hand van het formulier zoals bedoeld in art. 49quater, KB/WIB 92 ( formulier 276 CARRY ) dat moet worden ingediend bij het centrum waaronder ze ressorteert voor het aj. dat verbonden is met het belastbare tijdperk waarin de schade definitief door het gewest is vastgesteld en dit binnen de indieningstermijn van de aangifte in de vennootschapsbelasting van dat aj. In voorkomend geval het gedeelte van de beroepsverliezen in de landbouw door ongunstige weersomstandigheden, dat niet kon worden afgetrokken van de winst van de drie belastbare tijdperken voorafgaand aan het belastbare tijdperk waarin de achterwaartse verliesaftrek door de vennootschap werd gevraagd, vermelden op regel 1725. Tenslotte het bedrag van de naar het volgende belastbare tijdperk over te brengen te compenseren beroepsverliezen op regel 1730 vermelden.

VAK OVERDRACHT AFTREK VOOR RISICOKAPITAAL

Het bedrag van de overgedragen aftrek voor risicokapitaal dat in beginsel voor aftrek in aanmerking komt, vermelden op regel 1711 (in voorkomend geval rekening houden met de bepalingen van art. 207, achtste lid, WIB 92). Op regel 1712 moet het saldo worden vermeld van de aftrek voor risicokapitaal dat volgens art. 536, WIB 92, in principe overdraagbaar is naar latere belastbare tijdperken.

VAK TARIEF VAN DE BELASTING

Verminderd tarief van 20 % op de eerste schijf van 100.000 euro Indien de vennootschap een ‘kleine vennootschap’ is, kan zij in beginsel aanspraak maken op het verminderd tarief van 20 % op de eerste schijf van 100.000 euro (art. 215, tweede lid, WIB 92). De volgende vennootschappen die een ‘kleine vennootschap’ zijn, zijn evenwel uitgesloten van het voormelde tarief: a) vennootschappen (andere dan overeenkomstig art. 8:4, WVV, erkende coöperatieve vennootschappen) die aandelen bezitten waarvan de beleggingswaarde meer bedraagt dan 50 %, hetzij van de gerevaloriseerde waarde van het gestorte kapitaal, hetzij van het gestorte kapitaal verhoogd met de belaste reserves en de geboekte meerwaarden. In aanmerking komen de waarde van de aandelen en het bedrag van het gestorte kapitaal, de reserves en de meerwaarden op de dag waarop de vennootschap die de aandelen bezit haar jaarrekening heeft opgesteld. Om te bepalen of de grens van 50 % overschreden is, worden de aandelen, die ten minste 75 % vertegenwoordigen van het gestorte kapitaal van de vennootschap die de aandelen heeft uitgegeven, niet in aanmerking genomen; b) vennootschappen (andere dan overeenkomstig art. 8:4, WVV, erkende coöperatieve vennootschappen) waarvan de aandelen die het maatschappelijk kapitaal vertegenwoordigen voor ten minste de helft in het bezit zijn van één of meer andere vennootschappen; c) vennootschappen (andere dan overeenkomstig art. 8:4, WVV, erkende coöperatieve vennootschappen) die vanaf het vijfde belastbaar tijdperk vanaf hun oprichting zoals bedoeld in art. 145^26, § 1, derde en vierde lid, WIB 92, niet aan ten minste één in art. 32, WIB 92, bedoelde bedrijfsleider een bezoldiging toekennen ten laste van het resultaat van het belastbare tijdperk die gelijk is aan of hoger is dan:

- ofwel 45.000 euro;

- ofwel het belastbaar inkomen van de vennootschap; d) beleggingsvennootschappen zoals bedoeld in de art. 6, 271/5 en 281/10, W 03.08.2012, beleggingsvennootschap- pen zoals bedoeld in de art. 181, 282, 288 en 298, W 19.04.2014, Europese langetermijnbeleggingsinstellingen, gereglementeerde vastgoedvennootschappen, de beleggingsvennootschappen met vast kapitaal voor belegging in vastgoed, alsmede de organismen voor de financiering van pensioenen zoals bedoeld in art. 8, W 27.10.2006, in de mate dat art. 185bis, § 1, WIB 92, toepassing vindt. Enkel indien de vennootschap aanspraak kan maken op het verminderde tarief, het vakje op de regel 1754 aanvinken (in de papieren aangifte moet op die regel ‘JA’ worden vermeld). Gewoon tarief van 5 % Het tarief bedraagt 5 % voor bepaalde vennootschappen voor huisvestingskrediet, zoals vermeld in art. 216, 2°, b, WIB 92. Enkel indien de vennootschap onderworpen is aan dat tarief, het vakje op de regel 1753 aanvinken (in de papieren aangifte moet op die regel ‘JA’ worden vermeld).

VAK VOORAFBETALINGEN

Een vennootschap die als ‘kleine vennootschap’ wordt aangemerkt, is geen vermeerdering verschuldigd op de vennootschapsbelasting die betrekking heeft op de eerste drie boekjaren vanaf haar oprichting. Enkel in dit geval, het vakje op de regel 1801 aanvinken (in de papieren aangifte moet op die regel ‘JA’ worden vermeld). Op regel 1810 dient het totaal bedrag van de in mindering van de vennootschapsbelasting van het aj. 2024 gestorte sommen te worden vermeld.

VAK OVERDRACHT VAN HET FISCALE VOORDEEL VERBONDEN AAN HET OVERSCHOT AAN VOORAFBETALINGEN IN HET KADER VAN DE BINNENLANDSE BIJHEFFING VOOR GROEPEN VAN MULTINATIONALE ONDERNEMINGEN EN OMVANGRIJKE BINNENLANDSE GROEPEN

Dit vak is bedoeld om een overeenstemming te maken tussen de aangifte in de vennootschapsbelasting en de aangifte in de binnenlandse bijheffing voor groepen van multinationale ondernemingen en omvangrijke binnenlandse groepen. Volgens art. 30, § 2, W 19.12.2023, kan het overschot aan voorafbetalingen in de vennootschapsbelasting in aanmerking worden genomen in het kader van de binnenlandse bijheffing om een belastingvermeerdering wegens geen of ontoereikende voorafbetalingen geheel of gedeeltelijk te vermijden. Het vakje op de regel 1820 aanvinken (in de papieren aangifte moet op die regel ‘JA’ worden vermeld), als de vennootschap deel uitmaakt van een groep van multinationale ondernemingen of van een omvangrijke binnenlandse groep en zij een overschot heeft aan voorafbetalingen in de vennootschapsbelasting waarvan het fiscale voordeel wordt overgedragen naar de binnenlandse bijheffing. Op de regels 1816 tot 1819 het overschot aan voorafbetalingen dat in aanmerking kan worden genomen in het kader van de binnenlandse bijheffing vermelden. Die voorafbetalingen komen overeen met de voorafbetalingen die vermeld zijn in het overeenstemmende vak van de aangifte in de binnenlandse bijheffing.

VAK VERREKENBARE VOORHEFFINGEN EN OVERIGE VERREKENBARE BESTANDDELEN

In dit vak moeten de verschillende voorheffingen en andere bestanddelen worden vermeld die met de verschuldigde vennootschapsbelasting verrekenbaar zijn (zie ook de toelichting bij het vak ‘Definitief belaste inkomsten’, laatste lid).

Niet-terugbetaalbare voorheffingen

Te vermelden: op regel 1830 : het totale bedrag van de verrekenbare en niet-terugbetaalbare voorheffingen (totaal van de op regels 1831 tot 1833, 1835 en 1836 ingeschreven bedragen); op regel 1831 : de verrekenbare fictieve roerende voorheffing in verband met de tijdens het belastbare tijdperk verkregen inkomsten van sommige vóór 01.12.1962 uitgegeven effecten (zie inzonderheid art. 292, WIB 92); op regel 1832 : het verrekenbare forfaitair gedeelte van de buitenlandse belasting in verband met inkomsten van bepaalde roerende goederen en kapitalen van buitenlandse oorsprong (andere dan dividenden) en in verband met bepaalde diverse inkomsten van roerende aard van buitenlandse oorsprong (zie inzonderheid de art. 285 tot 289 en 292, WIB 92); op regel 1836: de in art. 289/1, WIB 92, bedoelde buitenlandse belasting op de niet-uitgekeerde winst van een buitenlandse vennootschap of een buitenlandse inrichting die als CFC wordt aangemerkt, zoals bedoeld in art. 185/2, WIB 92. Indien een aj. geen of onvoldoende belasting oplevert om de buitenlandse belasting te kunnen verrekenen, wordt het voor dat aj. niet verrekende gedeelte niet terugbetaald, maar overgedragen naar een volgend aj. Daarom wordt gevraagd om een overzicht bij te houden van het verrekende bedrag en het overdraagbare saldo; Deze bepaling wordt besproken in de ‘Circulaire 2024/C/82 over de gewijzigde CFC-regeling’ van 13.12.2024. op regel 1833 : het volgens inzonderheid de art. 289quater tot 289novies, 292bis en 530, WIB 92, verrekenbare belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling (opgave 275 W) ; op regel 1835: de andere verrekenbare en niet-terugbetaalbare bestanddelen, niet bedoeld op de regels 1831 tot 1833 en 1836 hierboven.

Buitenlands belastingkrediet voorzien bij bepaalde overeenkomsten ter vermijding van dubbele belasting

Bedoeld is het geheel of gedeeltelijk bedrag van de buitenlandse belasting, geheven op dividenden van buitenlandse oorsprong, die in toepassing van de in werking zijnde overeenkomst ter vermijding van dubbele belasting die België heeft gesloten met de Staat waarvan die dividenden afkomstig zijn, in mindering wordt gebracht van de er op betrekking hebbende vennootschapsbelasting. Dit in mindering te brengen bedrag mag het deel van de vennootschapsbelasting dat evenredig betrekking heeft op die dividenden, niet te boven gaan. Op regel 1834 het bedrag vermelden dat werkelijk in mindering kan worden gebracht, d.w.z. in voorkomend geval beperkt tot het bedrag van de vennootschapsbelasting dat evenredig betrekking heeft op die dividenden.

Terugbetaalbare voorheffingen

Te vermelden: op regel 1840 : het totale bedrag van de verrekenbare en terugbetaalbare voorheffingen (totaal van de op regels 1841 tot 1846 en 1859 ingeschreven bedragen);

op regel 1841: de verrekenbare roerende voorheffing, behalve die bedoeld op Belgische definitief belaste liquidatieboni of boni bij verkrijging van eigen aandelen, hierna, in verband met de tijdens het belastbare tijdperk verkregen dividenden van Belgische oorsprong zoals bedoeld in het vak ‘Definitief belaste inkomsten’ (zie inzonderheid de art. 281 en 282, WIB 92); op regel 1842: de verrekenbare roerende voorheffing met betrekking tot de tijdens het belastbare tijdperk verkregen uitkeringen zoals bedoeld in het vak ‘Definitief belaste inkomsten’ die worden aangemerkt als dividenden in art. 186, 187 en 209, WIB 92, in geval van gehele of gedeeltelijke verdeling van het maatschappelijk vermogen van een vennootschap of van verkrijging van eigen aandelen door een vennootschap (zie inzonderheid de art. 281 en 282, WIB 92); op regel 1843 : de verrekenbare roerende voorheffing, behalve die bedoeld op de buitenlandse definitief belaste liquidatieboni of boni bij verkrijging van eigen aandelen, met betrekking tot de in het belastbare tijdperk geïnde of verkregen dividenden van buitenlandse oorsprong zoals bedoeld in het vak ‘Definitief belaste inkomsten’ (zie inzonderheid de art. 281 en 282, WIB 92); op regel 1844 : de verrekenbare roerende voorheffing met betrekking tot de tijdens het belastbare tijdperk verkregen, niet op regel 1842 hierboven bedoelde uitkeringen die worden aangemerkt als dividenden in de art. 186, 187 en 209, WIB 92, in geval van gehele of gedeeltelijke verdeling van het maatschappelijk vermogen van een vennootschap of van verkrijging van eigen aandelen door een vennootschap; op regel 1845 : de verrekenbare roerende voorheffing in verband met de tijdens het belastbare tijdperk verkregen dividenden niet bedoeld op de regels 1841 tot 1844 hierboven; op regel 1846: de verrekenbare roerende voorheffing in verband met de tijdens het belastbare tijdperk verkregen inkomsten, niet bedoeld op de regels 1831 en 1841 tot 1845 hierboven (zie inzonderheid de art. 279 tot 282, WIB 92); op regel 1859: de andere verrekenbare en terugbetaalbare bestanddelen (zoals meer bepaald belastingkredieten) niet bedoeld op de regels 1841 tot 1846, 1850, 1851, 1853 en 1855.

Belastingkrediet voor de verhoging van de fietskilometervergoeding in toepassing van CAO nr. 164

Volgens de art. 31 en 32, W 28.12.2023, kan de vennootschap, onder bepaalde voorwaarden, de verrekening vragen van een belastingkrediet voor de verhoging van de fietskilometervergoeding, toegekend in toepassing van CAO nr. 164 voor de woon-werkverplaatsingen, die zij toekent voor de verplaatsingen gedaan in de periode van 01.05.2023 tot en met 31 .12. 2024 (zie ook rubriek ‘Uitgaven met betrekking tot de verhoging van de fietskilometervergoeding in toepassing van CAO nr. 164 waarvoor een belastingkrediet wordt verleend’ van het vak ‘Verworpen uitgaven en overige bestanddelen van het resultaat’). Dit belastingkrediet moet worden vermeld op regel 1853. Het wordt volledig met de vennootschapsbelasting verrekend en het eventuele saldo wordt terugbetaald. Volgens art. 1, tweede lid, van het koninklijk besluit van 07.01.2024 tot vastlegging van de modaliteiten voor de toepassing van het belastingkrediet voor de fietskilometervergoeding toegekend in toepassing van CAO nr. 164, moet de vennootschap de in art. 1, eerste lid, van dat koninklijk besluit bedoelde bijlage (document), toevoegen aan haar aangifte. Deze bepaling wordt besproken in de ‘Circulaire 2024/C/46 over het belastingkrediet voor de fietskilometervergoeding toegekend in toepassing van de CAO nr. 164’ van 01.07.2024.

Belastingkrediet voor de facultatieve verhoging van de fietskilometervergoeding voor woon werkverplaatsingen

Volgens de art. 18 en 19, W 22 .12.2023, kan de vennootschap, onder bepaalde voorwaarden, de verrekening vragen van een belastingkrediet voor de facultatieve verhoging van de fietskilometervergoeding voor de woon-werkverplaatsingen die zij toekent voor de verplaatsingen gedaan in de periode van 01.01.2024 tot en met 31.12.2026 (zie ook rubriek ‘Uitgaven met betrekking tot de facultatieve verhoging van de fietskilometervergoeding voor woon-werkverplaatsingen waarvoor een belastingkrediet wordt verleend’ van het vak ‘Verworpen uitgaven en overige bestanddelen van het resultaat’). De aandacht wordt erop gevestigd dat dit belastingkrediet niet kan worden verleend voor de verhoging van de fietskilometervergoeding waarvoor de toepassing van het belastingkrediet zoals bedoeld in de art. 30 tot 35, W 28.12.2023 wordt gevraagd (zie hierboven rubriek “Belastingkrediet voor de verhoging van de fietskilometervergoeding in toepassing van CAO nr. 164”). Dit belastingkrediet moet worden vermeld op regel 1855. Het wordt volledig met de vennootschapsbelasting verrekend en het eventuele saldo wordt terugbetaald. Volgens art. 2, van het koninklijk besluit van 21. 03 .2024 tot vastlegging van de modaliteiten voor de toepassing van het belastingkrediet voor de facultatieve verhoging van de fietskilometervergoeding, moet de vennootschap de in art. 1, van dat koninklijk besluit bedoelde bijlage (document) toevoegen, aan haar aangifte. Deze bepaling wordt besproken in de ‘Circulaire 2024/C/56 over het belastingkrediet voor de facultatieve verhoging van de fietskilometervergoeding’ van 05.09.2024.

Belastingkrediet voor de verdeelkostprijzen voor de levering van kranten en tijdschriften

Volgens de art. 50 en 51, W 12.05.2024, kan de vennootschap-uitgeefster, onder bepaalde voorwaarden, de verrekening vragen van een belastingkrediet ten belope van een gedeelte van de verdeelkosten, gedaan of gedragen vanaf 01.07.2024 tot en met 31.12.2026, en die zij werkelijk ten laste heeft genomen, voor de levering van kranten en tijdschriften (zie ook de rubriek ‘Verdeelkostprijzen voor de levering van kranten en tijdschriften waarvoor een belastingkrediet wordt verleend’ van het vak ‘Verworpen uitgaven en overige bestanddelen van het resultaat’). Dit belastingkrediet moet worden vermeld op regel 1951. Het wordt volledig met de vennootschapsbelasting verrekend en het eventuele saldo wordt terugbetaald. Deze bepaling wordt besproken in de ‘Circulaire 2024 /C/ 69 over het belastingstelsel voor de verdeling van papieren publicaties’ van 04 .11 .2024.

Belastingkrediet voor de verhoging van de tussenkomst van de werkgever in een treinabonne ment

Volgens art. 57, W 12.05.2024, kan de vennootschap, die een werkgever is zoals bedoeld in § 1, tweede lid van dat artikel, onder bepaalde voorwaarden, de verrekening vragen van een belastingkrediet voor de verhoging van de tussenkomst in een treinabonnement, die zij betaalt of toekent in de periode van 01.01.2024 tot en met 31.12.2027 (zie ook de rubriek ‘Tussenkomst van de werkgever in een treinabonnement ten belope van het bedrag van het verleende belastingkrediet’ van het vak ‘Verworpen uitgaven en overige bestanddelen van het resultaat’). Dit belastingkrediet moet worden vermeld op regel 1953. Het wordt volledig met de vennootschapsbelasting verrekend en het eventuele saldo wordt terugbetaald. Volgens art. 4, § 2, van het koninklijk besluit van 17.07.2024 met betrekking tot de toepassing van het belastingkrediet voor de verhoging van de tussenkomst van de werkgever in een treinabonnement, moet de vennootschap de in art. 4, § 1, van dat koninklijk besluit bedoelde bijlage (document) toevoegen aan haar aangifte.

Belastingkrediet voor onderzoek en ontwikkeling dat voor het huidig belastbare tijdperk terug betaalbaar is

Op regel 1850 moet het gedeelte van het voor het aj. 2021 aangegeven verrekenbare en terugbetaalbare belastingkrediet worden vermeld dat niet kon worden verrekend met de vennootschapsbelasting die betrekking heeft op de aj. 2021 tot 2025 en aldus terugbetaalbaar is.

VAK GRONDSLAG VAN DE EXITHEFFING

Hier moet worden vermeld, in voorkomend geval na proportionele verrekening van de aftrekken zoals vermeld in de art. 199 tot 206, WIB 92:

  • het gedeelte van het maatschappelijk vermogen dat als uitgekeerd dividend wordt aangemerkt ten gevolge van de overdracht zoals bedoeld in art. 210, § 1, 4°, WIB 92, van de voornaamste inrichting of de zetel van bestuur of beheer naar een andere lidstaat van de Europese Unie of naar een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte waarmee België een van toepassing zijnde overeenkomst heeft die in wederzijdse bijstand voor de invorde- ring voorziet en in de mate dat dit dividend voortvloeit uit de meerwaarden op de ten gevolge van de verrichting overgedragen bestanddelen, die aangewend worden en behouden blijven in de fiscale woonplaats van de vennoot- schap of binnen een buitenlandse inrichting van deze vennootschap die gevestigd zijn in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte waarmee België een van toepassing zijnde overeenkomst heeft die in wederzijdse invorderingsbijstand voorziet;

  • het gedeelte van het maatschappelijk vermogen dat als uitgekeerd dividend wordt aangemerkt ten gevolge van een fusie, een splitsing, een met fusie door overneming gelijkgestelde verrichting of een met een splitsing gelijkgestelde verrichting, en waarop de bepalingen van art. 211, WIB 92, van toepassing zijn en in de mate dat dit dividend voort- vloeit uit de meerwaarden op de ten gevolge van de verrichting verkregen bestanddelen, die aangewend worden en behouden blijven in de fiscale woonplaats van een vennootschap of een buitenlandse inrichting van deze vennoot- schap die gevestigd zijn in een andere lidstaat van de Europese Unie of in een andere lidstaat van de Europese Economische Ruimte waarmee België een van toepassing zijnde overeenkomst heeft die in wederzijdse invorde- ringsbijstand voorziet;

  • de in art. 185/1, WIB 92, bedoelde meerwaarden (zie ook ‘Meerwaarden bij een overdracht van activa aan een buitenlandse vaste inrichting’ van de rubriek ‘Onzichtbare reserves’ van het vak ‘Reserves, A. Belastbare gereser- veerde winst’);

  • het gedeelte van het maatschappelijk vermogen dat als uitgekeerd dividend wordt aangemerkt bij toepassing van art. 210/1, WIB 92, in het geval dat de vennootschap niet langer onderworpen is aan de vennootschapsbelasting en aan de rechtspersonenbelasting onderworpen is;

  • de in art. 18, eerste lid, 3°/1, WIB 92, bedoelde niet uitgekeerde winst die vanaf 01.01.2024 wordt geacht te zijn toegekend of betaalbaar gesteld, als die afkomstig is van een juridische constructie die gevestigd is in een lidstaat van de Europese Economische Ruimte. Voor het resterend verschuldigd gedeelte van de belasting die is gevestigd op die inkomsten, kan de vennootschap in principe kiezen tussen:

  • ofwel de onmiddellijke betaling;

  • ofwel de gespreide betaling zoals vermeld in art. 413/1, § 2, WIB 92. De keuze voor de gespreide betaling moet, binnen een termijn van twee maanden vanaf de toezending van het aan- slagbiljet, aan de bevoegde ontvanger worden bekendgemaakt door middel van het formulier zoals vermeld in art. 413/1, § 4, WIB 92. Er wordt opgemerkt dat de vermeerdering ingeval geen of ontoereikende voorafbetalingen zijn gedaan niet van toepas- sing is op dit gedeelte van de belasting (art. 218, § 1, eerste lid, WIB 92).

VAK VERMEERDERING INGEVOLGE DE OVERSCHRIJDING VAN DE MAXIMALE STEUNINTENSITEIT TEN GEVOLGE VAN DE ACHTERWAARTSE AFTREK VAN LANDBOUWVERLIEZEN

Wanneer de belastingplichtige heeft geopteerd voor de achterwaartse aftrek van landbouwverliezen in toepassing van art. 206, § 4, WIB 92, (zie ook het vak ‘Compenseerbare verliezen’, regels 1724 en 1725) en ingevolge die aftrek het teveel aan belasting in toepassing van art. 375/1, WIB 92, van rechtswege is ontheven, op regel 1877 de overeenkomstig art. 168/1, § 3, WIB 92, bepaalde vermeerdering vermelden.

VAK AFTREK VOOR INNOVATIE-INKOMSTEN

In het kader van de gegevensuitwisseling met de OESO te verzamelen informatie Het vakje op de regel 1880 aanvinken (in de papieren aangifte moet op die regel ‘JA’ worden vermeld) indien in de op de regels 1439 of 1442 vermelde aftrek voor innovatie-inkomsten bedragen zijn begrepen die, overeenkomstig een voorafgaande beslissing, werden vastgesteld door de afzonderlijk bepaalde innovatie-inkomsten te vermenigvuldigen met een breuk vastgesteld op basis van de verhouding van de toegevoegde waarde van de door de vennootschap zelf uitgevoerde activiteiten voor onderzoek en ontwikkeling in verhouding tot het geheel van activiteiten voor onderzoek en ontwikkeling met betrekking tot een bepaald intellectueel eigendomsrecht (art. 205/3, § 2, WIB 92).

VAK GROOTTE VAN DE VENNOOTSCHAP

Dit vak heeft als doel te bepalen of een vennootschap al dan niet als een ‘kleine vennootschap’ moet worden beschouwd. Het vakje op de regel 1871 aanvinken (in de papieren aangifte moet op die regel ‘JA’ worden vermeld) indien de vennootschap is verbonden met één of meerdere andere vennootschappen in de zin van art. 1:20, WVV, zoals vermeld in art. 1 : 24, § 6, van hetzelfde Wetboek. Indien dat niet het geval is, moet op de regel 1871 niets vermeld worden.

Voor een VZW, stichting of een andere rechtspersoon die op overeenkomstige wijze beantwoordt aan de criteria zoals opgenomen in art. 1:24, §§ 1 tot 6, WVV, moet eveneens worden nagegaan of er verbondenheid bestaat in de zin van art. 1:20, WVV. De gegevens op de regels 1872 tot 1874 op niet-geconsolideerde basis vermelden tenzij het vakje op de regel 1871 is aangevinkt (in de papieren aangifte is op die regel ‘JA’ vermeld). Indien het vakje op de regel 1871 is aangevinkt, de gegevens vermelden op de wijze zoals vermeld in art. 1:24, § 6, eerste lid, WVV of, in voorkomend geval, op de wijze zoals vermeld in art. 1:24, § 6, tweede lid, WVV. Op de regel 1872 het jaargemiddelde van het aantal werknemers vermelden. Het gemiddelde aantal tewerkgestelde werknemers is het gemiddelde van het aantal werknemers uitgedrukt in voltijdse equivalenten dat is geregistreerd in de DIMONA-databank (koninklijk besluit van 05 .11.2002 tot invoering van een onmiddellijke aangifte van tewerkstelling, met toepassing van art. 38 van de wet van 26 juli 1996 tot modernisering van de sociale zekerheid en tot vrijwaring van de leefbaarheid van de wettelijke pensioenstelsels), per einde van elke maand van het boekjaar. Het aantal werknemers uitgedrukt in voltijdse equivalenten is gelijk aan het arbeidsvolume uitgedrukt in voltijds tewerkgestelde equivalenten, te berekenen voor de deeltijdse werknemers op basis van het contractueel aantal te presteren uren, gerelateerd ten opzichte van de normale arbeidsduur van een vergelijkbare voltijdse werknemer. Op regel 1873 het bedrag van de jaarlijkse netto-omzet zoals bedoeld in art. 1:26/1, WVV, exclusief BTW, van het belastbare tijdperk vermelden. Wanneer de opbrengsten voor meer dan de helft bestaan uit opbrengsten die niet beantwoorden aan de omschrijving van de post ‘netto-omzet’, dan wordt onder netto-omzet verstaan: het totaal van de bedrijfsen financiële opbrengsten met uitsluiting van de niet-recurrente opbrengsten. Op regel 1874 het balanstotaal vermelden. Dit is de totale boekwaarde van de activa zoals ze blijkt uit het balansschema dat vastgesteld is bij het KB/WVV.

VAK GECONTROLEERDE BUITENLANDSE ONDERNEMINGEN

De vennootschap moet in zijn aangifte het bestaan melden van elke buitenlandse vennootschap of buitenlandse inrichting, die in toepassing van art. 185/2, § 3, WIB 92, als CFC wordt aangemerkt (art. 307, § 1/2, vijfde en zesde lid, WIB 92). Indien de belastingplichtige een buitenlandse vennootschap aanhoudt die als CFC wordt aangemerkt of waarvan de buitenlandse inrichting als CFC wordt aangemerkt, moet zij:

  • het vakje op de regel 1903 aanvinken (in de papieren aangifte op die regel ‘JA’ vermelden);

  • de naam, het adres van de zetel van bestuur of beheer (straat en nummer, postcode en gemeente, land) en in voorkomend geval het identificatienummer van de betrokken buitenlandse vennootschap vermelden;

  • in voorkomend geval het land vermelden waar de buitenlandse inrichting is gelegen;

  • het toegepaste percentage zoals bedoeld in art. 185/2, § 2, vijfde lid, WIB 92, vermelden;

  • het vakje op de regel 1904 aanvinken als een in art. 185/2, § 4, WIB 92, bedoelde vrijstelling wordt ingeroepen (in de papieren aangifte op die regel ‘JA’ vermelden). Indien de belastingplichtige een buitenlandse inrichting heeft die als CFC wordt aangemerkt, moet zij het vakje op de regel 1905 aanvinken (in de papieren aangifte op die regel ‘JA’ vermelden). Indien meerdere buitenlandse vennootschappen en/of meerdere buitenlandse inrichtingen moeten worden aangege- ven, een bijlage toevoegen, die per buitenlandse vennootschap en/of per buitenlandse inrichting, de hiervoor gevraagde informatie bevat. Die bijlage moet worden toegevoegd in de rubriek ‘Bijlage met betrekking tot de gecontroleerde bui- tenlandse ondernemingen als meerdere buitenlandse vennootschappen en/of meerdere buitenlandse inrichtingen moe- ten worden aangegeven’ van het tabblad 275.1.B van de aangifte. Deze bepaling wordt besproken in de ‘Circulaire 2024/C/82 over de gewijzigde CFC-regeling’ van 13.12.2024.

VAK GROEPSBIJDRAGEOVEREENKOMSTEN

Hier moet worden vermeld het ondernemingsnummer van elke binnenlandse vennootschap of van elke Belgische inrichting van een buitenlandse vennootschap waarmee de belastingplichtige voor dit aj. een groepsbijdrage overeenkomst heeft afgesloten.

CORRECTIES EN BEPERKING VAN BEPAALDE AFTREKKEN IN TOEPASSING VAN HET DIAMANT STELSEL

Bedoeld zijn de correcties die in toepassing van het Diamant Stelsel, zoals vermeld in de art. 67 tot 70, W 10. 08.2015, zoals laatst gewijzigd door de W 05.07.2022, in de aangifte moeten worden doorgevoerd.

Correctie in functie van de forfaitair vastgestelde brutowinst

Bedoeld is de brutowinst die wordt bepaald door de kostprijs van de verkochte diamant. a) Negatief verschil tussen de forfaitair vastgestelde brutowinst en de boekhoudkundig vastgestelde brutowinst Wanneer de voormelde forfaitair vastgestelde brutowinst minder bedraagt dan de boekhoudkundig vastgestelde brutowinst wordt dit verschil in de aangifte gecorrigeerd via een aanpassing in meer van de begintoestand van de reserves. In voorkomend geval het bedrag van dit verschil op de regel 1057 van het vak ‘Belastbare gereserveerde winst’ vermelden (Negatieve correctie in toepassing van het Diamant Stelsel). b) Positief verschil tussen de forfaitair vastgestelde brutowinst en de boekhoudkundig vastgestelde brutowinst Wanneer de voormelde forfaitair vastgestelde brutowinst meer bedraagt dan de boekhoudkundig vastgestelde brutowinst wordt ten belope van dit verschil een verworpen uitgave in aanmerking genomen. In voorkomend geval het bedrag van dit verschil op de regel 1226 van het vak ‘Verworpen uitgaven en overige bestanddelen van het resultaat’ vermelden.

Niet-aftrekbare waardeverminderingen op voorraden en niet-aftrekbare kosten

Bedoeld zijn de in het Diamant Stelsel voorziene niet-aftrekbare waardeverminderingen op voorraden en niet-aftrekbare kosten. Het totale bedrag van die waardeverminderingen en kosten op de regel 1227 van het vak ‘Verworpen uitgaven en overige bestanddelen van het resultaat’ vermelden.

Positief verschil tussen de referentiebezoldiging voor een bedrijfsleider en de hoogste bedrijfs leidersbezoldiging

Bedoeld is het positief verschil tussen de in het Diamant Stelsel voorziene referentiebezoldiging voor een bedrijfsleider en de ten laste van het belastbare tijdperk genomen hoogste bedrijfsleidersbezoldiging van de vennootschap. In voorkomend geval het bedrag van dat verschil op de regel 1228 van het vak ‘Verworpen uitgaven en overige bestanddelen van het resultaat’ vermelden.

Correctie in functie van het minimumbedrag van het netto belastbaar inkomen uit de diamant handel

Wanneer het netto belastbaar inkomen uit de diamanthandel minder bedraagt dan 0, 55 % van de omzet uit de diamanthandel, wordt ten belope van dat verschil een verworpen uitgave in aanmerking genomen, behalve indien de boekhoudkundig vastgestelde nettowinst om redenen van diefstal, faillissement van een klant of faillissement van de betrokken geregistreerde diamanthandelaar minder bedraagt dan het voormelde percentage. In voorkomend geval het bedrag van dat verschil op de regel 1229 van het vak ‘Verworpen uitgaven en overige bestanddelen van het resultaat’ vermelden. Onder deze rubriek moeten eveneens worden vermeld, in plaats van onder de rubriek ‘Niet-aftrekbare betalingen naar bepaalde Staten’ (regel 1223) van vak ‘Verworpen uitgaven en overige bestanddelen van het resultaat’, de betalingen die vanaf 01.07.2022 rechtstreeks of onrechtstreeks zijn verricht aan personen, vaste inrichtingen of bankrekeningen die in art. 307, § 1/2, eerste lid, WIB 92, worden bedoeld indien die betalingen niet zijn aangegeven overeenkomstig dat artikel, of als de betalingen toch aangegeven zijn, indien de belastingplichtige niet door alle rechtsmiddelen heeft aangetoond dat zij in het kader van werkelijke en oprechte verrichtingen en met personen andere dan artificiële constructies zijn verricht (art. 68, derde lid, W 10.08.2015 zoals ingevoegd door art. 62, W 05.07.2022).

Beperking van de aftrek van vorige verliezen en van de aftrek voor risicokapitaal die onbeperkt werd overgedragen van de vorige belastbare tijdperken, in functie van het minimumbedrag van het netto belastbaar inkomen uit de diamanthandel

Het bedrag van de aftrek van vorige verliezen en het bedrag van de aftrek voor risicokapitaal dat onbeperkt werd overgedragen van de vorige belastbare tijdperken, die werkelijk zouden kunnen worden afgetrokken (resp. regels 1436 en 1443 ), worden beperkt voor zover en in de mate dat het netto belastbaar inkomen uit de diamanthandel door de toepassing van één of meerdere van die aftrekken minder bedraagt dan 0, 55 % van de omzet uit die diamanthandel. MODEL 275.1 Ned.